Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalre, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Dit betekent wel dat u opnieuw een aanvraag moet indienen via het omgevingsloket voor het handelen in strijd met de ruimtelijke ordening. Wij kunnen de omgevingsvergunning dan ook verlenen met de eerder door u ingediende stukken.’ De rechtbank schrijft de mededelingen van de juridisch adviseur, mede gelet op de functie en de inhoud van de e-mail van 27 december 2018, toe aan het college. Naar het oordeel van de rechtbank had het college als behoorlijk handelend bestuursorgaan in de reactie van eiser ofwel reden moeten zien om op genoemd besluit van 14 december 2018 terug te komen, mede omdat dat besluit toen nog niet onherroepelijk was, ofwel eiser (nogmaals) moeten wijzen op de mogelijkheid om tegen dat besluit bezwaar te maken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser toen nog niet werd bijgestaan door een (rechtsgeleerde) gemachtigde. Door eiser destijds verkeerd te informeren, heeft het college uit oogpunt van rechtsbescherming – wellicht onbedoeld maar toch – onbehoorlijk gehandeld. Gelet hierop is het het college aan te rekenen dat het eiser vervolgens ook heeft tegengeworpen dat genoemd besluit van 14 december 2018 onherroepelijk is geworden. Zo schrijft genoemde juridisch adviseur in een brief van 20 februari 2019 in reactie op eisers schriftelijke reactie van 15 februari 2019 dat niet valt in te zien waarom hij een nieuwe aanvraag moet indienen, het volgende:
“Ondanks dat wij informatie in ons bezit hebben, behoren deze stukkentot
een buiten behandeling gestelde (en daarmee afgehandelde) aanvraag. Er is dus een onherroepelijk besluit genomen op de eerder ingediende aanvraag. Wij kunnen niet ambtshalve een nieuwe aanvraag indienen.”Het college gaat daarna nog een stap verder door in een brief van 13 maart 2019 aan eiser te berichten voornemens te zijn om handhavend op te treden, omdat het gebouw aan [adres] in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Daarbij blijft het college bij zijn standpunt dat de door eiser ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning door het ontbreken van aanvullende gegevens buiten behandeling is gelaten. Het college stelt eiser in deze brief nogmaals in de gelegenheid om een aanvraag om een omgevingsvergunning in te dienen. Dat eiser uiteindelijk op 28 april 2019 opnieuw eenzelfde aanvraag indient voor een omgevingsvergunning vanwege planologisch strijdig gebruik dient in deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van het college te komen.
Voor wat betreft de legeskosten welke reeds zijn gefactureerd voor de buiten behandeling stelling en welk nog worden gefactureerd bij de nieuwe omgevingsvergunning, zal ik navraag doen in hoeverre het mogelijk is om een en ander met elkaar te verrekenen’. Ook het feit dat verweerder de aanslag naar € 250,- heeft verminderd, wijst daarop. In ieder geval heeft verweerder op grond van de gedingstukken alsnog nader inzicht kunnen krijgen in de gewraakte handelwijze van het college.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt verweerders uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2019;
- vermindert de opgelegde aanslag tot € 0,00;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.060,-;