In reactie op de vordering heeft Vakutrans aangegeven dat het onjuist is dat zij de
arbeidsovereenkomst met [eiser] niet wil beëindigen onder toekenning van een
transitievergoeding. Zij is daartoe (nog steeds) bereid. Partijen verschillen echter over de
hoogte van de uit te keren transitievergoeding bij het einde van het dienstverband.
Volgens Vakutrans dient voor de berekening van de transitievergoeding uitgegaan te
worden van het geldende recht na 1 januari 2020, omdat het verzoek van [eiser] om over te
gaan tot beëindiging pas na die datum bij Vakutrans kenbaar is gemaakt. Daarom
is de Xella-beschikking van de Hoge Raad in dit geval niet van toepassing. Dit geldt temeer
nu de werknemer niet heeft ‘gepiept’. De Xella-beschikking gaat immers uit van een
piepplicht. De Hoge Raad heeft zich in die beschikking overigens niet uitgelaten over de
vraag of er op de werkgever een informatieverplichting rust om de werknemer te wijzen op
de mogelijkheid een verzoek tot medewerking aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst
te doen onder toekenning van een transitievergoeding. In de Victoria-beschikking is
bevestigd dat het initiatief bij de werknemer is gelegd en er geen informatieverplichting
voor de werkgever is gecreëerd op basis van goed werkgeverschap, aldus Vakutrans. Ook
heeft zij nog gewezen op de compensatieregeling en het overgangsrecht van de Wab.
Vakutrans heeft niet bewust stilgezeten om onder een hogere transitievergoeding uit te
komen. [eiser] heeft simpelweg in 2018 en 2019 niet aan Vakutrans laten weten dat hij het
dienstverband wilde beëindigen. Daarnaast blijkt uit de brief van 11 april 2018 niet dat
Vakutrans niet mee wil werken aan het einde van de arbeidsovereenkomst. In die brief
wordt enkel bevestigd dat de arbeidsovereenkomst in stand zal blijven. Na die brief heeft
[eiser] geen contact opgenomen met Vakutrans. Verder heeft zij aangevoerd dat Vakutrans
in 2018 niet betrokken is geweest bij de afwikkeling van de letselschade. De als bijlage 3 bij
dagvaarding overgelegde correspondentie is voor haar dan ook nieuwe informatie. Op basis
van de Wab (dus berekend na 1 januari 2020) moet volgens Vakutrans aan [eiser] een
transitievergoeding van € 23.332,61 bruto worden toegekend (zie voor de
berekening bijlage 1 bij conclusie van antwoord).
Daarnaast heeft Vakutrans niet betwist dat zij nog vakantiedagen aan [eiser] dient uit te
betalen, maar volgens haar is [eiser] bij de berekening daarvan uitgegaan van een onjuist
uurloon. De juiste berekening moet zijn: 518,26 uren x € 13,91 per uur x € 1,08 aan
vakantietoeslag = € 7.785,72 bruto.
Ook heeft Vakutrans bezwaar gemaakt tegen de gevorderde wettelijke rente en
buitengerechtelijke incassokosten.