ECLI:NL:RBOBR:2021:2213

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
21/808
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake preventieve last onder dwangsom voor cursuscentrum De Smederij in verband met Covid-19 maatregelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een cursuscentrum gevestigd te Soerendonk. De burgemeester van de gemeente Cranendonck had op 25 maart 2021 een preventieve last onder dwangsom opgelegd aan verzoekster, omdat er ernstige vrees bestond dat het cursuscentrum, De Smederij, open zou blijven in strijd met de Wet publieke gezondheid (Wpg) en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm). Verzoekster betwistte dat haar cursuscentrum een publieke plaats is en stelde dat het besluit van de burgemeester leidt tot concurrentievervalsing.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het cursuscentrum, ondanks de argumenten van verzoekster, als een publieke plaats moet worden aangemerkt. Dit is gebaseerd op het feit dat het cursuscentrum jaarlijks ongeveer 300 cursisten ontvangt en dat de meerderheid van de cursussen voor eenieder toegankelijk is. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester handhavend kon optreden en dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van de coronamaatregelen en de verantwoordelijkheden van burgemeesters in hun gemeenten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de argumenten van verzoekster niet opwegen tegen de publieke functie van het cursuscentrum, en dat de burgemeester terecht had gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/808
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster], gevestigd te Soerendonk, verzoekster,
en

