ECLI:NL:RBOBR:2021:221

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
C/01/364148 / FA RK 20-5261
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor geslachtsnaamwijziging en gezag over minderjarigen

In deze zaak verzoekt de moeder voor de derde keer om vervangende toestemming voor de wijziging van de achternaam van haar minderjarige dochters. De rechtbank heeft eerder twee verzoeken van de moeder afgewezen, omdat het belang van de kinderen om verbonden te blijven met hun vader zwaarder weegt dan de wens van de moeder en de kinderen om dezelfde achternaam te dragen. De rechtbank oordeelt dat de kinderen onvoldoende kans hebben gekregen om een eigen beeld van hun vader te vormen, wat essentieel is voor hun ontwikkeling. De moeder heeft ook verzocht om alleen het gezag over de kinderen te krijgen, maar de rechtbank oordeelt dat de vader zijn gezagspositie niet frustreert en dat er geen onaanvaardbaar risico is voor de kinderen. De rechtbank wijst beide verzoeken af en benadrukt het belang van een positieve relatie tussen de kinderen en hun vader, ondanks de huidige situatie. De rechtbank hoopt dat de moeder zich neerlegt bij deze beslissing en de kinderen de ruimte geeft om hun eigen relatie met hun vader te ontwikkelen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/364148 / FA RK 20-5261
Uitspraak : 15 januari 2021
Beschikking over gezag en vervangende toestemming voor wijziging van de achternaam in de zaak van

[verzoekster] ,

wonend op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M. Czarnota,
tegen

[verweerder] ,

wonend in [plaats] , gemeente [Y] ,
partijen, ook wel afzonderlijk aan te duiden als: de moeder en de vader,
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboorteplaats]
  • [minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboorteplaats] .
Daarnaast is voor de mondelinge behandeling uitgenodigd:
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
locatie Eindhoven,
hierna te noemen: de raad.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de moeder, ontvangen op de griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2020;
  • de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 oktober 2020, waarin die rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om van het verzoek kennis te nemen en de zaak heeft doorverwezen naar deze rechtbank;
  • de brief van de vader, ontvangen op de griffie op 19 november 2020;
  • de brief van [minderjarige 1] van 22 november 2020;
  • de brief van [minderjarige 2] van 22 november 2020.
Op 1 december 2020 heeft de rechter partijen gehoord via een Skype-gesprek omdat als gevolg van het Covid-19-virus geen mondelinge behandeling in elkaars aanwezigheid op de rechtbank kon plaatsvinden. De rechtbank heeft gesproken met:
- de moeder, bijgestaan door mr. Czarnota,
- mevrouw [naam] namens de raad.
De vader heeft in zijn brief laten weten dat hij niet zal verschijnen tijdens de mondelinge behandeling.
De griffier heeft de minderjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening over de verzoeken aan de rechter kenbaar te maken. Zij hebben schriftelijk gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
De feiten
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Breda van
[datum] is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Die beschikking is op
[datum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn tijdens het huwelijk van partijen geboren. De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
De verzoeken
De moeder verzoekt de rechtbank om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
haar vervangende toestemming te verlenen om de achternaam [achternaam vader] van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen naar [achternaam moeder] ;
te bepalen dat de moeder voortaan alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal uitoefenen.
De gronden van de verzoeken zijn opgenomen in het verzoekschrift. De moeder is tijdens de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld haar standpunt nader toe te lichten. De raad is gevraagd naar zijn advies over de zaak. Voor zover van belang zal daarop bij de beoordeling nader worden ingegaan.
De standpunten
De moeder vraagt nu voor de derde keer om haar vervangende toestemming te geven om de achternaam van de kinderen te mogen wijzigen. Zij geeft aan dat dit nog steeds de wens van de kinderen is. Verder geeft de moeder aan dat [kind 3] (die nu meerderjarig is) inmiddels wel de achternaam van de moeder heeft en dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat ook willen. Zij wonen nu in één gezin, maar met twee achternamen. Volgens de moeder is de achternaam van hun vader belastend voor de kinderen. Zij verbinden die naam met een man die geen interesse in hen toont. De moeder geeft aan dat zij de kinderen altijd de ruimte heeft gegeven om contact te hebben met hun vader.
