ECLI:NL:RBOBR:2021:1523

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
01/262542-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een docent voor ontucht met een minderjarige leerlinge en bezit van kinderpornografische afbeeldingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerlinge en het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De verdachte, geboren in 1989, had als leraar op een school in Eindhoven en omgeving ontucht gepleegd met een 16-jarige leerlinge, die aan zijn zorg was toevertrouwd. De feiten vonden plaats tussen 11 september 2019 en 29 oktober 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het plegen van ontucht en het in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn baan als docent had verloren en inmiddels nieuw werk had gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen dat in hem was gesteld als leraar had geschonden en dat zijn handelen laakbaar was. De uitspraak benadrukt de ernst van zedendelicten en de verantwoordelijkheden van docenten ten opzichte van hun leerlingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.262542. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.262542.19
Datum uitspraak: 06 april 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1989,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij - als leraar/docent op [naam] - op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 september 2019 tot en met 29 oktober 2019 te Eindhoven en/of Den Bosch en/of Son en Breugel, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2003) door
- zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zich te laten pijpen door die [slachtoffer] en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en te houden en/of
- te proberen zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of
- de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of
- te (tong)zoenen met die [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 oktober 2019 tot en met 29 oktober 2019 te Eindhoven en/of Den Bosch, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een Smartphone Samsung S8 (goednummer [goednummer] ),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
- Beschrijving foto 1 (p. 221 eind-pv)
- Beschrijving foto 2 (p. 221 eind-pv)
- Beschrijving foto 3 (p. 222 eind-pv).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
Door de officier van justitie is gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is integrale vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent feit 1. Wat betreft feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op het hebben van de foto’s in het snapchatprogramma op zijn telefoon, aangezien de foto’s die op het snapchat account van verdachte zijn aangetroffen, niet door verdachte zelf konden worden verwijderd. De foto’s zijn – ongevraagd – aan hem toegezonden en daarbij door de verzender in de chat opgeslagen. In die situatie kan ook alleen de verzender, en niet de ontvanger, de foto’s verwijderen.
Het oordeel van de rechtbank.
Inleiding
Tegen verdachte is aangifte gedaan van het plegen van ontucht met zijn minderjarige leerling [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum 2] 2003. In de periode waarin de feiten zouden hebben plaatsgevonden was de verdachte 30 jaar en [slachtoffer] 16 jaar oud. Bij uitlezen van de telefoon van verdachte zijn drie foto’s van een in lingerie poserende [slachtoffer] aangetroffen.
Juridisch kader
Het bewijs in zedenzaken is veelal mager. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaring van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar is. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hiernaast geldt echter dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het veronderstelde slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat:
  • verdachte sinds het begin van het schooljaar op [naam] één keer in de week kookles gaf aan [slachtoffer] ;
  • verdachte op 11 september 2019 [slachtoffer] heeft toegevoegd op snapchat;
  • [slachtoffer] door verdachte voor 23 oktober 2019 een aantal malen met zijn auto naar het station is gebracht;
  • [slachtoffer] op 13 en 18 oktober 2019 pikante foto’s van haarzelf (genoemd in feit 2 van de tenlastelegging) via snapchat aan verdachte heeft verzonden, welke foto’s door verdachte op 13 en 18 oktober 2019 zijn geopend en bekeken;
  • er tot 23 oktober 2019 veel contact is geweest tussen verdachte en [slachtoffer] via snapchat en dat [slachtoffer] informatie over dat contact tussen haar en verdachte ook heeft gedeeld met vrienden/vriendinnen.
Overwegingen omtrent het bewijs.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig. Haar verklaring is gedetailleerd, komt authentiek op de rechtbank over en wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. [slachtoffer] heeft zelf aangegeven dat ze een ‘crush’ had op verdachte en dat zij ook haar best deed om met verdachte in contact te komen. Zij is open geweest in haar verklaring over het feit dat het initiatief – mede – van haar is gekomen. Het is de rechtbank niet gebleken dat zij een reden zou hebben, om in strijd met de waarheid, belastend over verdachte te verklaren. De verklaring van [slachtoffer] wordt bovendien ondersteund door de verklaring van haar vriendin [vriendin slachtoffer] (verder: [vriendin slachtoffer] ). [slachtoffer] heeft haar vanaf het begin ingelicht over de contacten met verdachte en ook heeft [vriendin slachtoffer] , toen zij samen was met [slachtoffer] , een seksueel getint filmpje van verdachte gezien op de telefoon van [slachtoffer] . De rechtbank merkt hierbij op dat ook ten aanzien van [vriendin slachtoffer] niet is gebleken van een belang om een leugenachtige verklaring af te leggen over hetgeen zij gehoord en gezien heeft van [slachtoffer] .
