ECLI:NL:RBOBR:2021:1648

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
WR21/008
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en misbruik van het wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 maart 2021 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, die gedaagde was in een civiele procedure tegen de besloten vennootschap [naam 2] B.V. Het wrakingsverzoek was de derde in dezelfde zaak en werd ingediend op 11 maart 2021, kort voor de zitting die op 11 maart 2021 gepland stond. Verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig was vanwege een noodbevel dat op hem rustte, maar de rechtbank oordeelde dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De rechtbank wees erop dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker bijzondere omstandigheden had moeten aanvoeren om zijn vrees te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van verzoeker onvoldoende waren om het wrakingsverzoek te onderbouwen en verklaarde hem niet-ontvankelijk. Bovendien oordeelde de rechtbank dat verzoeker misbruik had gemaakt van het wrakingsinstrument, aangezien hij al eerder wrakingsverzoeken had ingediend die niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen, verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2021, waarin werd bevestigd dat een gewraakte rechter kan bepalen dat een nieuw wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen als eerder verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 21/008
Beslissing van 30 maart 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek ex artikel 36
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[naam 1], wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.A.M. van den Berk
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

De rechter is de behandelend rechter in de zaak met zaaknummer 8649859 CV EXPL 20-3364. Eiseres in die zaak is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 2] B.V. (hierna: [naam 2] ). Verzoeker is gedaagde in die zaak.
De rechtbank heeft [naam 2] en verzoeker bij brief van 26 oktober 2020 meegedeeld dat de zaak zal worden behandeld op de zitting van 16 december 2020, vanaf 09:30 uur.
Verzoeker heeft de rechter bij e-mail van 15 december 2020 om 17:47 uur gewraakt. In verband hiermee is de zitting van 16 december 2020 niet doorgegaan. Bij beslissing van
4 februari 2021 (met zaaknummer WR 20/047) heeft de wrakingskamer verzoeker
niet-ontvankelijk verklaard in zijn op 15 december 2020 ingediende wrakingsverzoek.
De rechtbank heeft [naam 2] en verzoeker bij brief van 15 februari 2021 meegedeeld dat de zaak zal worden behandeld op de zitting van 11 maart 2021, vanaf 15:00 uur.
Verzoeker heeft de rechter bij een op 11 maart 2021 om 09:02 uur verzonden e-mail opnieuw gewraakt. Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder zaaknummer WR 21/008.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Verzoeker heeft in zijn e-mail van 11 maart 2021 het volgende vermeld:
“Er rust nog steeds het noodbevel op mij. Hiermee zijn jullie en deze rechter niet onpartijdig, er rust nog immers het noodbevel op mij en daarmee heeft de burgemeester en de minister van Justitie en Veiligheid alle bevoegdheden over mijn rechten te beslissen. Jullie weten niet hoe ik dit weet en ook niet welke bewijzen er van zijn en daarnaast ook niet wie mij informeert hierover. Zoals u weet worden de noodbevelen op fictieve gronden gecreëerd, en vindt hier mensenhandel plaats. Het is immers een politieke deal. Eerst de misdaden tegen de mensheid oplossen en daarbij alle corrupte uitspraken rechtzetten, daarnaast de misdaden van de overheid, te weten
Schade betalen door alle betrokken partijen, goederen terug.
Rectificatie van de aanranding van mijn goede naam.
Alle stukken met betrekking tot de nalatenschap boven tafel.
Het stalkingsverhaal rectificeren.
De gene welke hier aan mee hebben gewerkt niet alleen strafrechtelijk vervolgen maar ook veroordelen.
Let wel, dit zijn hele wijze woorden van iemand waarvan 28 jaar van zijn leven zijn geruïneerd.
Oplossen, nu.”

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting direct afwijzen indien het verzoek geen betrekking heeft op de behandelend rechter. Dit volgt uit artikel 9.1, aanhef en onder d, van het geldende wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
In zijn e-mail van 11 maart 2021 heeft verzoeker geen concrete feiten vermeld waaruit de vooringenomenheid van de rechter die met de behandeling van de zaak belast is of de objectief gerechtvaardigde vrees voor die vooringenomenheid kan worden afgeleid. De enkele, niet nader onderbouwde stelling dat de rechter niet onpartijdig is, is daartoe onvoldoende. Een wrakingsgrond moet gelegen zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. De beweerdelijk op fictieve gronden gebaseerde noodbevelen, noch verzoekers algemene betoog dat sprake is van mensenhandel, een politieke deal en misdaden tegen de mensheid van de overheid, leveren een grond voor wraking op. Verzoeker heeft niet gemotiveerd waarom de met de beoordeling van de zaak belaste rechter onvoldoende onpartijdig zou zijn. Verzoeker kan daarom niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.4
Verzoeker heeft in de zaak met zaaknummer 8649859 CV EXPL 20-3364 inmiddels drie wrakingsverzoeken gedaan. Een wrakingsverzoek van 14 oktober 2020 heeft hij op 19 oktober 2020 ingetrokken. Het tweede wrakingsverzoek is 16 uur voor aanvang van de zitting van 16 december 2020 om 09:30 uur ingediend, nadat verzoeker reeds op 26 oktober 2020 in kennis was gesteld van de zitting. In de beslissing van 4 februari 2021 (nummer WR 20/047) heeft de wrakingskamer het tweede verzoek niet-ontvankelijk verklaard en daarbij onder meer als volgt overwogen:
“De wrakingskamer stelt vast dat de gronden van wraking zich richten tegen de rechtspraak als instituut en niet persoonlijk tegen de behandelend rechter in de hoofdzaak. Verzoeker heeft derhalve geen stellingen aangevoerd waaruit afgeleid kan worden dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om te veronderstellen dat de rechter partijdig is in de hoofdzaak of de schijn in dat verband tegen heeft. De wrakingskamer zal om die reden verzoeker niet in het wrakingsverzoek kunnen ontvangen.”
Het onderhavige wrakingsverzoek is opnieuw kort voor aanvang van de zitting van 11 maart 2021 ingediend, terwijl verzoeker al op 15 februari 2021 in kennis was gesteld van die zitting. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft verzoeker ook in dit verzoek niet gemotiveerd waarom de met de beoordeling van de zaak belaste rechter onvoldoende onpartijdig is en kan hij daarom niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.5
De wrakingskamer verbindt aan de handelwijze van verzoeker de conclusie dat hij het instrument van wraking heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld. Verzoeker heeft misbruik gemaakt van het instrument van wraking, met als doel het frustreren van de voortgang van de afdoening van de zaak. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak niet in behandeling wordt genomen.
In dit verband wijst de wrakingskamer op het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden (HR) van 16 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:370). In dat arrest heeft de HR onder meer geoordeeld dat een gewraakte rechter zelf kan bepalen dat een wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen als een eerder wrakingsverzoek in dezelfde zaak met betrekking tot dezelfde rechter door de wrakingskamer is afgewezen en de wrakingskamer daarbij heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
4. De beslissing
De rechtbank:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 30 maart 2021 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. J.O.Y. Elagab, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier.
voorzitter griffier
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)