ECLI:NL:RBOBR:2021:1761

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
WR 21/012
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking in bestuursrechtelijke zaken zonder gegronde wrakingsgronden

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 13 april 2021 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. S.A.J. de Jong-Nibourg, rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek werd ingediend na een zitting op 30 maart 2021, waar de rechter verschillende zaken van de verzoeker had behandeld. De verzoeker heeft op 8 april 2021 per e-mail het wrakingsverzoek ingediend, maar dit verzoek was niet gemotiveerd. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De verzoeker heeft in zijn e-mail geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De enkele verwijzing naar een groot aantal bescheiden zonder verdere toelichting werd niet als voldoende gemotiveerd beschouwd. Hierdoor kon de rechtbank het verzoek tot wraking niet in behandeling nemen en werd het verzoek afgewezen. De beslissing is genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat rechtsmiddel open volgens de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/012
Beslissing van 13 april 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. S.A.J. de Jong-Nibourg,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

De rechter heeft op de zitting van 30 maart 2021 de volgende zaken van verzoeker behandeld:
  • de beroepen met nummers 20/1392, 20/1801, 20/1935, 20/1975, 20/2032 en 20/2503;
  • de verzoeken om voorlopige voorziening met nummers 20/1634, 20/1799, 20/1974, 20/2031 en 21/439;
  • het verzoek om schadevergoeding met nummer 21/440.
Na de behandeling heeft de rechter het onderzoek in alle zaken gesloten.
Verzoeker heeft de rechter bij e-mail van 8 april 2021 gewraakt.

2.De beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting direct afwijzen indien het verzoek niet is gemotiveerd. Dit volgt uit artikel 9.1, aanhef en onder b, van het geldende wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant.
2.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.3
De wet schrijft voor dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek bekend zijn geworden en dat deze tegelijk moeten worden voorgedragen. Het wrakingsverzoek voldoet niet aan deze voorschriften. Verzoeker heeft in zijn e-mail van 8 april 2021 geen concrete feiten of omstandigheden genoemd ter onderbouwing van het verzoek tot wraking van de rechter. Hij heeft in deze e-mail zonder enige toelichting volstaan met een verwijzing naar 27 bescheiden (pdf-bestanden, die hij via WeTransfer heeft meegezonden) en gesteld dat de wrakingsgronden blijken uit deze bescheiden. Deze enkele, niet nader gemotiveerde verwijzing naar een groot aantal bescheiden kan echter niet worden aangemerkt als een motivering van het (kennelijk ingenomen) standpunt dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding is. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven op 13 april 2021 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. J.W. Brunt en mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier.
griffier voorzitter
De griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat
geenrechtsmiddel open (artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).