De rechtbank wijst voorts in het bijzonder op de tijdspanne waarin een en ander zich heeft afgespeeld. In een tijdsbestek van maximaal twee maanden is er een intensieve band ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] . De rechtbank wijst hierbij met name op de contacten die bekend zijn geworden bij het uitlezen van de telefoon van [slachtoffer] voorafgaande aan 23 oktober 2019. Daaruit blijkt dat er sprake was gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] die duidelijk een grensoverschrijdend en soms zelfs expliciet seksueel karakter hadden. Zo is uit een contact tussen [slachtoffer] en verdachte het volgende te lezen:
Verdachte: Moet ik alle 3 de opdrachten + 1 extra doen
[slachtoffer] : En een beurt
Verdachte: Oh is dat de straf
[slachtoffer] : Tuurlijk
Verdachte: Dan ben ik blij dat ik ze niet heb uitgevoerd
[slachtoffer] : Wou zeggen
Verdachte: Dan ben ik erg benieuwd naar de beloning als ik ze wel had uitgevoerd???
[slachtoffer] : Ja beurt voor jou natuurlijk
Verdachte: Ohh zo
Verdachte: En nu moet ik jou een beurt geven
Op een ander moment begint verdachte een chatgesprek met ‘Hoi poes’.
Ook is gebleken dat [slachtoffer] aan vriendinnen berichten stuurde over seksuele handelingen die zij met verdachte had verricht of zou gaan verrichten. Daarnaast heeft [slachtoffer] in die periode foto’s van haarzelf waarbij ze gekleed in lingerie en sensueel poserend te zien is, via snapchat verstuurd naar verdachte.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden moeten zodanig redengevend worden geacht voor het bewijs van de ontucht, dat van verdachte een redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring mag worden verlangd.
Verdachte heeft zich echter tot de terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter zitting heeft hij een verklaring willen afleggen en heeft hij op vragen van de rechtbank antwoord gegeven. Ter zitting heeft verdachte toegegeven dat hij veelvuldig contact had met [slachtoffer] . Hij heeft echter alle ontuchtige handelingen waarover [slachtoffer] in haar verklaring spreekt, ontkend. Hoewel verdachte het recht heeft om te zwijgen, heeft hij daarmee het risico genomen dat het late moment van verklaren afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. De verklaring van [slachtoffer] is spontaan, nadat zij door haar peettante was bevraagd over een blauwe plek/zuigzoen boven haar borst, tot stand is gekomen. Zij heeft hierbij, door haar gevoelens voor hem, verdachte enigszins willen sparen en is ook over haar eigen rol in de contacten eerlijk geweest. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, acht zij deze verklaring betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank is daarentegen van oordeel dat verdachtes verklaring, nu deze eerst op zitting is afgelegd en enkel ziet op feiten die blijken uit het dossier, niet geloofwaardig is. Verdachtes verklaring dat sprake was van een bijzondere platonische band is ter zitting niet goed uit de verf gekomen.
Nu de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] betrouwbaar acht en deze voor het bewijs worden gebruikt, kunnen de seksuele handelingen met uitzondering van het ‘proberen te vingeren’ bewezen worden.
Wat betreft de foto’s, uitgeschreven onder feit 2, zoals die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] foto’s van haarzelf poserend in lingerie (‘gedeeltelijk naakt’) en in een erotisch getinte houding, waarbij nadrukkelijk haar borsten in beeld werden gebracht, verstuurd heeft naar verdachte. De foto’s zijn aangetroffen in verdachtes snapchat met [slachtoffer] op zijn telefoon. Verdachte kon deze foto’s in die snapchat dan ook benaderen. Uit het dossier blijkt ook dat hij de foto’s op 13 en 18 oktober 2019 heeft geopend en bekeken.