De raad heeft hetzelfde standpunt ingenomen als in 2018 na het onderzoek. Het lijkt er volgens de raad op dat de moeder niets heeft gedaan met de adviezen die de raad toen aan de moeder heeft gegeven. De moeder heeft namelijk geen persoonlijke hulp gezocht om het verleden dat zij met de vader heeft te verwerken terwijl blijkt dat bij de moeder nog altijd sprake is van veel oud zeer tussen haar en de vader. Zonder hulpverlening lukt het de moeder niet om op een andere manier naar de situatie te kijken en de vader een kans te geven om - op welke manier dan ook - een rol te spelen in het leven van de kinderen. De raad vindt dat een wijziging van de achternaam het ultieme middel is om de andere ouder “uit te gummen”. De raad vindt dat de achternaam niet veranderd moet worden.
De moeder is het niet met de raad eens. Zij vraagt zich af hoe zij de kinderen kan stimuleren om interesse te tonen in hun vader terwijl die vader geen enkele interesse in hen toont. Steeds krijgt de moeder te horen dat zij het niet goed aanpakt maar over de vader wordt niets gezegd. Voor de kinderen is duidelijk dat de vader niet geïnteresseerd is in hen en dat is de afgelopen jaren niet veranderd. Een maatschappelijk werker heeft in het verleden met de kinderen gesproken over het verwerken van het verleden en de onveilige gevoelens die zij ervaren voor de vader en toch blijven de kinderen bij hun standpunt dat zij hun achternaam willen wijzigen. De moeder vraagt zich af wat het belang is voor de kinderen als zij de achternaam houden van een vader met wie zij geen band hebben of voelen. Er moet volgens de moeder dan ook rekening worden gehouden met de wens van de kinderen.
De beoordeling
Vervangende toestemming achternaamwijziging
De ouders hebben samen het gezag hebben over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zijn het niet eens over de wijziging van de achternaam van de kinderen. Daarmee is sprake van een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a BW. Dit artikel geeft de rechter een zelfstandig toetsingskader en bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders kunnen worden voorgelegd aan de rechtbank. De rechter neemt dan een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarige kinderen wenselijk voorkomt.
De moeder heeft de rechtbank al twee keer eerder gevraagd om toestemming om de achternaam van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen. Zij voert als reden aan dat dit na al die tijd nog steeds de wens van de kinderen is.
De eerste keer heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen. Dat was in de beslissing van 17 januari 2017. De rechtbank vond het niet in het belang van de kinderen om hun achternaam te wijzigen. De rechtbank vond namelijk dat de kinderen toen te jong waren om de gevolgen van een wijziging van hun achternaam te kunnen overzien. Ook was voor de rechtbank belangrijk dat de hulpverlening die toen was ingeschakeld niet had aangegeven dat een wijziging van de achternaam in het belang van de kinderen was.
Daarna heeft de moeder een tweede verzoek bij de rechtbank ingediend. Daar heeft zij verklaringen bijgevoegd van docenten van de kinderen. De rechtbank heeft toen aan de raad gevraagd om een onderzoek in te stellen en de rechtbank een advies te geven. In dat advies heeft de raad (onder meer) het volgende geschreven:
  • de vader is nooit opgewassen geweest tegen de situatie en heeft er binnen zijn vermogen alles aan gedaan om contact te krijgen met zijn kinderen,
  • de vader heeft zijn huis ingericht met 3 slaapkamers voor de kinderen en houdt die kamers nog altijd in tact voor hen,
  • de vader stuurt met de verjaardagen van de kinderen en met Kerst nog altijd een kaartje aan de kinderen,
  • de vader betaalt alimentatie voor de kinderen,
  • de vader mist de kinderen enorm en heeft er veel verdriet van dat hij niet in hun leven is.
Verder heeft de raad geschreven dat:
  • de moeder het genomen pad met de beste intenties is ingeslagen,
  • zij het beste met de kinderen voor heeft en hen wil beschermen tegen alles wat niet goed is voor hen,
  • de moeder de overtuiging heeft dat de vader niets toevoegt aan de ontwikkeling van de kinderen,
  • het belangrijk is dat de moeder (zo nodig met hulpverlening) het verleden een plek gaat geven,
  • zij inzicht krijgt dat het voor de kinderen belangrijk is om een positiever beeld van hun vader te krijgen en dat zij de kinderen daarin moet stimuleren,
  • zij hen daar emotioneel de ruimte voor moet geven.
Ook het tweede verzoek is door de rechtbank afgewezen. Dat was in de beslissing van
19 juni 2019. Daarin heeft de rechtbank het volgende over de zaak gezegd:
“De rechtbank heeft alle informatie en de meningen van alle betrokkenen afgewogen en komt tot de volgende conclusie.
