Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 4 maart 2021 een verzoek ingediend voor een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden, ten aanzien van een betrokkene die lijdt aan ernstige psychische stoornissen, waaronder chronische schizofrenie en middelenafhankelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder risico op ernstige financiële schade en maatschappelijke teloorgang, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de mondelinge behandeling, die via een Skypeverbinding plaatsvond vanwege COVID-19, zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder de geneesheer-directeur en een GZ-psycholoog. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat de betrokkene geen ziektebesef heeft en hulpverlening afwijst. De rechtbank heeft de verzochte vormen van zorg beoordeeld en heeft besloten dat de zorgmachtiging verleend wordt voor de duur van twaalf maanden, tot en met 23 maart 2022. De beschikking omvat maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het beperken van bewegingsvrijheid, en het uitoefenen van toezicht op de betrokkene. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.