de burgemeester van de gemeente Cranendonck, de burgemeester

(gemachtigden: mr. S.H.J. Raessens en P. Kuckelkorn).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2021 heeft de burgemeester verzoekster een preventieve last onder dwangsom (last) opgelegd vanwege de ernstige vrees dat verzoekster cursuscentrum De Smederij aan de Dorpsstraat 26 te Soerendonk openstelt en daarmee artikel 58h, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg), in samenhang met artikel 4.a.1., eerste lid, van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm), overtreedt.
Verzoekster heeft tegen de last op 25 maart 2021 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 12 april 2021 heeft verzoekster nadere stukken ingediend.
De burgemeester heeft op 15 april 2021 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 19 april 2021. Namens verzoekster zijn verschenen [vennoten] , de vennoten van verzoekster. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Aanleiding voor deze procedure
2. Verzoekster is eigenares van het cursuscentrum De Smederij en geeft daar onder die naam op het gebied van de spirituele therapie één- of tweejarige beroepsopleidingen, korte bijscholingscursussen en dagworkshops.
Vanwege de uitbraak van Covid-19 is het cursuscentrum volledig gesloten geweest van maart tot juni 2020. Vanwege Covid-19 heeft het cursuscentrum medio december 2020 opnieuw zijn deuren moeten sluiten.
3. Tussen verzoekster en de burgemeester is begin maart 2021 overleg geweest of het cursuscentrum weer open kan. Zoals blijkt uit een e-mail van de burgemeester aan verzoekster van 4 maart 2021 stelt de burgemeester zich op het standpunt dat het cursuscentrum een publieke plaats is en om die reden gesloten moet blijven. Verzoekster heeft op 23 maart 2021 in een e-mail laten weten het daarmee niet eens te zijn en te kennen gegeven om op donderdag 25 maart 2021 vanaf 11.00 uur het cursuscentrum weer open te stellen voor de cursisten van de beroepsopleidingen. Daarop is de besluitvorming gevolgd, zoals hiervoor vermeld onder het procesverloop.
Standpunt van verzoekster
4. Verzoekster vindt dat het cursuscentrum geen publieke plaats is. Zij wijst erop dat cursisten zich van tevoren aanmelden, dat zij lesgeld betalen, en dat zij, voordat het traject begint, een intakegesprek krijgen. Alleen zij die zich hebben aangemeld, het leercontract ondertekend hebben en hebben betaald, mogen naar binnen. Natuurlijk kan iedereen zich voor een cursus aanmelden tot het vol is, maar zonder intakegesprek wordt niemand toegelaten. Voldoet iemand niet aan de selectiecriteria dan wordt hij of zij afgewezen. Iedereen die wel is aangenomen, ondertekent een leercontract en krijgt natuurlijk voor elke les een controlemail waarin zij moeten bevestigen geen corona-gerelateerde klachten te hebben en niet met iemand in aanraking te zijn geweest die wel corona-gerelateerde klachten heeft, aldus nog steeds verzoekster.
Verzoekster vindt verder dat het besluit van de burgemeester leidt tot concurrentievervalsing, omdat diverse soortgelijke bedrijven in andere gemeenten wel open mogen blijven. Volgens verzoekster verliest zij daardoor klanten (cursisten).
Standpunt van de burgemeester
5. Volgens de burgemeester is cursuscentrum De Smederij een publieke plaats. Het is een locatie die voor iedereen, zonder aanzien des persoons, openstaat. De cursisten moeten worden aangemerkt als publiek. Iedereen kan zich immers inschrijven voor een cursus. Als op die locatie normaal gesproken opleidingen worden georganiseerd, dan gaat het om een plaats waar publiek (cursisten) mag komen. Of de voordeur al dan niet gesloten is en/of er enkel op afspraak cursisten komen, verandert niet het feit dat in beginsel iedereen opleidingen kan volgen en het cursuscentrum daardoor een publieke functie heeft.
Oordeel van de voorzieningenrechter
6. Zoals op de zitting is besproken ziet de voorzieningenrechter zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of cursuscentrum De Smederij wel (de burgemeester) of niet (verzoekster) is aan te merken als een publieke plaats als bedoeld in artikel 58a van de Wpg.
7. In de toelichting van de wetgever bij artikel 58a, voor zover hier van belang, staat (Kamerstukken II 2019/2020, 35 526, nr. 3, pagina 76):
Publieke plaats: In de definitie wordt aangesloten bij de uitleg van “een voor het publiek openstaand gebouw” als bedoeld in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet (….).
Voor het publiek openstaand betekent dat deze plaatsen voor eenieder zonder aanzien des persoons openstaan. Hier kunnen wel beletselen gelden voor toegang en verblijf. Het kan bijvoorbeeld gaan om een entreeprijs, minimumleeftijd of verzoek om identificatie. Bij een bijzondere bestemming of gebruiksvoorwaarden is het publiek gebruik van de ruimte doelgebonden. Te denken valt aan musea, bibliotheken, de voor het publiek openstaande ruimten en zittingszalen in gerechtsgebouwen ten behoeve van openbare zittingen, winkels, cafés, restaurants en de bijbehorende terrassen, bioscopen, theaters, dierentuinen, attractieparken en andere dagattracties, en bepaalde recreatiegebieden. Onderwijsinstellingen en bijbehorende erven vallen niet onder de noemer voor het publiek openstaande gebouwen en zijn dus besloten plaatsen. Een school en schoolplein zijn naar hun bestemming niet voor eenieder toegankelijk. Als de gestelde voorwaarden tot gevolg hebben dat alleen nog specifieke personen toegang hebben, dan is geen sprake van een publieke plaats. De feitelijke omstandigheden van het geval zijn bepalend. Formele criteria, zoals de benaming, de aanduiding op de gevel of een lidmaatschap zijn niet uitsluitend bepalend voor de vaststelling van het publieke of besloten karakter. Bepalend is hoe de betreffende plaats in werkelijkheid overwegend wordt geëxploiteerd. In aanvulling op de voor het publiek openstaande gebouwen, kunnen ook ruimten in gebouwen (lokalen) (….) voor het publiek openstaan (….). Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn die onder hetzelfde toepassingsbereik geplaatst.”
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de in de memorie van toelichting gebezigde term “onderwijsinstelling” in artikel 58a van de Wpg wordt gedefinieerd. Niet in geschil is dat eiseres geen onderwijsinstelling in de zin van de Wpg is en dat in zoverre het cursuscentrum niet als een besloten plaats kan worden aangemerkt.
9. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat verzoekster het cursuscentrum thans alleen wil openstellen voor (potentiële) cursisten van de beroepsopleidingen. Verzoekster betoogt met zoveel woorden dat de beroepsopleidingen niet voor eenieder toegankelijk zijn en dat haar cursuscentrum om die reden geen publieke plaats is. De voorzieningenrechter kan er echter niet aan voorbijgaan dat voor de beantwoording voor de vraag of het cursuscentrum een publieke plaats is, bepalend is op welke wijze de locatie gewoonlijk overwegend wordt geëxploiteerd. Dan is van belang dat het cursuscentrum, naar verzoeksters eigen zeggen, jaarlijks ongeveer 300 cursisten ontvangt, waarvan ongeveer 110 de één- of tweejarige beroepsopleiding volgen en ongeveer 190 korte bijscholingscursussen of dagworkshops. Voor wat betreft de korte bijscholingscursussen of dagworkshops is niet in geschil dat zij voor eenieder toegankelijk zijn. Omdat cursisten van die cursussen/workshops gewoonlijk de meerderheid van de populatie in het cursuscentrum vormen, moet al worden geoordeeld dat het cursuscentrum een publieke plaats is.
Maar ook voor wat betreft de beroepsopleidingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij voor eenieder toegankelijk zijn. Verzoekster stelt weliswaar dat iemand die niet voldoet aan de selectiecriteria wordt afgewezen, maar niet is gebleken dat het gaat om objectieve, verplicht gestelde, criteria. Immers, op de zitting is gebleken dat verzoekster zelf, in de persoon van haar vennoot [vennoot] , de intakegesprekken voert en zelf bepaalt wie tot de opleiding wordt toegelaten. Naar ook verzoekster op de zitting heeft erkend, is zo’n screening subjectief. Mede gelet hierop kunnen de op zitting gegeven voorbeelden in welke gevallen personen voor de initiële beroepsopleiding zijn geweigerd, namelijk psychische redenen of omdat de Nederlandse taal niet wordt beheerst, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders worden opgevat als uitzonderingen op het uitgangspunt dat de beroepsopleidingen voor eenieder openstaan. Verder neemt de voorzieningenrechter hierbij in aanmerking dat verzoekster geen eisen stelt aan het niveau van de vooropleiding. Zo vermeldt de overgelegde studiegids “Energetische systeemtherapie” slechts: “aanbevolen vooropleiding is minimaal HAVO of hieraan gelijkwaardig”. In het licht van het voorgaande zijn de verplichtingen dat cursisten zich vooraf moeten aanmelden, lesgeld moeten betalen, een leercontract moeten ondertekenen en zich moeten houden aan de coronamaatregelen, hooguit beletselen om in het cursuscentrum een beroepsopleiding te kunnen volgen.
Op de zitting heeft verzoekster erop gewezen zij ook vervolgopleidingen geeft die alleen openstaan voor degenen die de desbetreffende initiële beroepsopleidingen hebben gevolgd. Dit neemt echter niet weg dat in het cursuscentrum overwegend (initiële) beroepsopleidingen, bijscholingscursussen en workshops worden verzorgd die, zoals hiervoor is overwogen, voor eenieder openstaan.
Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter met de burgemeester het cursuscentrum aanmerkt als een publieke plaats. Het betoog van verzoekster slaagt niet.
10. Dat in andere gemeentes vergelijkbare locaties wel open mogen, betekent niet dat de burgemeester in dit geval niet handhavend kan optreden. Elke burgemeester is immers verantwoordelijk voor zijn eigen gemeente.
11. Het voorgaande betekent dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
Conclusie
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 3 mei 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

