ECLI:NL:RBOBR:2021:1511
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van het aanwezig hebben van delen van hennepplanten en vrijspraak van diefstal van elektriciteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van delen van hennepplanten en van diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 22 mei 2018 tot en met 22 juni 2018 te Sint-Oedenrode, samen met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten heeft aanwezig gehad. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken.
De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een proces-verbaal van bevindingen van de politie, waarin werd gerapporteerd over een hennepkwekerij op het adres van de medeverdachte. Tijdens het onderzoek werd een niet in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, maar er was geen bewijs dat deze in de ten laste gelegde periode operationeel was. De medeverdachte heeft verklaard dat de verdachte verantwoordelijk was voor de aanlevering van nieuwe planten en het ophalen van de oogst, maar de rechtbank concludeerde dat de teelt en oogst buiten de ten laste gelegde periode plaatsvonden.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat niet kon worden vastgesteld dat er in de ten laste gelegde periode elektriciteit was gestolen.