Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 oktober 2020 met 6 producties;
- de brief van 4 november 2020 van mr. Bartels met 2 producties;
- de mondelinge behandeling op 5 november 2020 via skype;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] ;
- de pleitnota van Vaex;
- de aanhouding in afwachting van de beslissing van de President van het gerechtshof van Perugia (Italie) op het schorsingsverzoek van Vaex;
- de e-mail van mr. School van 9 december 2020;
- de e-mails van mr. School en mr. Bartels van 11 december 2020 naar aanleiding van de uitspraak van de President van het gerechtshof van Perugia waarin het schorsingsverzoek van Vaex met betrekking tot de executie in Italië is afgewezen;
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 15 december 2020 via skype;
- de pleitaantekeningen van Vaex ten behoeve van de mondelinge behandeling op 15 december 2020.
2.De feiten
3.Het geschil
Primair: schorsing van de tenuitvoerlegging van de executoriale titel totdat in de
Subsidiair:schorsing van de tenuitvoerlegging van de executoriale titel totdat in Italië de President van het president van het gerechtshof van Perugia heeft geoordeeld over het schorsingsverzoek,
Meer subsidiair: schorsing van de tenuitvoerlegging van de executoriale titel tot een door de voorzieningenrechter te stellen datum,
4.De beoordeling
“In de burgerrechtelijke zaak geregistreerd onder 486 jaar 2016 (…)”. Namens Vaex is betoogd dat krachtens de aangehaalde overgangsbepaling de oude verordening van toepassing is nu de zaak voor het eerst aanhangig is gemaakt in 2003 en dus vóór 10 januari 2015. De vraag of het hiervoor aangehaalde artikel 66 van de EEX-Vo II verordening moet worden uitgelegd zoals door Vaex is bepleit dan wel of daarbij aangeknoopt moet worden bij het moment waarop de zaak bij het gerechtshof na verwijzing door het Hooggerechtshof aanhangig is gemaakt (in welk geval de huidige EEX-Vo ii moet worden gehanteerd bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid in Nederland) kan in het midden blijven. Vast staat immers dat de Italiaanse rechter door afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo II heeft geoordeeld dat sprake is van een rechtsvordering waarop volgens hem de EEX-Vo II van toepassing is. Het is dan niet aan de rechter in de aangezochte staat om de juistheid van die beslissing te toetsen, ambtshalve noch naar aanleiding van een daartoe gevoerd verweer zoals in het onderhavige geval. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op het bepaalde van artikel 52 EEX-Vo II. Hierin is neergelegd dat in geen geval in de aangezochte lidstaat wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in een lidstaat gegeven beslissing. Het door de bevoegde autoriteit in Italië afgegeven certificaat, houdende het oordeel dat sprake is van een rechtsvordering waarop het EEX-Vo II van toepassing is kwalificeert als een dergelijke, onder het bereik van art. 52 EEX-Vo II vallende beslissing.
980,00