ECLI:NL:RBOBR:2021:1513

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
01-290159-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, doorrijden na aanrijding en vernieling door bestuurder van een personenauto

Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 mei 2019 in Eindhoven met zijn auto door een gesloten slagboom een parkeergarage is uitgereden. De verdachte heeft daarbij opzettelijk een groep omstanders aangereden, waaronder het slachtoffer, en is vervolgens doorgereden zonder zich te melden. De rechtbank heeft de verdachte aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling, doorrijden na aanrijding en vernieling van de slagboom. Tijdens de zitting op 22 maart 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, doorrijden na aanrijding en vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn auto opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij iemand zou raken en dat hij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.290159.19
Datum uitspraak: 02 april 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortejaar] 1994,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 februari 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en/of een of meer omstanders opzettelijk
van het leven te beroven, met een personenauto met hoge, althans enige snelheid, op die [slachtoffer] en/of omstanders in is gereden en/of die [slachtoffer] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meer omstanders
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een personenauto met hoge, althans enige snelheid, op die [slachtoffer] en/of omstanders in is gereden en/of die [slachtoffer] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. feit 2:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Eindhoven op/aan de Ten Hagestraat, op of omstreeks 26 mei 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan parkeergarage Q-park aan de Ten Hagestraat te Eindhoven, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Aan verdachte is poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling van de heer [slachtoffer] en/of een of meer omstanders ten laste gelegd. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij na de aanrijding met [slachtoffer] de plaats van het ongeval heeft verlaten en dat hij een slagboom in de parkeergarage van Q-park heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hetgeen onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde nu geen sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Ten aanzien van hetgeen onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste is gelegd, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd, te weten poging tot doodslag.
Uit de camerabeelden blijkt weliswaar dat verdachte met zijn auto in de richting van de groep personen waaronder zich [slachtoffer] bevond, is gereden, maar niet dat verdachte vol op de groep of op [slachtoffer] is ingereden of dat hij [slachtoffer] frontaal heeft geraakt. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de wijze waarop verdachte heeft gereden en gelet op de omstandigheid dat hij niet met hoge snelheid reed, niet is komen vast te staan dat de verdachte met zijn handelwijze de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat één van de personen van die groep zou komen te overlijden.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
De bewijsmiddelen. [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting [2] , onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 26 mei 2019 ben ik naar de parkeergarage Q-park aan de Ten Hagestraat in Eindhoven gelopen om mijn auto te gaan halen. Ik was boos en ik had pijn. Ik reed in een Toyota Aygo. Zonder erbij na te denken ben ik door de slagboom in de parkeergarage heen gereden, terwijl deze nog gesloten was. Dat was denk ik van de adrenaline.
Toen ik uit de parkeergarage kwam, zag ik mijn vrienden staan. Ik ben die kant op gereden. Naast mijn vrienden, stond een groep met mensen Ik reed daar naartoe en heb iemand geraakt. Daarna ben ik van de schrik doorgereden. Ik ben niet gestopt en heb me ook niet gemeld bij de politie.
Proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] (p. 55 - 57) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[p. 55] Op zaterdag 26 mei 2019 liep ik naast de Q-park te Eindhoven. Ik liep ter hoogte van de in- en uitrit van de garage. Ik liep aan de overzijde van de straat richting de Gedempte Gracht. Opeens hoorde ik achter mij een personenauto welke met hoge snelheid mij naderde. Ik zag dat de jongens opzij sprongen toen deze personenauto hen naderde. Ik schrok hiervan. Ik keek direct op echter ik kon niet meer op zij springen. Ik voelde direct een klap tegen mijn rechterbeen. Ik ben doordat de personenauto mij geraakt heeft op de motorkap van de personenauto gevallen en hierna direct op de grond gevallen. Ik voelde direct heftige pijn aan mijn been.
[p. 56] Nadat ik gevallen was heb ik gezien dat de personenauto met hoge snelheid weg reed in de richting van de verkeerslichten. Bij het kruispunt sloeg de personenauto rechts af.
Ik weet zeker dat dit het kruispunt met de Ten Hagestraat en de Vestdijk betreft.
Schriftelijk bescheid – Aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer] d.d. 27 mei 2019 (p. 59):
Omschrijving van het letsel.
A.Uitwendig waargenomen letsel: Contusie Re onderbeen; Schaafwond Re enkel; Hoofdpijn en duizeligheid.
