ECLI:NL:RBOBR:2021:2504

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
21/1034
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de verlenging van de begunstigingstermijn van lasten onder dwangsom in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een verzoek om schorsing van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, waarbij de begunstigingstermijn van een last onder dwangsom is verlengd. De last onder dwangsom was opgelegd aan de derde-partij, een varkenshouderij, vanwege overtredingen van milieuregels. De verzoekers, waaronder Stichting Milieuwerkgroep Kempenland en Stichting Brabantse Milieufederatie, hebben bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de begunstigingstermijn en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de begunstigingstermijn voor twee van de drie lasten onder dwangsom geschorst wordt. De eerste last, die betrekking heeft op het niet goed functioneren van de luchtwasser in stal C, wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. De tweede last, die betrekking heeft op het houden van te veel dieren, wordt eveneens geschorst met ingang van 1 juni 2021. De derde last, die betrekking heeft op de installatie van de luchtwasser in afwijking van de vergunning, blijft echter van kracht tot 1 januari 2022.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de derde-partij niet recht heeft op een verlenging van de begunstigingstermijn zolang zij niet voldoet aan de voorwaarden van de vergunning uit 2012. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1034

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 mei 2021 in de zaak tussen

Stichting Groen Kempenland, te Bladel,

Stichting Milieuwerkgroep Kempenlandte Bergeijk,
Stichting Brabantse Milieufederatie, te Tilburg,
verzoekers,
(gemachtigde: [naam 1] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, verweerder,
(gemachtigde: A. Evers-van der Smagt).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 2] B.V., te [vestigingsplaats] ,

gemachtigden: [naam 3] en [naam 4] .

