ECLI:NL:RBOBR:2021:2451

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
20/1885
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor restauratie van Kasteel Gemert op basis van drempelbedrag subsidieregeling

Op 25 mei 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de besloten vennootschap [naam] B.V. en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De zaak betreft een subsidieaanvraag voor de restauratie van het rijksmonument Kasteel Gemert, ingediend op 16 september 2019. De minister heeft de aanvraag afgewezen op 24 februari 2020, omdat de subsidiabele kosten van € 2.405.117,- onder het drempelbedrag van € 2.500.000,- blijven, zoals vastgesteld in artikel 4, vierde lid, van de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019-2020 (Srr 2019-2020). Na een bezwaarprocedure heeft de minister het bedrag aan subsidiabele kosten herzien naar € 2.430.297,41, maar handhaafde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij betoogde dat de minister bij de beoordeling van de subsidiabele kosten niet voldoende rekening had gehouden met de staartkosten en dat er onterecht dubbeltelling had plaatsgevonden in de begroting. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat de subsidiabele kosten correct zijn vastgesteld en dat de aanvraag terecht is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister niet verplicht was om de door eiseres aangevoerde kosten voor funderingsonderzoek en andere posten te subsidiëren, omdat deze niet voldeden aan de eisen van de subsidieregeling.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/1885

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. L. Pronk),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. M. Knoop).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2020 (het primaire besluit) heeft de minister een aanvraag van eiseres om een subsidie voor restauratie van het rijksmonument “Kasteel Gemert” afgewezen op grond van artikel 4, vierde lid, van de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019-2020 (hierna: de Srr 2019-2020). Bij dat besluit heeft de minister het bedrag aan subsidiabele kosten vastgesteld op € 2.405.117,-.
Bij besluit van 11 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft de minister het bedrag aan subsidiabele kosten gewijzigd in € 2.430.297,41 en het door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft op 23 april 2021 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 mei 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die werd vergezeld door A. Schut, als bouwkundige verbonden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Overwegingen

