Inrichting
(…)
In het pand werden vier ruimtes aangetroffen die ingericht waren geweest als hennepkwekerij. Alle ruimten bleken inmiddels door de eigenaar van de woning geruimd. In de voormalige kweekruimten werd slechts nog materiaal voor isolatie aangetroffen. In de kelderkast van de woning werd nog een watervat met dompelpomp en groeibenodigdheden aangetroffen. De eigenaar van de woning, [naam 3] , bleek de kwekerij na aantreffen zelfstandig geruimd te hebben en de hennepplanten in een vuilniszak in een kliko voor de woning gegooid te hebben.
(…).”
3. Bij brief van 15 februari 2021 heeft de burgemeester verzoeker laten weten dat hij het voornemen heeft de woning tijdelijk te sluiten voor de duur van vier maanden.
4. Op 2 maart 2021 heeft de burgemeester de zienswijze van verzoeker ontvangen. Tijdens een telefonisch gesprek op 3 maart 2021 heeft verzoeker zijn zienswijze aangevuld. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt.
5. Op 5 maart 2021 heeft een medewerker van de politie gereageerd op vragen van een juridisch adviseur van de gemeente Eindhoven en daarbij onder meer het volgende vermeld:
“(…) We zijn naar aanleiding van een melding van de heer [naam 3] naar de woning toe gegaan. Dat was nadat de heer [naam 3] bij de politie gemeld had dat hij in zijn woning een hennepkwekerij had aangetroffen. Dat was enkele dagen voordat hij dit bij de politie meldde. In de woning troffen wij een geruimde hennepkwekerij aan. Er was nog wel te zien dat er vier ruimten gebruikt waren voor de kwekerij. In de woonkamer was een gedeelte van de woonkamer met profielen en platen afgeschermd geweest. Deze ruimten waren dus in de woonkamer, in twee slaapkamers op de eerste verdieping en de zolder. In de woning zelf troffen wij geen hennep meer aan. Alles wat grotendeels vakkundig geruimd. Op aanwijzing van de heer [naam 3] werd in de grijze kliko, die in de voortuin van deze woning stond, een grote vuilniszak met hennep aangetroffen. Deze vuilniszak met hennep werd door ons in beslag genomen. De heer [naam 3] heeft uitgebreid over de hennepkwekerij verklaard. Hij verklaarde ook dat de hennepplanten uit deze vuilniszak uit de hennepkwekerij in zijn woning afkomstig waren. (…).”
6. Voor het verdere verloop van de procedure wordt verwezen naar wat hiervoor
onder ‘Procesverloop’ is weergegeven.
7. In het bestreden besluit stelt de burgemeester zich op het standpunt dat hij op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om de woning te sluiten, omdat voldoende aannemelijk is dat in de woning een hennepkwekerij was ingericht en dat er een grote handelshoeveelheid hennep aanwezig was. De woning vormt zo een schakel in de productie of distributie van drugs. Door de woning daaraan tijdelijk te onttrekken, wordt overtreding van de Opiumwet beëindigd en herhaling voorkomen. Gelet op de bezwarende omstandigheden, zoals de gevaarzetting door ondeskundige wijzigingen aan het elektriciteitswerk van de woning, de locatie van de woning in een woongebied en de grote hoeveelheid aangetroffen softdrugs, is er volgens de burgemeester sprake van een ernstig geval, zodat sluiting van de woning met in achtneming van het gehanteerde beleidvoor een periode van vier maanden gerechtvaardigd is. In de zienswijze van verzoeker ziet de burgemeester geen aanleiding om van sluiting van de woning af te zien. De burgemeester is niet gebleken van zeer bijzondere omstandigheden die alleen of tezamen in dit concrete geval tot onevenredige gevolgen leiden en ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van zijn beleid.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
8. Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening. Uitgangspunt van de wet is dat een bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft gelden ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel staat dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij het besluit op zijn bezwaar niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van het besluit op het bezwaar. De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die op een later moment in een mogelijke bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
9. Als er onverwijlde spoed is, zal de voorzieningenrechter kijken of een – zoals gezegd voorlopig – oordeel is te geven over de vraag of het besluit rechtmatig is. Valt het besluit niet in de categorie evident rechtmatig of evident onrechtmatig, dan is sprake van een besluit uit de tussencategorie. Bij zo’n besluit moet de voorzieningenrechter een belangenafweging maken. Dat kan ook nodig zijn als binnen heel korte tijd een beslissing moet worden genomen.
10. Als er geen onverwijlde spoed is, moet er met het bestreden besluit heel wat aan de hand zijn om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker uit te laten vallen: het bestreden besluit moet dan evident – dus zonder enige twijfel – onrechtmatig zijn en dat moet zonder diepgravend onderzoek naar het recht of de feiten zijn vast te stellen.
