Overwegingen
1. Eiseres heeft de gemeenteraad bij brief van 27 november 2019 op grond van de Wob verzocht om openbaring van de brief van 15 oktober 2019 met kenmerk [nummer] (hierna: het Wob-verzoek). Hierbij heeft eiseres vermeld dat zij onder openbaarmaking verstaat: openbaarmaking van documenten die verwijzen naar correspondentie, verslagen, gespreksnotities, reacties van wethouders, raadsleden, burgemeester, vertegenwoordigers van de gemeente Bergeijk en andere betrokkenen met betrekking tot de genoemde brief.
2. De gemeenteraad heeft bij het primaire besluit 5 van de 6 gevonden documenten geheel openbaar gemaakt. Document 5 is gedeeltelijk openbaar gemaakt omdat hierin volgens de gemeenteraad sprake was van persoonsgegeven die herleidbaar waren naar de identiteit van natuurlijke personen, terwijl die betrokkenen niet met openbaarmaking hebben ingestemd. Daarnaast is document 5 opgesteld ten behoeve van intern beraad. Het bevat persoonlijke beleidsopvattingen. Openbaarmaking hiervan is daarom op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, en artikel 11, eerste lid, van de Wob achterwege gebleven.
3. In het bestreden besluit heeft de gemeenteraad het bezwaar ongegrond verklaard en besloten om de e-mail van 7 november 2019 Van Grotel-Presidium (de e-mail)
– ambtshalve en bij wijze van minnelijke oplossing – gedeeltelijk openbaar te maken. De gemeenteraad wijkt hiermee (op één onderdeel) af van het advies van de Commissie bewaarschriften van de gemeente Bergeijk (de commissie), die de gemeenteraad heeft geadviseerd om het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaren onder nasturing van de e-mail. Volgens de gemeenteraad valt de e-mail namelijk niet onder de bewoordingen van het Wob-verzoek. Ook heeft de gemeenteraad de bijlage bij document 6 alsnog openbaar gemaakt en nagestuurd. Het niet verstrekken hiervan berust op een vergissing.
4. Eiseres heeft, kort gezegd, aangevoerd dat het door de gemeenteraad overgelegde procesdossier onvolledig is, dat de besluiten onbevoegd zijn genomen, dat het primaire besluit ten onrechte niet ter inzage heeft gelegen voor de raadsleden en dat de commissie niet gerechtigd was om een advies uit te brengen.
5. De rechtbank gaat eerst in op het standpunt in het verweerschrift dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat eiseres geen procesbelang bij deze procedure heeft. Eiseres voert enkel procedurele beroepsgronden aan. Het gaat helemaal niet over de inhoud. Eiseres wil dat de gemeenteraad een besluit neemt op haar Wob-verzoek, maar de gemeenteraad heeft daar al op besloten.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van een procesbelang. Ongeacht de vraag of eiseres alleen procedurele beroepsgronden heeft aangevoerd, gaat het erom of eiseres met deze procedure in een gunstigere situatie zou kunnen komen. Volgens de rechtbank is dat het geval. Als de beroepsgronden van eiseres slagen, kan dat leiden tot het oordeel dat de besluiten onbevoegd zijn genomen of dat de gevolgde procedure een zorgvuldigheidsgebrek bevat. In dat geval zou het beroep gegrond zijn.
Beoordeling van de beroepsgronden
7. Volgens eiseres is het procesdossier dat door de gemeenteraad in deze zaak is overgelegd, niet volledig. Zo ontbreekt het verweerschrift van 17 februari 2020, de verdaging van de beslissing op bezwaar van 14 april 2020, de beslissing van het presidium van 14 mei 2020, de stemverklaring van [naam] en een WhatsApp bericht van 4 juni 2020. Daarnaast bevat het dossier stukken die hierin niet thuishoren.
8. De gemeenteraad heeft de hiervoor genoemde stukken in beroep alsnog overgelegd, behalve het besluit van het presidium van 14 mei 2020. Tijdens de zitting heeft de gemeenteraad gezegd dat er geen schriftelijk besluit van het presidium van 14 mei 2020 bestaat, maar dat het op deze manier is weergegeven in het format en dus ook in het ‘raadsbesluit van 4 juni 2020’ op die manier is weergegeven. De gemeenteraad heeft navraag gedaan bij de griffier en die heeft bevestigd dat het hier gaat om een mondeling besluit van het presidium om de stukken naar de gemeenteraad te sturen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de uitleg die de gemeenteraad heeft gegeven over het besluit van het presidium van 14 mei 2020. Ook ziet de rechtbank niet in dat eiseres in haar belangen is geschaad, omdat de gemeenteraad de door eiseres genoemde stukken, voor zover in schriftelijke vorm aanwezig, alsnog op haar verzoek aan het dossier heeft toegevoegd.