Relevante regelgeving
1. De relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage die deel uit maakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. Eiseres is eigenaar van Kasteel Gemert, een historische buitenplaats die is aangewezen als beschermd rijksmonument. Eiseres heeft op 16 september 2019 bij de minister een subsidieaanvraag ingediend in het kader van de Srr 2019-2020. Die aanvraag had betrekking op de onderdelen hoofdgebouw, park- en tuinaanleg, toegangshek, poortgebouw en voorburcht van Kasteel Gemert.
3. Onder verwijzing naar artikel 4, vierde lid, van de Srr 2019-2020, heeft de minister de subsidieaanvraag bij het bestreden besluit afgewezen omdat de totale subsidiabele kosten
€ 2.405.117,- bedragen en daarom minder zijn dan het drempelbedrag van € 2.500.000.
4. De overige feiten zijn vermeld in het procesverloop.
Beoordeling aan de hand van de beroepsgronden
5. Eiseres heeft verwezen naar wat zij in bezwaar naar voren heeft gebracht en heeft verzocht deze gronden als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank oordeelt dat, voor zover daarop hierna niet wordt ingegaan, de enkele, niet onderbouwde verwijzing naar de bezwaargronden onvoldoende is om af te doen aan de juistheid van het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom de beroepsgronden beoordelen, die eiseres in het (aanvullend) beroepschrift heeft aangevoerd en ter zitting heeft toegelicht.
Staartkosten
6.1
Eiseres heeft in beroep betoogd dat de minister, anders dan in het bestreden besluit is aangegeven, bij de beoordeling van de posten “Solitairen en boomgroepen” en “Dakgoten en hemelwaterafvoeren” in de beoordeling van de restauratiebegroting geen rekening heeft gehouden met de zogeheten staartkosten, waarmee de subsidiabel gestelde kosten moeten worden vermeerderd en die ook tot de subsidiabele kosten gerekend moeten worden.
6.2
In het bestreden besluit heeft de minister toegelicht dat in de beoordeelde begroting de kolom met het subtotaal van de post dakgoten en hemelwaterafvoeren was weggevallen, waardoor de indruk is gewekt dat de daarop betrekking hebbende kosten waren geschrapt. In het bestreden besluit is als subsidiabele kosten voor de post dakgoten en hemelwaterafvoeren alsnog een bedrag van € 43.242,- vermeld. In het verweerschrift heeft de minister aangegeven dat deze vermelding onjuist is omdat de volledige post € 48.566,25 bedraagt. De minister heeft er ook op gewezen dat die onjuiste vermelding niet van invloed is geweest op de berekening van het bij het bestreden besluit aangenomen eindtotaal van
€ 48.566,25, dat deze post volledig subsidiabel is gesteld en dat in dit bedrag ook de daarbij in aanmerking te nemen staartkosten zijn begrepen. Tijdens de zitting heeft de minister nader inzicht gegeven in de verborgen regels in het excelbestand van de restauratiebegroting. Eiseres heeft ter zitting opgemerkt dat zij, gelet op de door de minister tijdens de zitting gegeven toelichting, de vaststelling van het bedrag van € 48.566,25 niet langer tegenspreekt.
6.3
De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat bij het bestreden besluit voor de vaststelling van de subsidiabele kosten bij alle posten ook rekening is gehouden met de zogeheten staartkosten. De beroepsgrond slaagt niet.
Snoei-, vel- en inspectiewerkzaamheden
7.1
Met betrekking tot de post “Solitairen en boomgroepen” heeft eiseres in beroep aangegeven dat niet meer in geschil is dat daarbij moet worden uitgegaan van 577 bomen. Eiseres betoogt echter dat de minister de subsidiabele kosten voor deze post onjuist heeft berekend. Tijdens de zitting heeft eiseres gesteld dat hiervoor een bedrag van € 10.751,25 exclusief staartkosten moet gelden.
7.2
Bij het bestreden besluit stelt de minister zich op het standpunt dat in de door eiseres bij de aanvraag ingediende begroting sprake is van een dubbeltelling omdat daarin kosten zijn opgevoerd voor werkzaamheden aan 516 bomen en vervolgens ook nog voor werkzaamheden aan 577 bomen. Eiseres heeft tijdens de zitting niet betwist dat sprake is van de door de minister aangenomen dubbeltelling.
7.3
In de bij het primaire besluit gevoegde begroting heeft de minister, onder verwijzing naar de offerte voor ‘snoei-, vel- en inspectiewerkzaamheden’ aan de bomen, een post opgenomen van € 16.408,-. Bij het bestreden besluit heeft de minister ‘de kosten van de snoeiwerkzaamheden voor een bedrag van € 16.408,00, bovenop de reeds subsidiabel gestelde kosten’, subsidiabel gesteld. De minister heeft aldus bedrag aan kosten voor dezelfde werkzaamheden twee maal subsidiabel gesteld, in totaal € 32.816,00.
De rechtbank oordeelt dat eiseres niet is benadeeld door deze besluitvorming, omdat deze heeft geleid tot een hoger bedrag aan subsidiabele kosten dan eiseres met haar beroepsgrond heeft bepleit. Alleen al daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
Kosten voor funderingsonderzoek
8.1
Eiseres heeft bij haar aanvraag een adviesrapport overgelegd, dat op haar verzoek is opgesteld door Adviesbureau Tielemans Bouwconstructies B.V. (hierna: adviesbureau Tielemans) en waarin wordt ingegaan op de fundering van de voorburcht van Kasteel Gemert. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister de door haar gemaakte kosten voor dit rapport (een bedrag van € 15.000,-) en de staartkosten ten onrechte niet subsidiabel heeft geacht.
8.2
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het inspectierapport van Monumentenwacht, dat eiseres bij de aanvraag heeft ingediend, niet blijkt dat er een technische noodzaak bestaat om de fundering te verbeteren. In dit door de minister als leidend aangemerkte inspectierapport is het metselwerk als goed beoordeeld en er is geen scheurvorming vastgesteld. Schut heeft bij zijn inspectie op 3 maart 2020 vastgesteld dat de muren goed waren. Omdat uit de inspecties niet is gebleken dat er problemen met de fundering bestaan, die bijvoorbeeld veroorzaakt zijn door lagere grondwaterstanden, is een nader onderzoek naar de fundering volgens de minister niet nodig voor de beoordeling van de aanvraag. Daarom heeft de minister de opgevoerde kosten van het onderzoek door adviesbureau Tielemans van € 15.000,- niet subsidiabel gesteld.
8.3
De rechtbank stelt vast dat in het rapport van adviesbureau Tielemans is vermeld dat als gevolg van lagere grondwaterstanden het risico ontstaat op zettingen en schade aan de gevel. Het rapport geeft er echter geen blijk van dat bij de beoordeling ook onderzoek is gedaan naar de kwaliteit van de fundering. Ook overigens blijkt uit de bevindingen van adviesbureau Tielemans niet dat er een noodzaak is tot verbetering of vernieuwing van de fundering. De rechtbank oordeelt dat de minister daarom, onder verwijzing naar de in artikel 1.2 en 01.05 van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten vermelde eisen, heeft kunnen vinden dat het rapport van adviesbureau Tielemans niet nodig is voor de beoordeling van de aanvraag en de kosten voor het door adviesbureau Tielemans terecht niet subsidiabel gesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Vloerdelen
9.1
In de begroting die eiseres bij haar subsidieaanvraag heeft ingediend is een post opgenomen van € 11.090,- voor het herstel van verwijderde onderdelen van de zoldervloer. In de begroting zijn de kosten van die werkzaamheden berekend op grond van een te herstellen oppervlakte van 40 m2. Bij het bestreden besluit is de minister echter uitgegaan van een oppervlakte van maximaal 20 m2 en zijn de kosten van de werkzaamheden aan de vloerdelen vastgesteld op € 5.545,-. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat de minister ten onrechte en zonder enige onderbouwing de helft van de door haar opgegeven vloeroppervlakte aan verwijderde vloerdelen heeft geschrapt.
9.2
Artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de aanvrager van een beschikking gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het is daarom in de eerste plaats aan eiseres om gegevens te verstrekken. Eiseres heeft echter geen tekeningen, foto’s, rapporten of andere gegevens overgelegd die kunnen dienen als onderbouwing voor de in haar begroting gestelde oppervlakte van 40 m2 aan verwijderde vloerdelen en het valt niet in te zien dat eiseres redelijkerwijs niet de beschikking kon hebben over dergelijke gegevens. Eiseres kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat het aan de minister is om de voor de vaststelling van de oppervlakte benodigde gegevens te verzamelen. Bij gebrek aan gegevens voor de oppervlakte van 40 m2 heeft de minister desalniettemin de oppervlakte aan verwijderde vloerdelen op 20 m2 vastgesteld. In zoverre is eiseres hier niet door benadeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
10. De rechtbank oordeelt dat de minister de subsidieaanvraag van eiseres onder verwijzing naar artikel 4, vierde lid, van de Srr 2019-2020 bij het bestreden besluit op goede gronden heeft afgewezen omdat de totale subsidiabele kosten minder bedragen dan het drempelbedrag van € 2.500.000,-.
11. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, en mr. S.D.M. Michael en mr. N.W.A. Verrijt, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 25 mei 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE

Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim)

Artikel 4
Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten die als bijlage bij deze regeling is opgenomen.

Bijlage 2 bij de Sim - Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (Leidraad)

Hoofdstuk 1.1 - Algemene bepalingen subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen, voor zover dat is bepaald in deze bijlage, met dien verstande dat:
a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:
1º. strekken tot instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden;
2º. sober en doelmatig zijn;
3º. technisch noodzakelijk zijn; en
4º. zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
b. kosten voor werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;
c. kosten voor werkzaamheden gericht op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;
d. kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn;
e. kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering of verfraaiing niet subsidiabel zijn; en
f. kosten voor werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de subsidieverlening niet subsidiabel zijn.
In hoofdstuk 1.2 zijn de algemene bepalingen subsidiabele kosten nader uitgewerkt. In hoofdstuk 1.3 (paragrafen 00 tot en met 92) over de subsidiabele kosten zelf, per post.
1.05
TEKENINGEN EN BEREKENINGEN
Subsidiabel zijn de kosten van het opstellen/vervaardigen van overige bescheiden zoals rapporten met opname en/of advies inzake bouwfysische of constructieve problemen of problemen met de waterhuishouding of de bodem (bijvoorbeeld van grondmechanische of geochemische aard), mits dergelijke bescheiden nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
92 GROENE MONUMENTEN (begraafplaatsen, parken, tuinen, e.d.)

Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020 (Srr 2019-2020)

Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
restauratiekosten: kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen en andere kosten die in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (….) als subsidiabel zijn aangemerkt.
Artikel 4:
1. De minister kan aan een eigenaar van een rijksmonument subsidie verstrekken ten behoeve van de restauratie van dat rijksmonument.
2. Subsidiabel zijn:
a. de restauratiekosten; en
b. de kosten van een verduurzamingsadvies.
3. In afwijking van de artikelen 3.2, tweede lid, en 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling zijn ook de restauratiekosten subsidiabel ten aanzien van de voorbereiding van de aanvraag, bestaande uit aanbestedingskosten, leges, en kosten voor inspectie, onderzoek, planvorming of rapporten.
4. Een aanvraag wordt afgewezen indien van de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd, minder dan € 2,5 miljoen als subsidiabel wordt aangemerkt.
5. (….).
6. Tenzij sprake is van een samenstel van rijksmonumenten, kan per aanvraag slechts voor één rijksmonument subsidie worden aangevraagd.
Artikel 5, eerste lid
Het subsidiepercentage bedraagt 30% van de subsidiabele kosten.