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de begunstigingstermijn van de aan de derde-partij opgelegde last onder dwangsom van 17 juni 2020 verlengd tot 1 januari 2022. In deze (onherroepelijke) last onder dwangsom heeft verweerder de derde-partij het volgende gelast:
“Indien wij na 30 september 2020 constateren dat sprake is van overtreding van artikel 3.123, lid 1 en lid 3 Activiteitenbesluit Milieubeheer, in samenhang met artikel 3.124 en artikel 3.125, lid 5 en lid 6 Activiteitenbesluit, in samenhang met artikel 3.99, lid 1 Activiteitenregeling, in samenhang met gebruikseis al van systeembeschrijving BWL 2009.12.V4, dan verbeurt u een dwangsom van € 10.000,- per constatering waarbij maximaal één dwangsom per maand wordt verbeurd, met een maximum van € 60.000,-.
Indien wij na 15 november 2020 constateren dat sprake is van overtreding van artikel 2.3, aanhef en onder a Wabo, in samenhang met voorschrift 8.1.1 behorende bij de vergunning van 25 juni 2012, met nummer REU-2012-0014, dan verbeurt u een dwangsom van
€ 3.400,- per constatering waarbij maximaal één dwangsom per week wordt verbeurd, met een maximum van € 20.400,-.
Indien wij na 15 november 2020 constateren dat sprake is van overtreding van artikel 2.3, aanhef en onder a Wabo, in samenhang met voorschriften 8.1.1 en 10.1.1 behorende bij de vergunning van 25 juni 2012, met nummer REU-2012-0014, dan verbeurt u een dwangsom van € 2.750,- per constatering waarbij maximaal één dwangsom per week wordt verbeurd, met een maximum van € 16.500,-.”
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 mei 2021. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De gemachtigden van de derde-partij zijn verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit, voor zover hierin de begunstigingstermijn is verlengd van de eerste last in het dwangsombesluit van 17 juni 2020 (het niet goed functioneren van de luchtwasser in stal C), tot en met zes weken na de beslissing op het bezwaar tegen het bestreden besluit;
  • schorst het bestreden besluit, voor zover hierin de begunstigingstermijn is verlengd van de tweede last (het houden van te veel dieren in afwijking van de voorliggende omgevingsvergunning milieu van 25 juni 2012), met ingang van 1 juni 2021 tot en met zes weken na de beslissing op het bezwaar tegen het bestreden besluit;
  • wijst het verzoek ten aanzien van de derde last af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,00 aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00, te betalen aan verzoekers.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
  • De derde-partij heeft een varkenshouderij met vleesvarkens, gust- en dragende zeugen, gespeende biggen, kraamzeugen en dekberen aan de [adres] . Het bedrijf heeft een revisievergunning van 25 juni 2012, nummer REU-2012-0014 voor het houden van dieren in drie stallen. Stallen A en B zijn traditionele stallen, stal C is een stal met een luchtwassysteem.
  • Op 31 januari 2020 hebben verzoekers bij verweerder een verzoek tot handhavend optreden ten aanzien van de inrichting aan de Schepersweijer 1 ingediend.
  • Op 5 april 2020 heeft een controle ter plaatse door de ODZOB plaatsgevonden.
  • Op 17 juni 2020 heeft verweerder aan de derde-partij een last onder dwangsom opgelegd voor drie overtredingen
o de werking van het luchtwassysteem waarbij is geconstateerd dat het luchtwassysteem op stal C niet naar behoren functioneert,
o het houden van varkens is in afwijking van de vergunning. Het gaat daarbij om (grotere) aantallen dieren in de stallen A, B en C en voorts om het houden van dieren uit een andere diercategorie dan is toegestaan en
o een geïnstalleerd luchtwassysteem in afwijking van de vergunning. Geconstateerd is dat stal C in afwijking van de vergunning niet is uitgevoerd met het gecombineerd luchtwassysteem 85% ammoniak-emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en bio filter (nummer BWL 2007.01.V2). Stal C is uitgevoerd met het gecombineerd luchtwassysteem 85% ammoniakemissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V4).
  • Tegen de last onder dwangsom zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
  • Op 30 september 2020 heeft de derde-partij een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het legaliseren van het luchtwassysteem in stal C en het vernieuwen van stallen A en B. Het betreft een uitgebreide procedure omdat er ook omgevingsvergunning is aangevraagd voor het slopen en herbouwen van twee bestaande stallen, waarbij er meer vierkante meters intensieve veehouderij worden aangevraagd dan in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.
  • Bij besluit van 16 november 2020 heeft verweerder op verzoek van de derde-partij de begunstigingstermijnen van de last onder dwangsom verlengd tot en met 29 april 2021.
  • Op 10 maart 2021 heeft vergunninghoudster aan verweerder wederom verzocht om verlenging van de begunstigingstermijn.
  • In het bestreden besluit is de begunstigingstermijn verlengd tot 1 januari 2022 voor alle drie de overtredingen omdat de afwikkeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning meer tijd in beslag neemt. Omdat wordt afgeweken van het bestemmingsplan is namelijk een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad noodzakelijk.
3.1
De eerste last onder dwangsom heeft betrekking op het niet of verkeerd werken van de (illegale) luchtwasser.
3.2
De derde-partij heeft ter zitting aangegeven dat het luchtwassysteem inmiddels wel werkt in overeenstemming met het Activiteitenbesluit. Dat heeft verweerder bevestigd. Dat hoeft niet te betekenen dat de overtreding beëindigd blijft. De voorzieningenrechter begrijpt daarom niet waarom verweerder desondanks de begunstigingstermijn ten aanzien van de eerste last heeft verlengd. De onderliggende reden voor de verlenging van de begunstigingstermijn (de langere duur van de vergunningsprocedure) heeft niets te maken met deze overtreding. Het is van belang om zorgvuldig in de gaten te houden of de luchtwasser werkt, zeker nu de luchtwasser niet is vergund in 2012. Daarom wordt het bestreden besluit ten aanzien van de eerste last geschorst tot en met zes weken na de beslissing op het bezwaar tegen het bestreden besluit. Dat betekent dat de derde-partij onmiddellijk aan de eerste last onder dwangsom moet voldoen.
4.1
De derde-partij heeft verder meer dieren gehouden en andere diercategorieën dan vergund in 2012. Daar heeft de tweede last onder dwangsom betrekking op.
4.2
Verzoekers hebben in dit kader er op gewezen dat (als gevolg van een wijziging van de gemeentelijke geurverordening) sprake is van een overbelaste situatie.
Verweerder heeft aangegeven dat als gevolg van deze overtreding niet meer ammoniakemissie plaatsvindt dan is vergund in 2012.
Desgevraagd heeft de derde-partij aangegeven dat ze niet precies wist welke dieren mochten worden gehouden en heeft zij aangegeven bereid te zijn om de vergunning in 2012 in acht te nemen. Zij is andere diercategorieën gaan houden omdat dit beter paste in de bedrijfsvoering.
4.3
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de derde-partij zou moeten doen wat iedereen zou moeten doen: eerst een vergunning aanvragen en krijgen en dan pas de vergunde dieraantallen gaan houden in plaats van vooruitlopen op (een nog aan te vragen omgevingsvergunning). Verder heeft de derde-partij geen recht op emissie gekregen in 2012 maar het recht om de in 2012 vergunde dieraantallen te houden. Nu de ingediende aanvraag niet alleen ziet op legalisatie van de illegale situatie maar ook een vernieuwing en uitbreiding van het bedrijf, valt niet in te zien waarom het redelijk is om de derde-partij in de tussentijd maar te laten anticiperen op vergunningverlening. De voorzieningenrechter ziet verder geen reden waarom de begunstigingstermijn zou moeten worden verlengd als de derde-partij bereid is om de vergunning uit 2012 gewoon na te leven. Nu de dieren in stal C op korte termijn worden afgeleverd, is het mogelijk om de dieren die in stallen A en B worden gehouden in afwijking van de vergunning uit 2012 in stal C te houden. Daarom wordt de tweede last onder dwangsom geschorst met ingang van 1 juni 2021. Daarna moet de derde-partij voldoen aan de tweede last onder dwangsom.
5.1
De derde last heeft betrekking op de installatie van de luchtwasser in stal C in afwijking van de vergunning uit 2012.
5.2
Verzoekers willen dat ook deze overtreding wordt beëindigd. Zij wijzen er op dat de derde-partij ook een aanvraag voor een milieuneutrale wijziging had kunnen indienen om de illegale situatie snel te legaliseren. De derde-partij heeft dat niet gedaan om te voorkomen dat rechten worden verspeeld als gevolg van de wijziging van de gemeentelijke geurverordening bij toepassing van de 50/50 regeling in artikel 3, vierde lid van de Wet geurhinder en veehouderij.
5.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het milieu niet wordt benadeeld door de installatie van een andere luchtwasser, zolang deze luchtwasser maar werkt. Daar was de eerste last al voor bedoeld. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat het voor de derde-partij goed uitkomt om direct om een uitbreiding van het bedrijf te vragen in plaats van een milieu neutrale wijziging. Dat neemt echter niet weg dat de derde-partij alleen maar aan de derde last kan voldoen door ofwel een andere luchtwasser te installeren ofwel stal C buiten werking te stellen. De voorzieningenrechter wil voorkomen dat door een schorsing van de derde last de derde-partij wordt gedwongen om een andere aanvraag in te dienen en is niet van plan om op deze wijze in te grijpen in het vergunningentraject. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Dat betekent dat voor de derde last de verlenging van de begunstigingstermijn van kracht blijft en dat de derde-partij tot 1 januari 2022 dus niet hoeft te voldoen aan de derde last onder dwangsom.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hun betaalde griffierecht vergoedt. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 21 mei 2021.
griffier voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd
Deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.