Over het betoog van eiseres dat het procesdossier ook stukken bevat die er niet in thuishoren heeft de gemeenteraad tijdens de zitting toegelicht dat het procesdossier alle stukken bevat die volgens het zoeksysteem van de gemeente bij het Wob-verzoek van eiseres horen. De stukken waarvan eiseres stelt dat die niet in het dossier thuishoren, zijn bij de zoekactie naar aanleiding van dit Wob-verzoek naar voren gekomen. De rechtbank vind deze uitleg voldoende en ziet bovendien niet in op welke wijze dit eiseres in haar belang zou hebben geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.
Onjuiste bestuursorgaan heeft beslist op het Wob-verzoek
9. Eiseres heeft ook aangevoerd dat het primaire besluit en het bestreden besluit niet door het juiste bestuursorgaan – de gemeenteraad – zijn genomen, maar door Van Dongen-Hermans (griffier) en CallewaertDe Groot (de burgemeester). ). Dit terwijl het raadsvoorstel dat besluitbevoegdheden mandateert aan de (plaatsvervangend) griffer en de (plaatsvervangend) voorzitter van de gemeenteraad niet is vastgesteld. De gemeenteraad heeft geen mandaat verleend aan de griffier en de burgemeester om een besluit te nemen op het Wob-verzoek van eiseres. Ook de brieven van 5 december 2019 (ontvangstbevestiging van het Wob-verzoek en het verzoek om verduidelijking) en van 14 april 2020 (verdaging beslissing op bezwaar) zijn afkomstig van het onjuiste bestuursorgaan. Deze brieven zijn namelijk ondertekend door de burgemeester en de plaatsvervangend griffier, terwijl de gemeenteraad het bevoegde orgaan is.
10. Op grond van artikel 32a, eerste lid en eerste volzin, van de Gemeentewet worden de stukken die van de raad uitgaan, door de burgemeester ondertekend en door de griffier medeondertekend.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeenteraad in het bestreden besluit terecht het standpunt ingenomen dat hij het bestuursorgaan is dat het primaire besluit en het bestreden besluit heeft genomen. Vast staat dat de burgemeester en de griffier dit besluit hebben (mede)ondertekend. De beslissing op bezwaar van 4 juni 2020 (het bestreden besluit) is ook (mede)ondertekend door de burgemeester en de plaatsvervangend griffier. Gelet op het bepaalde in artikel 32a van de Gemeentewet heeft dan te gelden die besluiten uitgaan van de gemeenteraad. Hieraan doet niet af dat onderaan het primaire besluit, vóór de ondertekening, staat vermeld: ‘namens dezen’. Hieruit volgt niet de conclusie dat het besluit door de burgemeester en de griffier (ten onrechte) in mandaat namens de gemeenteraad zou zijn genomen. Over het betoog van eiseres dat de brieven van 5 december 2019 en van 14 april 2020 door het onjuiste bestuursorgaan zijn opgesteld, overweegt de rechtbank dat de gemeenteraad hierover heeft gezegd dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving en dat die is gedekt door het nemen van het bestreden besluit, dat bevoegd is genomen. De rechtbank volgt dat standpunt. De rechtbank ziet – anders dan eiseres heeft gesteld – in de gevolgde procedure geen aanleiding voor de conclusie dat het onjuiste bestuursorgaan zich daadwerkelijk met de procedure heeft bemoeid en dat de besluitvorming onzorgvuldig of onbevoegd heeft plaatsgevonden. De beroepsgrond faalt.
Primaire besluit is onrechtmatig genomen
12. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het primaire besluit niet door de gemeenteraad is behandeld in de vergadering van 19 december 2019 en dat de gemeenteraad daar geen besluit op heeft genomen. Uit navraag bij de VNG door mevrouw [naam] , raadslid, is volgens eiseres gebleken dat het op zich mogelijk is om een besluit aan de gemeenteraad voor te leggen via de lijst van ingekomen stukken, maar dat die stukken dan wel ter inzage moeten hebben gelegen. Eiseres vermoedt dat de stukken niet ter inzage hebben gelegen en dat het ook voor niemand bekend was omdat het ‘voorstel reactie op Wob-verzoek’ niet op de agenda van het presidium heeft gestaan. Het primaire besluit is daarom volgens eiseres niet rechtsgeldig genomen.