Kort samengevat zeggen [kind 3] en [minderjarige 1] slechte herinneringen te hebben aan hun vader en daarom voortaan graag de achternaam van hun moeder willen dragen.
[minderjarige 2] zegt dit ook te willen, maar heeft zelf geen slechte herinneringen aan haar vader. Wel is zij bang voor contact met haar vader omdat zij elkaar al zo lang niet hebben gezien. Zij wenst de verandering van haar achternaam vooral omdat [kind 3] en [minderjarige 1] dat ook willen en zij niet de enige binnen het gezin wil zijn die een andere achternaam heeft.
Ondanks dat de wens van [kind 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de rechter heel duidelijk is geworden, vindt de rechtbank het toch belangrijker dat [kind 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de achternaam van hun vader houden. Kinderen dragen de kenmerken van beide ouders, zowel innerlijk als uiterlijk. Vader is daarom hoe dan ook een onderdeel van wie [kind 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn en dat zal hij ook altijd blijven, of zij dit nu willen of niet. Het wel of niet hebben van contact of het veranderen van hun achternaam verandert daar niets aan. De naamswijziging brengt ook geen verandering in de situatie waarin vader samen met moeder nog steeds het gezag heeft.
Vooral [kind 3] en [minderjarige 1] hebben hun vader eigenlijk al negen jaar geleden “afgeschreven” op basis van een beeld wat zij toen van hem hadden of kregen via hun moeder. Vader heeft daarna eigenlijk nooit meer de ruimte gekregen om een ander beeld van zichzelf te laten zien. Ook een door de rechtbank bepaalde begeleide contactregeling via het omgangshuis van de Combinatie Jeugdzorg is in 2012 gestrand omdat de kinderen daartegen veel weerstand toonden. Vader heeft zich op een gegeven moment op de achtergrond geplaatst door niet meer aan te dringen op contact en hij doet dat eigenlijk nog steeds. Het lijkt alsof de oudste twee kinderen dit hun vader dan weer verwijten, waardoor zij zich alleen maar bevestigd zien in hun negatieve beeld van hem. In toewijzing van het verzoek zullen de kinderen een bevestiging zien van het negatieve beeld dat zij van hun vader hebben. De rechtbank kan en wil daarin niet meegaan, aangezien het helemaal niet vast staat dat dit beeld juist is.
Het is voor kinderen misschien nog moeilijk voor te stellen, maar uit onderzoek is bekend dat de gevolgen van “het afschrijven” van hun vader op latere leeftijd heel groot kunnen zijn en zelfs kunnen zorgen voor ernstige psychische problemen. De rechtbank wil het risico dat [kind 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] later misschien (psychische) problemen krijgen niet nemen. Dat is ook wat de raad de rechtbank heeft geadviseerd. Om die reden volgt de rechtbank het advies van de raad. De rechtbank zal het verzoek van de moeder dus afwijzen.
De rechtbank begrijpt heel goed dat deze uitspraak voor [kind 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een teleurstelling is. De rechtbank wil daarom benadrukken dat het niet zo is dat zij iets verkeerd hebben gedaan of gezegd waardoor de rechtbank vindt dat hun wens niet in vervulling kan gaan. Zoals hiervoor is beschreven neemt de rechtbank deze beslissing omdat zij vindt dat hun belang hiermee wordt gediend.
Volgens de rechtbank is het overigens heel belangrijk dat vader blijft aangeven dat de deur voor de kinderen bij hem altijd open zal staan en dat hij daarin blijft investeren. Als zij op latere leeftijd misschien toch contact met hem willen, wordt die stap misschien minder groot.”
De moeder zegt dat het advies van de raad en de tweede afwijzing van de rechtbank zijn ingeslagen als een bom. Zij en de kinderen zijn toen verslagen achtergebleven, zo geeft zij aan.
Daarna is [kind 3] meerderjarig geworden. Hij heeft toen aan de Minister gevraagd om zijn achternaam te wijzigen en dat verzoek is toegewezen. De vader heeft nog wel bezwaar gemaakt tegen het verzoek. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij via de mail aan [kind 3] heeft gevraagd hoe het met hem gaat. Maar hij heeft daar geen antwoord op gekregen.
Vervolgens heeft de moeder een derde verzoek aan de rechtbank gedaan om de achternaam van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen. Daarover moet de rechtbank nu een beslissing nemen.
