ECLI:NL:RBOBR:2021:2540

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
21/1204
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting woning wegens hennepkwekerij

In deze zaak hebben verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Gemert-Bakel op grond van de Opiumwet. De sluiting was het gevolg van de ontdekking van een professioneel opgezette hennepkwekerij met 284 hennepplanten in de schuur van de woning. De burgemeester had besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden, te beginnen op 26 mei 2021. Verzoekers stelden dat zij spoedeisend belang hadden bij hun verzoek, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, onder verwijzing naar de ernst van de overtreding en het feit dat verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij niet in vervangende woonruimte konden voorzien. De voorzieningenrechter achtte het ook ongeloofwaardig dat verzoekster niet op de hoogte was van de hennepkwekerij, gezien de omstandigheden van de woning. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verzoekers om zelf in vervangende woonruimte te voorzien en de gevolgen van hun eigen keuzes met betrekking tot de hennepkwekerij.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1204
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker;

[verzoekster]verzoekster;
samen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. M.J.R. Roethof),
en

de burgemeester van de gemeente Gemert-Bakel, de burgemeester

(gemachtigden: mr. P. Fermont en N. Bakkers).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten het perceel aan het adres [adres] (hierna: de woning) op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten per 26 mei 2021 te 15:00 uur voor de duur van drie maanden.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij e-mailbericht van 21 mei 2021 heeft de burgemeester laten weten dat hij wil wachten met het sluiten van de woning tot na de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening op de zitting.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 mei 2021. Verzoekers en hun gemachtigde hebben aan de zitting deelgenomen via een Skype-beeldverbinding. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden die naar de zitting zijn gekomen.
Op de zitting heeft de burgemeester laten weten dat bij een afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening de woning niet eerder dan op 2 juni 2021 zal worden gesloten.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter – na een onderbreking voor raadkameroverleg – uitspraak gedaan. De gemachtigden zijn daarbij aanwezig geweest via een Skype-beeldverbinding en verzoekers via een telefonische verbinding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering, waarbij wordt opgemerkt dat dit een voorlopig oordeel is dat de rechter in een eventuele beroepsprocedure niet bindt.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekers, gelet op de aanstaande woningsluiting, een onverwijld spoedeisend belang hebben bij deze voorlopige voorziening en de voorzieningenrechter komt om diezelfde reden ook tot dat oordeel.
3. Voor een woningsluiting als hier aan de orde, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) drie criteria benoemd waaraan de rechter een besluit daartoe moet toetsen. Gekeken moet worden of de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten, of de sluiting ook noodzakelijk is en of dat tevens evenredig is. [1]
4. Tijdens een doorzoeking van de woning en de schuur bij die woning is door de politie op 16 maart 2021 een professioneel opgezette hennepkwekerij met daarin 284 hennepplanten aangetroffen. Dat is beduidend meer dan een handelshoeveelheid softdrugs en daarmee is de bevoegdheid van de burgemeester gegeven om de woning te sluiten. Dit is tussen partijen niet in geschil.
5. Vervolgens moet worden vastgesteld of de sluiting ook noodzakelijk is. Uit de genoemde uitspraak van de Afdeling volgt dat aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
5.1.
Verzoekers hebben aangegeven dat die noodzaak er niet is. Verzoeker wijst op het feit dat hem door derden was voorgespiegeld dat er veel geld met de kwekerij te verdienen was. Verzoeker was toen ook verslaafd aan wiet. Er is door die derden misbruik van zijn situatie gemaakt. Verzoeker laat zich inmiddels behandelen voor zijn verslaving en heeft op de zitting gezegd dat hij ook is gestopt met het gebruik van wiet. Verzoekers zeggen ook dat er geen sprake van overlast was, althans dat daarvan zijn geen meldingen gedaan. Ook is er inmiddels sinds het aantreffen van de kwekerij ruim twee maanden verstreken wat ook afbreuk doet aan de noodzaak om nu nog te sluiten.