13. De rechtbank wijst erop dat, nog afgezien van de vraag of het primaire besluit rechtsgeldig is genomen omdat niet de juiste procedure is gevolgd, een bestuursorgaan een dergelijk gebrek tijdens de volledige heroverweging die in bezwaar plaatsvindt, kan herstellen als de beslissing op het bezwaar wel op rechtmatige wijze wordt genomen. Dat voor het nemen van het bestreden besluit de juiste procedure is doorlopen in die zin dat het bestreden besluit expliciet is behandeld in de raadsvergadering en dat daarover is gestemd, is niet in geschil. Daarmee is een eventueel gebrek hersteld bij het bestreden besluit. Bovendien overweegt de rechtbank dat de gemeenteraad tijdens de zitting heeft verklaard dat aan de griffier is nagevraagd of de stukken over het primaire besluit ter inzage hebben gelegen en dat de griffier daarop bevestigend heeft beantwoord. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Daar komt nog bij dat het de eigen verantwoordelijkheid van de raadsleden is om na te gaan of er stukken ter inzage liggen voor de betreffende raadsvergadering. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Commissie was niet gerechtigd om advies uit brengen
14. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de commissie niet gerechtigd was om een advies uit te brengen, omdat eiseres geen mededeling heeft ontvangen van de gemeenteraad dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dat is in strijd met artikel 7:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook heeft eiseres geen ontvangstbevestiging van haar bezwaarschrift ontvangen van de gemeenteraad. Dat is in strijd met artikel 6:14, eerste lid, van de Awb.
15. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de ‘Verordening Commissie Bezwaarschriften gemeente Bergeijk’ (Verordening) is er een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.
In het tweede lid van deze bepaling is vermeld dat de commissie niet bevoegd is ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake: a. belastingen of de Wet waardering onroerende zaken; b. personele aangelegenheden; c. aangelegenheden op het gebied van werk, inkomen en zorg.
16. De rechtbank stelt allereerst vast dat de commissie eiseres bij brief van 27 januari 2020 op de hoogte heeft gesteld van de ontvangst van het bezwaarschrift van eiseres, dat dit bezwaarschrift conform de Verordening in handen is gesteld van de commissie en dat de beslistermijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar daardoor 12 weken duurt. Niet in geschil is dat eiseres deze brief heeft ontvangen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank was de commissie op grond van de Verordening bevoegd om een advies uit te brengen over het bezwaar van eiseres. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de commissie niet bevoegd was omdat niet de juiste brieven zouden zijn verstuurd dan wel dat eiseres niet – per afzonderlijke brief – op de hoogte is gesteld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. De rechtbank betrekt hierbij ook dat de gemeenteraad tijdens de zitting heeft gezegd dat de hiervoor genoemde drie punten in één brief worden benoemd in plaats van in drie afzonderlijke brieven, om de administratieve last voor de burger zoveel mogelijk te verlichten. Niet valt in te zien dat eiseres hierdoor is benadeeld. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Verweerschrift niet ingediend door de gemeenteraad
18. Eiseres heeft tijdens de zitting haar beroepsgrond dat het verweerschrift is ingediend door het college, terwijl de gemeenteraad het juiste bestuursorgaan is en dus het verweerschrift had moeten indienen, laten vallen. De rechtbank zal hierover dus geen oordeel geven.
19. Eiseres heeft verzocht om de burgemeester op te roepen als getuige in deze zaak. Tijdens de zitting heeft de rechtbank uitgelegd dat zij daar vooralsnog geen aanleiding voor ziet en dat het onderzoek eventueel wordt heropend als zij daar na de zitting alsnog reden voor ziet.
20. De rechtbank is gelet op alles wat hiervoor is overwogen van oordeel dat geen aanleiding bestaat om het onderzoek te heropenen om de burgemeester als getuige te (laten) horen, omdat dat redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van deze zaak. De standpunten van partijen zijn helder en er zijn geen onduidelijkheden die nog moeten worden opgehelderd.
21. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.