De rechtbank vindt dat er weinig is veranderd ten opzichte van de situatie van anderhalf jaar geleden (de tweede beslissing). Daarom ziet de rechtbank geen reden om nu anders over de zaak te denken. Het is zo dat de kinderen nu ouder zijn dan bij de eerste beslissing. Maar de kinderen hebben nog steeds een negatief beeld van hun vader, ook al heeft de raad in december 2018 duidelijke adviezen aan de moeder gegeven om daar iets aan te veranderen. De rechtbank heeft gemerkt dat de moeder de gebeurtenissen uit het verleden met de vader nog altijd niet goed heeft kunnen verwerken. En daar hebben de kinderen last van. De kinderen waren nog erg jong toen hun ouders uit elkaar gingen. Vanaf dat moment is er nauwelijks contact geweest tussen de kinderen en de vader. De kinderen hebben er recht op dat zij hun eigen beeld kunnen vormen van hun vader en niet vast zitten aan het beeld dat de moeder (als ex-partner) van de vader heeft. Als twee volwassenen uit elkaar gaan levert dat vaak verdriet, boosheid en frustratie op. Maar de volwassenen moeten dat ieder voor zich verwerken en hun kinderen daar niet bij betrekken of mee belasten. En als zij dat moeilijk vinden moeten zij daar zelf hulp voor inschakelen. Dat is ook wat de raad aan de moeder heeft geadviseerd. Jammer genoeg heeft de moeder dat advies niet opgevolgd en heeft zij geen hulp gezocht om het verleden te verwerken en de vader ruimte te geven voor contact met de kinderen. De rechtbank heeft zelf ook gemerkt dat de moeder erg stellig en nog steeds erg negatief is over de vader. Omdat de kinderen erg loyaal zijn aan de moeder, worden zij - wellicht zonder dat de moeder dat zo wil of bedoelt - belast met moeders negatieve emoties over de vader. De kinderen hebben het beeld van een vader die geen enkele interesse in hen heeft. Maar de vader heeft wel degelijk geprobeerd om contact met de kinderen te krijgen en er is ook veel hulpverlening ingezet om dat contact van de grond te laten komen.
Omdat na de tweede beslissing veel tijd is verstreken en niet veel is gedaan om een verandering tot stand te brengen, zijn de kinderen steeds stelliger geworden in hun mening over de vader. De vader kan daardoor geen ingang meer vinden bij de kinderen. Die ingang zal er al helemaal niet komen als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn achternaam niet meer zullen dragen. Daarin zullen zij alleen maar een bevestiging zien van het negatieve beeld dat zij nog altijd van hun vader hebben. De raad vindt dat het wijzigen van een achternaam hét middel bij uitstek is om een ouder uit het leven van een kind te wissen. De rechtbank denkt daar hetzelfde over als de raad, namelijk dat dat niet in het belang van de kinderen is.
Wat de rechtbank verder nog belangrijk vindt is het volgende. In 2018 heeft de raad een advies op papier gezet voor de rechtbank. De raad wilde het advies eerst alleen met de moeder bespreken maar de moeder wilde dat de kinderen ook bij dat gesprek zouden zijn. Dat is toen ook gebeurd. De moeder is in dat gesprek heel boos geworden en heeft met boze en harde stem haar onvrede geuit over de vader en over het advies. Daarmee heeft zij de kinderen onnodig belast. Bovendien heeft [minderjarige 1] als reactie op het advies van de raad gezegd dat zij snapt dat haar moeder boos reageert omdat haar moeder zoveel moeite in de wijziging van de achternaam heeft gestoken en het niet gelukt is. [minderjarige 2] heeft, nadat de moeder heeft aangegeven dat het haar teveel werd, gehuild. En zij heeft gezegd dat zij, door wat zij van de anderen heeft gehoord, ook de naamswijziging wil en dat zij niets met haar vader heeft. De rechtbank vindt dat het er op lijkt dat het vooral de moeder is die wil dat de kinderen een andere achternaam krijgen, ook al geeft de moeder steeds aan dat het niet haar verzoek is maar het verzoek van de kinderen. Verder lijkt het er op dat de kinderen de moeder daarin volgen omdat zij nu eenmaal loyaal zijn aan haar. Tot slot lijkt het er op dat de kinderen van hun moeder geen (echte) kans hebben gekregen om zich een eigen (positief) beeld van hun vader te kunnen vormen.
