ECLI:NL:RBOBR:2021:1498

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
C/01/368518/FA RK 21-985
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 4 maart 2021 een verzoek ingediend voor een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden, ten aanzien van een betrokkene die lijdt aan ernstige psychische stoornissen, waaronder chronische schizofrenie en middelenafhankelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder risico op ernstige financiële schade en maatschappelijke teloorgang, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de mondelinge behandeling, die via een Skypeverbinding plaatsvond vanwege COVID-19, zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder de geneesheer-directeur en een GZ-psycholoog. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat de betrokkene geen ziektebesef heeft en hulpverlening afwijst. De rechtbank heeft de verzochte vormen van zorg beoordeeld en heeft besloten dat de zorgmachtiging verleend wordt voor de duur van twaalf maanden, tot en met 23 maart 2022. De beschikking omvat maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het beperken van bewegingsvrijheid, en het uitoefenen van toezicht op de betrokkene. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/368518 / FA RK 21-985
Uitspraak : 23 maart 2021

Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] aan de [adres]
verblijvende [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.W.M. Verberne.

Het procesverloop

Bij beschikking van 24 september 2020 is ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met 24 maart 2021.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 maart 2021, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 3 maart 2021;
  • de medische verklaring van 25 februari 2021;
  • het zorgplan, opgesteld op 27 januari 2021;
  • een zorgkaart;
  • gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of strafvorderlijke en justitiële gegevens of het bericht dat er geen relevante politie en/of strafvorderlijke en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
De behandeling van het verzoek heeft op 23 maart 2021 via een Skypeverbinding plaatsgevonden, omdat als gevolg van het COVID-19-virus geen mondelinge behandeling in elkaars aanwezigheid op de verblijfplaats van betrokkene kon plaatsvinden. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • E. den Ouden, GZ-psycholoog.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Bij betrokkene is sprake van chronisch drugsgebruik. Hij gebruikt vooral amfetamine en drinkt daarbij ook zeer regelmatig alcohol. Betrokkene handelt in drugs en is vijandig onder invloed van drugs. Hij onderneemt geen activiteit om vaardigheden te verwerven om zelfstandig te wonen. Betrokkene is niet in staat om zonder hulp voldoende zorg voor zichzelf en zijn leefomgeving te dragen.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van chronische schizofrenie, antisociale persoonlijkheidsstoornis en middelenafhankelijkheid.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Betrokkene heeft geen ziektebesef en -inzicht. Hij weert hulpverlening af en heeft geen verandermotivatie. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • toedienen van medicatie;
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
Tijdens de mondelinge behandeling is de vraag aan de orde of ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’ als vorm van verplichte zorg noodzakelijk is in het geval betrokkene zou worden geplaatst in een separeerruimte (voor het overige is het niet nodig). Immers, separatie gaat gepaard met cameratoezicht, is derhalve inbegrepen in separeren, waardoor dit niet als aparte vorm van verplichte zorg nodig zou zijn. De rechtbank overweegt dat in de Wvggz wordt gesproken over ‘insluiten’ als vorm van verplichte zorg en kent als zodanig meerdere toepassingswijzen. Separeren is een vorm van insluiten. Bij insluiten wordt niet per definitie cameratoezicht gehouden. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’ als aparte vorm van verplichte zorg moet worden toegewezen om via de camera toezicht op betrokkene te kunnen houden. Daarbij betrekt de rechtbank dat separeren een andere beperking van een grondrecht is dan het uitoefenen van toezicht.
De verzochte vorm van verplichte zorg ‘toedienen van vocht en voeding, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’ zal worden afgewezen, omdat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat toewijzing hiervan niet nodig is.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden, en geldt daarom tot en met 23 maart 2022.

De beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie;
  • beperken van bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 maart 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C.M. de Klerk, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Conc: PJ(OB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.