ECLI:NL:RBOBR:2021:1250

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
8047236 CV EXPL 19-8984
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheid door brandstoftekort op luchthaven leidt tot afwijzing compensatie vordering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 25 februari 2021, hebben eisers, bestaande uit vier personen, een vordering ingesteld tegen Ryanair DAC wegens vertraging van hun vlucht van Eindhoven naar Stansted. De eisers vorderden compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat hun vlucht met meer dan drie uur vertraging was aangekomen. Ryanair voerde aan dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid, namelijk een ernstig brandstoftekort op de luchthaven van Eindhoven, waardoor de vlucht niet tijdig kon worden voorzien van brandstof.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eisers binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt en dat de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of Ryanair terecht een beroep deed op de buitengewone omstandigheid. Na het bestuderen van de overgelegde verklaringen, concludeerde de kantonrechter dat het brandstoftekort op de luchthaven niet als een omstandigheid kan worden gekwalificeerd die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van Ryanair. De rechter oordeelde dat Ryanair alle redelijke inspanningen had verricht om de vertraging te voorkomen en dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid.

Daarom werd de vordering van eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter wees de wettelijke rente over de proceskosten toe vanaf de 15e dag na de aanmaning tot betaling. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. J.M.J. Godrie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 8047236
Rolnummer : 19-8984
Uitspraak : 25 februari 2021
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421
in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

wonende te [plaats] ,
2. [eiser sub 2],
wonende te [plaats] ,
3. [eiser sub 3]
wonende te [plaats] ,
4. [eiser sub 4],
wonende te [plaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink, EUclaim B.V.,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
de conclusie van repliek met producties;
e conclusie van dupliek.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor [datum] om 21:15 uur met vluchtnummer [nummer] van Eindhoven Airport naar Stansted Airport, Verenigd Koninkrijk.
Vlucht [nummer] is met een vertraging van meer dan drie uur op de luchthaven in Stansted aangekomen.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Aangezien vlucht [nummer] met vertraging werd uitgevoerd hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
Sturgeonen
Nelsonrecht op financiële compensatie van € 250,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op [datum] deed zich op de luchthaven van Eindhoven een ernstig brandstoftekort voor. Tot 21:30 uur was er geen brandstof beschikbaar voor vliegtoestellen, dit volgt uit de verklaring van afdeling Operations(productie 1). Vanwege het brandstoftekort moest een tankwagen vanuit Rotterdam komen om toestellen te bevoorraden. Op het moment dat de tankwagen was gearriveerd was er onvoldoende tijd om de vlucht in kwestie te voorzien van brandstof. In deze situatie is sprake van een gebeurtenis waarover verweerster geen controle heeft bij de normale uitoefening van haar activiteiten. De vertraging van de vlucht is et gevolg van de problemen bij de brandstofleverancier. Vertraging kon ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden. Bovendien is zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet gehouden om de proceskosten van eisers te voldoen. Op grond van dit artikel geldt dat vorderingen die voortvloeien uit de vervoersovereenkomst direct bij haar ingediend moeten worden zonder tussenkomst van een derde partij met inachtneming van een termijn van 28 dagen waarbinnen zij op de vordering kan reageren. Na deze 28 dagen kunnen eisers vervolgens een derde inschakelen om de vordering te innen. Omdat eisers van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, moeten de gevorderde proceskosten worden afgewezen.
3.4.
Primair verzoekt verweerster daarom de vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt.
4.2.
Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het Rehder-arrest (ECLI:EU:C:2009:439, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd, omdat de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven is.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 250,00 per passagier.
4.4.
De luchtvervoerder is niet verplicht de compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.5.
Gelet op de inhoud van de overgelegde verklaringen van de afdeling Operations en de luchthaven van Eindhoven kan worden vastgesteld dat er op [datum] sprake was van een ernstig brandstoftekort op de luchthaven van Eindhoven dat heeft geleid tot de vertraging van vlucht [nummer] . De kantonrechter overweegt als volgt. Geoordeeld wordt dat een ernstig brandstoftekort op de luchthaven niet gekwalificeerd kan worden als een omstandigheid die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van verweerster. Op de brandstofproblemen van de leverancier heeft verweerster geen invloed kunnen uitoefenen. In dit geval moet het brandstoftekort op de luchthaven van Eindhoven daarom gekwalificeerd worden als een buitengewone omstandigheid. Niet valt in te zien welke andere maatregelen verweerster had moeten treffen om de vertraging te beperken nu er enkel voldoende brandstof was verkregen om één vlucht te bevoorraden. De kantonrechter is aldus van oordeel dat verweerster alle redelijke inspanningen heeft verricht om langdurige vertraging te voorkomen. Nu de annulering het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, is verweerster de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie niet verschuldigd. De vordering van eisers wordt daarom afgewezen.
4.6.
Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
4.7.
De nakosten zijn toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van verweerster tot heden vastgesteld op € 248,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand;
veroordeelt eisers in de kosten die na deze beschikking ontstaan, begroot op € 62,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast) te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2021.