Proces-verbaal van bevindingen (betreft: camerabeelden) (p. 86 - 89) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[p. 86] Op de camerabeelden waarop de uitrit met de slagboom in de parkeergarage te zien is, zag ik het volgende:
Ik zag dat een lichtblauwe personenauto van het merk Toyota type Aygo, voorzien van kenteken [kenteken] op de rechter rijstrook reed bestemd voor het uitgaande verkeer, met een flinke snelheid reed. Ik zag dat toen de personenauto op de rijstrook reed de gesloten slagboom nog intact was.
Ik zag dat vervolgens de genoemde Toyota Aygo verder reed in de richting van de gesloten slagboom.
Vervolgens zag ik dat, terwijl de slagboom nog gesloten was, de Toyota Aygo tegen de gesloten slagboom aanreed waardoor deze afbrak. Ik zag dat de Toyota Aygo niet stopte en met dezelfde snelheid wegreed richting de uitgang van de parkeergarage gelegen aan de Ten Hagestraat.
[p. 87] Op de camerabeelden waarop de uitrit gelegen aan de Ten Hagestraat te Eindhoven te zien is zag ik het volgende:
Op de Ten Hagestraat zijn drie rijstroken. De linker rijstrook is voor het tegemoet komende verkeer, de middelste rijstrook is bestemd voor links afslaand verkeer richting de Vestdijk. De rechter rijstrook is bedoeld voor rechtdoor en rechts afslaand verkeer, wederom op de Vestdijk.
Ik zag een groep van 8 personen op de Ten Hagestraat staan ter hoogte van de uitrit van de Q-park parkeergarage. Deze groep stond gedeeltelijk op het trottoir en gedeeltelijk op de rijstrook, bestemd voor het verkeer dat vanuit de Vestdijk via de Ten Hagestraat naar de parkeergarage van Q-park rijdt.
Ik zag dat de Toyota Aygo, welke eerder in de parkeergarage de slagboom vernielde, in beeld verscheen. Ik zag dat deze personenauto vanuit rechts in beeld komt. Hij rijdt op dat moment op de Ten Hagestraat in de richting van de Vestdijk.
[p. 88] Duidelijk is te zien dat de bestuurder van genoemde Toyota Aygo zijn rijrichting verandert door van rijstrook te wisselen naar links.
Duidelijk is te zien dat één van deze personen met het linker voorspatbord van de Toyota Aygo wordt aangereden en hierdoor ten val komt. Tevens is duidelijk te zien dat de bestuurder van de Toyota Aygo na deze aanrijding met onverminderde snelheid in de richting van de Vestdijk wegrijdt.
Proces-verbaal van bevindingen (betreft: telefoongesprek medewerker Q-park parkeergarage) (p. 102) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op donderdag 29 augustus 2019 nam ik, verbalisant [verbalisant] , telefonisch contact op met medewerker van Q-park, [persoon] .
Dhr. [persoon] begon uit eigen beweging te vertellen dat hij wist over welk incident het ging namelijk dat de slagboom vernield was in de parkeergarage en dat vervolgens diezelfde personenauto buiten iemand aangereden had. Ik, zei tegen [persoon] dat dit klopte.
Uit eerder contact met Q-park is gebleken dat de te naam gestelde van het kenteken [kenteken] civiel aansprakelijk gesteld zou worden voor de schade van de slagboom. Ik, vroeg aan [persoon] of dit in middels afgehandeld was en of als dit niet opgelost was.
Hij vertelde dat de verzekering van de te naam gestelde van de betrokken auto uitgekeerd had.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 26 mei 2019 is de verdachte met zijn vrienden op stap in Eindhoven. Tijdens het uitgaan is in een café ruzie ontstaan met een groep onbekende personen Verdachte besluit om de ruzie met één van de personen uit de andere groep één op één uit te vechten bij de parkeergarage Q-park gelegen aan de Ten Hagestraat in Eindhoven.
Na dit gevecht is de verdachte de parkeergarage ingelopen om zijn auto te gaan halen. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij boos de parkeergarage is ingelopen en dat hij boos bij zijn auto aan kwam en is ingestapt.
Wanneer de verdachte met zijn auto bij de slagboom bij de uitrit van de parkeergarage aankomt, is hij – naar eigen zeggen – van de adrenaline en zonder na te denken door de slagboom gereden. De verdachte heeft bekend dat hij opzettelijk de slagboom van de parkeergarage heeft vernield.
Vervolgens komt de verdachte bij de uitgang van de parkeergarage en ziet hij aan de linkerkant van de rijstroken zijn vrienden staan. Vlakbij staat een groep mensen waaronder het slachtoffer [slachtoffer] .
