Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser sub 1] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
verondersteldekans. Dat vindt de kantonrechter onvoldoende.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben twee huurders, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een verzoek ingediend tot woningruil. [eiser sub 1] huurt een benedenwoning en [eiser sub 2] woont in een driekamerwoning met trappen, wat voor hem en zijn echtgenote, gezien hun hoge leeftijd en gezondheidsproblemen, steeds moeilijker wordt. De verhuurder, BrabantWonen, heeft het verzoek van [eiser sub 2] tot woningruil afgewezen, met als argument dat [eiser sub 1] geen huurrelatie heeft met hen en dat de ruil niet in het belang van de verhuurder zou zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het belang van [eiser sub 2] bij de woningruil zwaarder weegt dan de belangen van BrabantWonen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser sub 1] voldoende financiële draagkracht heeft en dat de woningruil past binnen het maatschappelijk streven om huurders passend te huisvesten. De rechter heeft de vordering van [eiser sub 2] toegewezen en BrabantWonen veroordeeld in de proceskosten. De zaak benadrukt de afweging tussen de belangen van huurders en verhuurders in het kader van woningruil.