De rechtbank is van oordeel dat als het al zo zou zijn dat verdachte zelf niet in de mogelijkheid had om deze foto’s te verwijderen, het gelet op de leeftijd van [slachtoffer] en mede vanwege de gezagsverhouding tussen verdachte, als leraar, en [slachtoffer] als zijn leerlinge, haar had moeten benaderen om de foto’s te verwijderen danwel het snapchat contact met [slachtoffer] moeten verbreken, zodat hij niet kon beschikken over de foto’s. Als de mogelijkheid om de foto’s zelf te verwijderen al heeft ontbroken, dan maakt dat naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat verdachte de foto’s, die gelet op de leeftijd en de wijze van kleden en poseren van [slachtoffer] als kinderpornografisch moeten worden beschouwd, niet in de tenlastelegde periode in zijn bezit heeft gehad en zich daartoe de toegang heeft verschaft. Dit acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
- als leraar op [naam] - op tijdstippen in de periode van 11 september 2019 tot en met 29 oktober 2019 te Eindhoven en Son en Breugel telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2003) door
- zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- zich te laten pijpen door die [slachtoffer] en
- de vagina en borsten van die [slachtoffer] te betasten en
- te (tong)zoenen met die [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 2:
in de periode van 13 oktober 2019 tot en met 29 oktober 2019 in Nederland afbeeldingen, te weten foto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het gedeeltelijk naakt poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een erotisch getinte houding en waarbij door de wijze van kleden en de uitgesneden foto’s nadrukkelijk de borsten van deze persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
- Beschrijving foto 1 (p. 221 eind-pv)
- Beschrijving foto 2 (p. 221 eind-pv)
- Beschrijving foto 3 (p. 222 eind-pv).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
  • Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
  • Opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak;
  • Ontzetting van verdachte uit het beroep van docent voor de duur van 5 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, aangevoerd dat verdachte geen strafblad heeft op het gebied van zedendelicten. De raadsvrouwe heeft benadrukt dat het initiatief lag bij [slachtoffer] en heeft verzocht, gelet op de voorgedragen persoonlijke omstandigheden, bij een veroordeling te volstaan met het opleggen van hooguit een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerlinge. Door zo te handelen heeft verdachte het in hem als leraar gestelde vertrouwen, met name ook het vertrouwen van de ouders van het slachtoffer, geschonden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van kinderpornografische foto’s van de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerlinge. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij als docent bij zijn omgang met het slachtoffer geen professionele afstand heeft gehouden. Hij heeft, terwijl hij nauwelijks een maand les gaf, een leerlinge benaderd via snapchat en daarmee de mogelijkheid geschapen in een afgeschermde omgeving binnen zeer korte tijd expliciet seksueel getinte gesprekken te voeren. Dit heeft geleid tot de tenlastegelegde feiten. Deze manier van handelen is laakbaar. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen lustgevoelens in plaats van door gezond verstand. Verdachte had zich rekenschap moeten geven van de mogelijkheid dat zijn handelen het slachtoffer, een zestienjarig meisje, door zijn handelen beschadigd zou raken.
De rechtbank heeft -meer dan de officier van justitie- rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat het initiatief tot contact ook bij het slachtoffer leek te liggen en dat er door haar (en klasgenoten) uitdagende vragen werden gesteld aan verdachte in de les. Het zoeken van toenadering is duidelijk óók vanuit [slachtoffer] gekomen. Verdachte is daar op ingegaan, terwijl hij als leraar en meerderjarige beter had moeten weten. Hij is, als leraar en volwassen man, als enige verantwoordelijk voor de gevolgen.
Uit het voorgaande vloeit ook voort dat de ontucht niet tegen de wil van het slachtoffer in heeft plaatsgevonden; van dwang, anders dan eventueel uit de gezagsverhouding tussen verdachte en het slachtoffer voortvloeiende overwicht, is de rechtbank niet gebleken. Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij het wel stoer vond dat een leraar interesse in haar toonde. Dat [slachtoffer] psychische schade heeft opgelopen, is de rechtbank, mede gelet op het uitblijven van een vordering tot schadevergoeding, evenmin gebleken. Voorgenoemde omstandigheden zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf ten voordele van verdachte meewegen.
Ook blijkt uit de uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 februari 2021 dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt ook rekening met de overige ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden. Zo is verdachte zijn baan als leraar bij [naam] kwijtgeraakt en heeft hij zich gedurende zijn schorsing lange tijd moeten houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder tweewekelijkse gesprekken met de Reclassering. Bovendien heeft verdachte inmiddels nieuw werk gevonden als horecamedewerker bij een autobedrijf. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, zou betekenen dat hij ook deze baan weer zou verliezen. Het vorengaande geeft aanleiding om bij straftoemeting sterk af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.
Verdachte is sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis niet meer werkzaam in het onderwijs. Gelet op deze veroordeling zal een verklaring omtrent gedrag niet snel worden verstrekt. Ook is de rechtbank niet gebleken dat verdachte sindsdien nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het opleggen van een beroepsverbod als docent, zoals gevorderd is door de officier van justitie.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, in combinatie met een taakstraf van 240 uren.
De rechtbank zal de gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu de rechtbank komt tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal zij het verzoek van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. Wel zal de rechtbank gelet op de op te leggen straf het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 240b, 249 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, in bezit hebben en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 176 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De voorlopige hechtenis is reeds op 4 november 2019 geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. A.M. Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 06 april 2021.