5.2.
De burgemeester zegt dat het een feit is dat er een professioneel opgezette kwekerij, zoals die in de schuur bij de woning van verzoekers, criminele activiteiten aantrekt. Het gaat om het plaatsen van de kwekerij, het stekken van de planten en het ophalen van het eindproduct. De burgemeester wijst er ook op dat een hennepkwekerij een schakel is in de keten van georganiseerde drugscriminaliteit en dat die criminaliteit lokaal en regionaal groot is. De bestrijding daarvan is daarom van belang, onder andere om het veiligheidsgevoel van burgers te vergroten.
5.3.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de burgemeester. Daar voegt de voorzieningenrechter nog aan toe dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat ten aanzien van de woning van verzoekers twee MMA-meldingen zijn gedaan die mede aanleiding voor de doorzoeking van de woning op 16 maart 2021 hebben gegeven. Hoewel de inhoud van die meldingen niet in het dossier zitten, was de inhoud daarvan – in combinatie met de melding van Enexis over het verhoogd stroomgebruik – voor de rechter-commissaris kennelijk dusdanig om een machtiging tot doorzoeking van de woning te geven. Daarnaast is de stroom vanuit de woning illegaal afgetapt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het illegaal aftappen van stroom een gevaarzettende situatie oplevert wat bijdraagt aan de ernst van de overtreding. Dit alles maakt dat de noodzaak tot sluiting is gegeven. Ook heeft de burgemeester voldoende voortvarend opgetreden naar aanleiding van de ontdekking van de kwekerij. Dit is door de politie door middel van de bestuurlijke rapportage van 18 maart 2021 gemeld waarna de burgemeester al op 30 maart 2021 een voornemen tot sluiting heeft geuit en daar op 4 mei 2021 ook daadwerkelijk toe heeft besloten per 26 mei 2021. Dat de sluiting nog niet is geëffectueerd is het gevolg van deze voorlopige voorzieningenprocedure. Dit tijdsverloop is niet dusdanig dat gezegd kan worden dat daarom de noodzaak tot sluiting is komen te vervallen. Bij deze afweging is niet van belang dat verzoeker – kort gezegd – dacht geld te kunnen verdienen aan de kwekerij en dat dit uiteindelijk niet is gelukt.
6. Vervolgens moet worden vastgesteld of de sluiting ook evenredig is. Uit de genoemde uitspraak van de Afdeling volgt dat dan in ieder geval moet worden gekeken naar de verwijtbaarheid van verzoekers, de gevolgen van de sluiting en de aanwezigheid van minderjarige kinderen.
6.1.
Ten aanzien van de evenredigheid hebben verzoekers er allereerst op gewezen dat de hele gang van zaken hen uiteindelijk alleen maar geld heeft gekost. Ook wijzen zij op het belang van hun thuiswonende kinderen, die in verband met hun examens belang hebben bij een vertrouwede, veilige en rustige woonomgeving en waarvan er een minderjarig is. Ook wijzen zij erop dat ze alleen voor de eerste twee weken van de sluiting elders kunnen verblijven en verder nog geen dak boven hun hoofd hebben. Tot slot wijzen zij erop dat verzoekster een gastouderopvang aan huis heeft en dat sluiting van de woning zeer waarschijnlijk betekent dat de ouders de opvangcontracten zullen opzeggen wat mogelijk het einde van de gastouderopvang betreft. Verzoekers verwijzen naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland waarin zij bevestiging voor hun standpunt zien dat de burgemeester vanwege dit financiële belang de woning niet kan sluiten. [2] Verzoekster stelt tot slot dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de schuur en daar ook geen weet kon hebben.
6.2.
De burgemeester ziet hierin geen bijzondere omstandigheden om van het beleid af te wijken. Een van de kinderen van verzoekers is nog minderjarig (16 jaar) en daarom heeft op 6 april 2021 het Centrum voor Jeugd en Gezin met verzoeker contact opgenomen over de gevolgen van de sluiting voor haar. Verzoeker heeft toen aangegeven dat in vervangende woonruimte kon worden voorzien en dat is bij het bestreden besluit ook als uitgangspunt genomen. De burgemeester ziet in dat het voor de kinderen bepaald niet ideaal is om de woning te moeten verlaten, maar hun situatie is niet dusdanig dat daarom van sluiting moeten worden afgezien. Ten aanzien van de gastouderopvang zegt de burgemeester dat de woningsluiting feitelijk niet handhaafbaar is, omdat de opvanglocatie niet goed is te scheiden van de rest van de woning. De burgemeester zegt het niet te geloven dat verzoekster niet op de hoogte van de kwekerij was. Ook is volgens de burgemeester niet aangetoond dat het tijdelijk sluiten van de gastouderopvang betekent dat verzoekers in onomkeerbare financiële nood komen, zoals in de door verzoekers aangehaalde zaak van de rechtbank Gelderland het geval was.