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn vrienden wilde ophalen en de intentie had met zijn auto bij zijn vrienden te stoppen om ze te laten instappen, maar dat hij te laat was met remmen, omdat hij de auto waarin hij reed niet zo goed kent en deze langzamer reageert dan de auto waar hij normaal in rijdt. De rechtbank overweegt in reactie als volgt.
De vrienden van verdachte stonden op zeer korte afstand van de uitrit van de parkeergarage, zo is te zien op de camerabeelden. Verdachte reed niet met hoge snelheid: dat was gelet op de korte afstand ook niet mogelijk. Dat het niet zou zijn gelukt om op tijd te remmen, acht de rechtbank in die omstandigheden ongeloofwaardig. Daar komt nog bij dat bij het rijden in de richting van de groep personen blijkens de camerabeelden de remlichten van de auto weliswaar brandden, maar de snelheid niet of niet noemenswaardig werd verminderd, terwijl er geen stuurcorrectie – ter vermijding van een aanrijding – plaatsvond. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat verdachte de auto niet op tijd tot stilstand heeft kunnen brengen, noch de groep heeft kunnen ontwijken. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat verdachte met opzet op deze groep is ingereden. Dit wordt nog ondersteund door de gemoedstoestand waarin de verdachte verkeerde toen hij in zijn auto is gestapt, de slagboom heeft vernield en de parkeergarage is uitgereden.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ is niet afhankelijk van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat een persoon die met enige vaart wordt aangereden door een auto, als relatief kwetsbare partij, een grote kans loopt daaraan zwaar lichamelijk letsel over te houden. De rechtbank is gelet op de hierboven aangehaalde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen en in het bijzonder gelet op het bewust met een auto met enige vaart inrijden op de groep personen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarbij iemand zou raken en dat hij diegene zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer en/of de omstanders.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte na de aanrijding niet is gestopt, maar dat hij de plaats van het ongeval verlaten. Dit, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij letsel had toegebracht aan één van de personen die daar aanwezig waren.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Op 26 mei 2019 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of omstanders opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een personenauto met enige snelheid, op die [slachtoffer] en omstanders in is gereden en die [slachtoffer] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. feit 2:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Eindhoven op de Ten Hagestraat, op 26 mei 2019 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel was toegebracht.
T.a.v. feit 3:
op 26 mei 2019 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, in elk geval enig goed, dat aan een ander, te weten aan parkeergarage Q-park aan de Ten Hagestraat te Eindhoven, toebehoorde, heeft vernield.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast vordert zij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar, beiden met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank een lagere taakstraf op te leggen dan is geëist door de officier van justitie. Ook verzoekt de verdediging een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen enkel voorwaardelijk op te leggen, aangezien dit grote invloed heeft op het werk van de verdachte en zijn werkgever.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, het verlaten van de plaats van het ongeval en vernieling van een slagboom. Met het plegen van de poging tot zware mishandeling heeft de verdachte gebruikmakend van een auto op de openbare weg welbewust een groot gevaar voor anderen in het leven geroepen en daarbij misbruik gemaakt van zijn rijbevoegdheid. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich vervolgens na de aanrijding niet om het slachtoffer heeft bekommerd. Ook nadat de verdachte een oproep van het slachtoffer op Facebook met het verzoek aan de dader om zich te melden heeft gezien, heeft hij dit nagelaten. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk, in onderhavige zaak passend is. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk opleggen
De rechtbank zal de gevangenisstraf geheel, en de rij-ontzegging deels voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank erkent dat de deels onvoorwaardelijke straf met betrekking tot de rijbevoegdheid een zekere impact op de verdachte zal hebben. Echter, de rechtbank acht het zeer kwalijk dat hij zijn auto als middel heeft gebruikt voor de onderhavige mishandelende gedraging, en acht een onvoorwaardelijke rij-ontzegging om die reden wel op zijn plaats. Daar komt nog bij dat de rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van de verdachte met daarop meerdere verkeersovertredingen, waaronder te hard rijden en het negeren van een stop gebod van een politieambtenaar. Mede gelet daarop acht de rechtbank het aangewezen dat door de bijkomende straf van een rij-ontzegging wordt benadrukt dat verdachte op een verantwoorde wijze dient om te gaan met zijn rijbewijs en het besturen van een auto. De rechtbank zal wel rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte in die zin dat zij een groot deel van de rij-ontzegging wel voorwaardelijk zal opleggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht
7, 176, 179, 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1 primair:
Vrijspraak
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
T.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3:
Een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2:
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. W.F. Koolen en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 02 april 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, onderzoeksnummer OB2R019107, onderzoek Searcy, afgesloten op 19 november 2019, aantal pagina’s: 1 tot en met 119. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting, verklaring van verdachte ter terechtzitting.