Wat is het oordeel van de rechtbank?
De medische grondslag van het bestreden besluit
4. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft uitgangspunten voor de rechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226). De aanleiding daarvoor is een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (arrest Korošec). Deze uitgangspunten houden kort samengevat in dat een beoordeling in drie stappen moet plaatsvinden. Eerst moet de zorgvuldigheid van de besluitvorming worden beoordeeld. De eisen die aan de besluitvorming van verweerder worden gesteld vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De rapportages van de verzekeringsartsen moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende duidelijk zijn (stap 1). Vervolgens moet worden bekeken of er evenwicht bestaat tussen partijen in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen (wapengelijkheid). Als er geen evenwicht bestaat, moet worden onderzocht hoe dat kan worden hersteld (stap 2). Als sprake is van evenwicht moet ten slotte een inhoudelijke beoordeling plaatsvinden (stap 3). Als eiseres door haar gemotiveerde betwisting twijfel heeft laten ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze na een eventuele reactie van verweerder niet is weggenomen, kan dat een reden zijn om een (medisch) deskundige te benoemen. 5. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek door verweerder voldoende zorgvuldig is geweest. De rechtbank ziet namelijk dat er verschillende onderzoeksactiviteiten zijn verricht. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, waaronder een eerder medisch onderzoeksverslag van een verzekeringsarts van 23 augustus 2018. Verder heeft de primaire verzekeringsarts eiseres gezien op het spreekuur van 15 oktober 2019 en daar een uitgebreide anamnese afgenomen. De verzekeringsarts B&B heeft ook het dossier bestudeerd en het bezwaarschrift en de door eiseres verstrekte medische informatie bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts B&B eiseres op de hoorzitting van
6. Er is geen sprake van wapenongelijkheid. Eiseres heeft voldoende ruimte gehad om medische stukken in te dienen. Die ruimte heeft zij ook benut. Zij heeft namelijk in de bezwaarfase een uitgebreid overzicht van haar huisarts verstrekt met daarin onder andere correspondentie met haar behandelaren. Deze informatie is naar zijn aard geschikt om twijfel te zaaien aan de conclusies van de verzekeringsartsen over de belastbaarheid van eiseres.
Stap 3: inhoudelijke beoordeling
7. De verzekeringsartsen hebben kennis genomen van de diagnoses en klachten van eiseres. Eiseres heeft aanzienlijke lichamelijke en psychische klachten. De primaire verzekeringsarts heeft diverse beperkingen aangenomen en deze beperkingen neergelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) in de rubrieken 1 (persoonlijk functioneren), 2 (sociaal functioneren), 4 (dynamische handelingen) en 5 (statische houdingen). De primaire verzekeringsarts heeft hierbij in aanmerking genomen dat een verzekeringsarts in augustus 2018 de belastbaarheid van eiseres van toen in kaart heeft gebracht en dat sindsdien sprake is van een min of meer stabiele situatie. In het rapport van 23 augustus 2018 heeft deze verzekeringsarts onder andere overwogen dat de door eiseres ervaren klachten en belemmeringen, de bevindingen en het behandelbeleid in de curatieve sector, de in het dossier aanwezige gegevens en bevindingen bij onderzoek een consistent en plausibel geheel vormen. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben onderschat.
8. De inhoud van het telefoongesprek op 6 mei 2020 met een sociaal medisch verpleegkundige brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Een sociaal medisch verpleegkundige is geen verzekeringsarts en is dus niet bevoegd om uitspraken te doen over de belastbaarheid van eiseres. Bovendien gaat het om de belastbaarheid van eiseres op
11 oktober 2019 en is het telefoongesprek geruime tijd daarna gevoerd.
9. De rechtbank ziet gelet op wat onder 5, 6, 7 en 8 is overwogen geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank ziet daarom geen reden om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen.
De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
10. Eiseres wijst er op dat zij volgens de FML is aangewezen op een voorspelbare werksituatie (item 1.9.5), een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen (item 1.9.6), werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken (item 1.9.7) en werk waarin zo nodig kan worden teruggevallen op directe collega’s of leidinggevenden (item 2.3). Ook heeft zij beperkingen aan haar rechterarm en een beperking voor zitten (item 5.1). Onder verwijzing naar een beschrijving van het beroep heftruckchauffeur door het Nationaal Kenniscentrum EVC voert eiseres aan dat zij gelet op haar beperkingen niet geschikt voor die functie is. Zo moet de heftruckchauffeur volgens die beschrijving storingen aan de heftruck aan de verantwoordelijke melden. Verder voert eiseres aan dat ook de andere geselecteerde voorbeeldfuncties gelet op haar beperkingen niet geschikt voor haar zijn.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder voor het selecteren van voorbeeldfuncties het zogeheten CBBS gebruikt. In het CBBS worden na onderzoek door een arbeidskundig analist gegevens over functies, functie- en opleidingseisen en belastende factoren van functies opgenomen. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Daarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn indien een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens (zie CRvB 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737). 12. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de in het CBBS opgenomen gegevens over de functie van chauffeur heftruck, intern transport onjuist zijn. De verwijzing naar de beschrijving van het beroep heftruckchauffeur door het Nationaal Kenniscentrum EVC is daartoe onvoldoende, omdat onduidelijk is hoe die beschrijving tot stand is gekomen. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige B&B in een nader rapport van 29 juni 2020 met juistheid opgemerkt dat het slechts om een algemene beschrijving gaat. De rechtbank twijfelt zelf ook niet dat de betreffende gegevens juist zijn.
13. Verder is de primaire arbeidsdeskundige bij de beoordeling van de passendheid van de geselecteerde voorbeeldfuncties op adequate wijze ingegaan op de zogeheten signaleringen, zoals bij de items 1.9.5 en 1.9.6. Waar bij de functies geen signalering is vermeld, zoals bij item 1.9.7 (werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken), is geen sprake van kenmerkende belasting in de functie. Het betoog van eiseres dat zij niet in staat is om de functies te verrichten, slaagt daarom niet.
14. Nu de rechtbank niet twijfelt aan het standpunt van de arbeidsdeskundigen, is er geen aanleiding om een onafhankelijke arbeidsdeskundige te benoemen.
15. Eiseres voert aan dat uitgaande van het maatmaninkomen van € 14,34 haar resterende verdiencapaciteit € 9,32 moet bedragen om minimaal 35% arbeidsongeschikt te kunnen zijn. Omdat het voor haar geldende minimumloon € 9,54 per uur bedraagt, kan zij dus nooit voor een WIA-uitkering in aanmerking komen. Mensen met een hoger maatmaninkomen met dezelfde restverdiencapaciteit komen wel in aanmerking komen voor een WIA-uitkering en mensen met een lager inkomen zoals zij niet. Dit is in strijd met het discriminatieverbod in artikel 1 van de Grondwet.
16. Dit betoog slaagt niet. De WIA-uitkering is een zogeheten loondervingsuitkering: het is een uitkering die wordt gebaseerd op het inkomen dat iemand door arbeidsongeschiktheid misloopt. Iemand met een hoger maatmaninkomen dan eiseres maar met een gelijke restverdiencapaciteit loopt meer inkomen mis. In die gevallen is van een gelijke situatie geen sprake en is van discriminatie dus ook geen sprake.
17. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden vastgesteld dat eiseres met ingang van 11 oktober 2019 geen recht op een WIA-uitkering heeft. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.