11. Volgens verzoeker is sprake van een spoedeisend belang omdat de burgemeester onmiddellijk tot sluiting van de woning wil overgaan en verzoeker op 1 februari 2021 een huurovereenkomst heeft gesloten met nieuwe huurders, die de woning inmiddels gebruiken. De huurovereenkomst met deze derden kan niet met onmiddellijke ingang worden ontbonden en verzoeker stelt dat hij een morele verplichting heeft tegenover de huurders. Verzoeker wijst er ook op dat sluiting van de woning betekent dat hij vier maanden geen inkomsten uit de verhuur heeft.
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt verzoeker door de gestelde omstandigheden en belangen niet zodanig aangetast in zijn eigendomsrecht en de uitoefening daarvan, dat hij het besluit op zijn bezwaar niet kan afwachten. De stelling dat verzoeker als eigenaar en verhuurder de huurovereenkomst met de nieuwe huurders niet met onmiddellijke ingang kan ontbinden, maakt niet dat sprake is van onverwijlde spoed. Een eventuele civiele procedure in verband met die ontbinding zal (financiële) gevolgen voor verzoeker kunnen hebben, maar daarin is onvoldoende spoedeisend belang gelegen. Dat geldt ook voor verzoekers stelling dat hij als verhuurder een morele verplichting voelt tegenover de nieuwe huurders van de woning. Overigens heeft de voorzieningenrechter twijfels aan die stelling omdat verzoeker tijdens de zitting heeft verklaard dat hij de nieuwe huurders, met wie hij op 1 februari 2021 een overeenkomst is aangegaan, niet heeft geïnformeerd over het politieonderzoek dat slechts enkele dagen eerder was ingesteld, hoewel de schade die door de hennepkwekerij aan de woning was aangericht aanzienlijk en zichtbaar was. De omstandigheid dat verzoeker in geval van sluiting gedurende vier maanden verhuurinkomsten mist, biedt evenmin voldoende spoedeisend belang, alleen al omdat op geen enkele wijze met objectieve gegevens aannemelijk is gemaakt dat hij daardoor in financiële problemen zal komen.
13. Gelet op het voorgaande heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
Evident onrechtmatig besluit
14. Omdat de voorzieningenrechter vindt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit “evident onrechtmatig” is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval. Hiervoor is het volgende van belang.
15. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten, omdat de politie tijdens het onderzoek in de woning op 25 januari 2021 geen hennepkwekerij en ook niet de gestelde 765 hennepplanten of hennepstekken in de woning heeft aangetroffen. Hij betwist dus de juistheid van de bevindingen van de politie, die de burgemeester aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Subsidiair stelt verzoeker dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
16. Het betoog van verzoeker slaagt niet. Uit artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet volgt dat dat de burgemeester bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen als in een woning of op een daarbij behorend erf softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. In het hennepbericht van 26 januari 2021 is vermeld dat 765 hennepstekjes/planten zijn aangetroffen in een vuilniszak in een kliko voor de woning. Verzoeker heeft erkend dat de in de kliko aangetroffen hennepstekjes/planten afkomstig zijn uit de woning. Daarnaast heeft de politie in een aanvullende reactie gedetailleerd uiteengezet hoe het aantal van 765 hennepstekjes/planten is vastgesteld.
17. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester kon afgaan op de juistheid van de bevindingen van de politie, die zijn vermeld in het op ambtseed opgemaakt en ondertekend hennepbericht en in de aanvullende reactie van de politie. De enkele betwisting van de juistheid door verzoeker geeft geen aanleiding om te twijfelen aan die bevindingen. Omdat daarom aan de vereisten van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet is voldaan, is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten.
18. Over de noodzaak van de woningsluiting stelt de burgemeester zich op het standpunt dat hiervan een preventieve werking uitgaat, omdat daardoor ook voor buurtbewoners duidelijk wordt dat de burgemeester optreedt tegen een schending van de openbare orde door overtreding van de Opiumwet en dat de woning aan het drugscircuit is onttrokken. In de stelling van verzoeker dat de noodzaak om de woning te sluiten ontbreekt omdat de hennepkwekerij al was geruimd en niet is gebleken van handel uit de woning of overlast, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan te nemen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
19. De burgemeester is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de mate van verwijtbaarheid en heeft daarbij het handelen van verzoeker na het aantreffen van de hennepkwekerij betrokken. In hetgeen verzoeker in dat kader heeft aangevoerd, waarbij hij ook heeft gewezen op de gevolgen van de sluiting, ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om te oordelen dat sprake is van een evident onrechtmatig besluit.
20. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.