In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerlinge en het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De verdachte, geboren in 1989, had als leraar op een school in Eindhoven en omgeving ontucht gepleegd met een 16-jarige leerlinge, die aan zijn zorg was toevertrouwd. De feiten vonden plaats tussen 11 september 2019 en 29 oktober 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het plegen van ontucht en het in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn baan als docent had verloren en inmiddels nieuw werk had gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen dat in hem was gesteld als leraar had geschonden en dat zijn handelen laakbaar was. De uitspraak benadrukt de ernst van zedendelicten en de verantwoordelijkheden van docenten ten opzichte van hun leerlingen.