De moeder heeft er, na de eerste afwijzing, veel energie in gestoken om met verklaringen van school te komen waarin staat dat de kinderen graag een andere achternaam willen. De rechtbank heeft die verklaringen in 2018 gelezen maar vond niet dat die verklaringen tot een andere conclusie moesten leiden. Het lijkt (ook nu nog steeds) vooral te gaan om de strijd van de moeder, die graag ziet dat de vader uit het leven van de kinderen wordt gewist. En de rechtbank vindt dat dat niet in hun belang is. De rechtbank vindt het verder belangrijker dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] via hun achternaam verbonden blijven met hun vader dan dat zij en [kind 3] alledrie dezelfde achternaam hebben. Daarom geeft de rechtbank geen toestemming om de achternaam te wijzigen.
De rechtbank hoopt van harte dat de moeder zich nu neerlegt bij deze derde afwijzing en dat zij de kinderen nu rust gunt.
Gezag
De moeder stelt dat zij al sinds de echtscheiding alleen voor de kinderen zorgt. Zij geeft aan dat de vader sinds augustus 2012 geen contact meer met hen heeft. Hij heeft volgens de moeder al die tijd ook nooit betrokkenheid getoond. En hij geeft volgens de moeder op geen enkele manier invulling aan het gezag. Van overleg tussen de ouders is volgens de moeder geen sprake. Zij vindt de drempel erg hoog om contact op te nemen als zij de toestemming van de vader nodig heeft. De vader verleent dan wel toestemming maar informeert niet verder naar de kinderen, aldus de moeder. Volgens de moeder ervaren de kinderen, alleen al doordat zij weten dat de vader nu bevoegd is om beslissingen over hun te nemen, spanningen die niet in hun belang zijn.
De raad vindt het jammer dat de moeder de vader veroordeelt om wat hij niet gedaan heeft. Zij had ook kunnen kijken naar wat hij wel gedaan heeft. Voor de kinderen zou het fijn zijn om te weten dat hun vader - op zijn manier - geprobeerd heeft in beeld te blijven. De raad ziet geen gronden voor beëindiging van het gezamenlijk gezag. De vader frustreert het gezag niet. Het toekennen van gezag aan alleen de moeder strookt bovendien niet met het advies van de raad over de achternaam.
De rechtbank stelt voorop dat de hoofdregel van de wet is dat de ouders samen het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen. Daarop wordt alleen een uitzondering gemaakt als er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd genoeg verbetering komt, of als wijziging van het gezag om een andere reden in het belang van de kinderen noodzakelijk is (artikel 1:253n in verbinding met artikel 1:251a, eerste lid BW). Het gezamenlijk gezag van ouders die niet (meer) met elkaar gehuwd zijn kan daarnaast alleen worden beëindigd als de omstandigheden zijn veranderd of als bij het nemen van een eerdere beslissing over het gezag van verkeerde of onvolledige gegevens is uitgegaan (artikel 1:253n, eerste lid BW)
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de datum van ontbinding van het huwelijk omdat het contact tussen vader en de kinderen, na een periode van moeizaam contact na de echtscheiding, al ruim acht jaar is verbroken. De vader voelt geen ruimte om invulling te geven aan zijn gezagspositie. Maar uit de overgelegde stukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, volgt niet dat is voldaan aan een van de uitzonderingen op de hoofdregel. De vader frustreert het gezag niet, hij geeft zijn toestemming als de moeder daarom vraagt. De communicatie die de ouders voeren is beperkt tot het zakelijke; moeder informeert vader alleen over zaken waarvoor zijn toestemming vereist is. De rechtbank wil de moeder meegeven dat zij de vader ook over andere zaken zou moeten informeren (ook als zij daarop geen reactie krijgt) zodat de vader meer ingang kan krijgen bij de kinderen. Aan de vader wil de rechtbank meegeven dat hij die kans op een ingang dan ook moet aangrijpen. De manier waarop de ouders communiceren over het gezag is niet belastend voor de kinderen, althans dat is niet gebleken. Door de moeder is ook niet aangegeven waaruit blijkt dat de kinderen spanningen zouden ervaren door de gezagsuitoefening door de vader.
Omdat niet is voldaan aan een van de toewijzingsgronden zal de rechtbank het verzoek om het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen afwijzen.
Proceskosten
De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank
wijst de verzoeken af;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van der Weij, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 15 januari 2021.
Conc: MvdS / WJvd(O
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.