bijlage: Wettelijk kader

Wet op de publieke gezondheid

Artikel 58a. Begripsbepalingen
1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
besloten plaats: een andere dan openbare of publieke plaats en een daarbij behorend erf, met inbegrip van gebouwen en plaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet;
(...)
onderwijsinstelling: een school, instelling of exameninstelling in de zin van een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet op het onderwijstoezicht, daaronder begrepen een niet bekostigde instelling;
(…)
publieke plaats: een voor het publiek openstaand gebouw als bedoeld in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet of artikel 176, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en een daarbij behorend erf, of een voor het publiek openstaand lokaal, voertuig of vaartuig, met uitzondering van gebouwen en plaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet;
(…)
Artikel 58b. Doel en reikwijdte
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de bestrijding van de epidemie, of een directe dreiging daarvan.
2. De bij of krachtens dit hoofdstuk toegekende bevoegdheden worden slechts toegepast voor zover die toepassing:
a. gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is;
b. in overeenstemming is met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat; en
c. gelet op het in het eerste lid genoemde doel de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk beperkt en aan dat doel evenredig is.
Artikel 58h. Niet openstellen of voorwaarden voor openstelling van publieke plaatsen
1. Bij ministeriële regeling kunnen publieke plaatsen worden aangewezen die niet of slechts onder in die regeling gestelde voorwaarden voor publiek mogen worden opengesteld. Tot de voorwaarden kan behoren dat ten hoogste een bij die regeling vast te stellen aantal personen als publiek aanwezig mag zijn.
2. De volgende plaatsen worden niet aangewezen als publieke plaatsen die niet voor publiek mogen worden opengesteld:
a. een stemlokaal;
b. een plaats die is bestemd voor een vergadering van de Staten-Generaal of van een commissie daaruit;
c. een plaats die is bestemd voor een vergadering van de gemeenteraad, provinciale staten en het algemeen bestuur van een waterschap, of van een door deze organen ingestelde commissie;
d. een gerechtsgebouw.

Tijdelijke regeling maatregelen covid-19

Artikel 4.a1. Sluiting publieke plaats
1. Onverminderd artikel 58h, tweede lid, van de wet en artikel 4.4, eerste en derde lid, worden van 15 december 2020 tot en met 9 februari 2021 geen andere publieke plaatsen voor publiek opengesteld dan (…)