Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2021 in de zaak tussen
[naam] , te [woonplaats] , eiser
[naam] B.V., te [vestigingsplaats] , ex-werkgever
Rechtbank Oost-Brabant
Op 9 juni 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Akdeniz, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft een beroep tegen een besluit van het UWV, waarin de uitkering van de eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 1 oktober 2019 werd verhoogd naar € 572,46 bruto per maand. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser stelde beroep in, waarbij hij aanvoerde dat de verzekeringsartsen onvoldoende onderzoek hadden verricht naar zijn beperkingen, met name na een verkeersongeval in 2016. Tijdens de zitting op 3 maart 2021 werd het onderzoek heropend omdat de ex-werkgever niet op de hoogte was gesteld van een rapport van 24 februari 2021. De rechtbank oordeelde dat het UWV de lichamelijke en psychische beperkingen van eiser niet had onderschat en dat de besluiten van het UWV voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht was vastgesteld op 48,27%. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.