Uitspraak
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 november 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2020;
- de brieven van partijen in reactie op het proces-verbaal van 19 november 2020 (van Swiss Sense), 23 november 2020 (van Polypreen) en 24 november 2020 (van Swiss Sense), die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De internationale bevoegdheid en het toepasselijke recht:
De verbintenis die aan de vorderingen van Swiss Sense ten grondslag ligt (de levering van matraskernen door Polypreen), is uitgevoerd in Nederland. Op grond van artikel 7 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (de Herschikte EEX-Verordening) is de rechtbank daarmee bevoegd om van het voorliggende geschil kennis te nemen. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
matraskernenzijn verontreinigd met een te hoge concentratie dichloorbenzeen. Polypreen meldt in de brief alleen dat zij zelf in een bepaalde periode niet conforme leveringen van
schuimheeft ontvangen met verhoogde dichloorbenzeen-waarden, die de genoemde Ökotex-norm overschrijden. Dat schuim is weliswaar verwerkt in matraskernen die aan Swiss Sense zijn geleverd, maar dat op zichzelf rechtvaardigt niet de conclusie dat ook deze matraskernen op het moment van de levering aan Swiss Sense een te hoge concentratie dichloorbenzeen bevatten. Mede gelet op het feit dat dichloorbenzeen op den duur uitwasemt. De mededelingen van Polypreen in haar brief van 12 oktober 2017 tasten de verhandelbaarheid van de matrassen ten tijde van de levering aan Swiss Sense niet aan.
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)