6.3.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
6.3.1.
Uitgangspunt is dat de burgemeester beleid heeft gepubliceerd hoe wordt omgegaan met de aanwezigheid van drugs in onder andere woningen, inclusief schuren bij woningen, en dat de burgemeester op de zitting terecht heeft gesteld dat de consequenties op voorhand bekend waren. Aan woningsluitingen in verband met drugsvondsten wordt ook in de media regelmatig aandacht besteed. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat verzoekers bekend waren met de consequentie van een mogelijke woningsluiting toen zij ervoor kozen een hennepkwekerij in hun schuur te laten plaatsen.
6.3.2.
Dat verzoekster niet van de aanwezigheid van de hennepkwekerij op de hoogte was, zoals op de zitting is gesteld, acht de voorzieningenrechter volstrekt ongeloofwaardig. De woning betreft een twee-onder-een kap met een kleine tuin en een schuur dicht bij de woning. Niet is onderbouwd hoe ondanks die feitelijke situatie zij daarvan geen wetenschap kon hebben.
6.3.3.
Uitgangspunt bij een woningsluiting als hier aan de orde, is dat het de verantwoordelijkheid van verzoekers is om zelf in vervangende woonruimte te voorzien. Zij hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan moet worden geoordeeld dat zij dat niet zelfstandig kunnen. Daartegenover staat dan de burgemeester heeft aangegeven dat de Stichting Maatschappelijke Opvang Helmond dag- en nachtopvang beschikbaar heeft. Dat dit, als je een eigen woning hebt, een behoorlijke stap terug is, is begrijpelijk. Maar dat verlies in comfort kan geen reden zijn om van sluiting af te zien. Dat geldt ook voor de kinderen van verzoekers die in hun examenjaar zitten. Dat de woningsluiting voor hen, gelet op de examens, extra heftig is, is duidelijk. Dat de situatie zo is dat zij door de woningsluiting zondermeer hun examens niet halen, is niet gesteld en gebleken.
6.3.4.
Verder heeft de burgemeester zich voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit voldoende rekenschap gegeven van de belangen van de minderjarige dochter van verzoekers. Toen bleek uit een telefoongesprek met verzoeker dat het bieden van vervangende woonruimte niet nodig was. De voorzieningenrechter gaat er verder vanuit dat de burgemeester beschikbaar blijft om verzoekers hulp te bieden om zo nodig vervangende woonruimte voor in ieder geval de minderjarige dochter van verzoekers te bieden, als blijkt dat hen dat zelf niet lukt.
6.3.5.
Ten aanzien van de gastouderopvang stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekers niet hebben willen aangeven of zij de ouders en [naam] B.V., waarvoor verzoekster de opvangactiviteiten verricht, van het aantreffen van de hennepkwekerij in kennis hebben gesteld. Het is bepaald niet ondenkbaar dat als dat – al dan niet door verzoekers – alsnog gebeurt, dit reeds leidt tot de door verzoekers gevreesde gevolgen. Maar ook los daarvan heeft de burgemeester er terecht op gewezen dat verzoekers niet hebben onderbouwd dat het stil liggen van de opvang voor drie maanden tot onomkeerbare financiële gevolgen leidt. Wel is gesteld dat het verlies van inkomsten forse financiële gevolgen voor het gezin heeft, maar niet – zoals in de door verzoekers genoemde zaak van de rechtbank Gelderland – dat zij voor hun levensonderhoud van die activiteiten afhankelijk zijn. Dit is ook niet met stukken onderbouwd en daarmee aannemelijk gemaakt. Dat laatste geldt ook voor de stelling van verzoekers dat de gastouderopvang van de overige delen van de woning kan worden afgesloten op zo’n wijze dat het besluit om de woning te sluiten effectief kan worden gehandhaafd.
6.3.6.
Overigens merkt de voorzieningenrechter nog op de aanwezigheid van een gastouderopvang en een hennepkwekerij op een perceel een heel bijzondere combinatie van activiteiten te vinden, die eerder aan de ernst van de overtreding bijdraagt – en dus in een evenredigheidsafweging in het nadeel van verzoekers werkt – dan dat het een verzachtende omstandigheid zou moeten zijn.
7. De voorzieningenrechter begrijpt dat de beslissing van de burgemeester forse gevolgen voor verzoekers heeft. Maar niet uit het oog moet worden verloren dat dit toch in eerste instantie het gevolg is van de eigen keuze van verzoekers om met een hennepkwekerij extra geld te willen verdienen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Meijer - Habraken, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 26 mei 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
2.Rechtbank Gelderland 24 juni 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:3064.