Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraken van 11 november 2020. De rechtbank blijft bij al wat zij hierin heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In de tussenuitspraken heeft de rechtbank (kort samengevat) overwogen dat verweerder in dit geval beter had moeten kijken of de huisvesting van arbeidsmigranten wel te verenigen is met de bestemmingen in het omliggende gebied. Verweerder had in het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom hij heeft volstaan met de voorschriften in het bestreden besluit en de huidige voorzieningen om de functie in te passen in de omgeving. Verweerder is de gelegenheid geboden de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van een aantal aanwijzingen. Daarom heeft verweerder het herstelbesluit genomen waarbij het bestreden besluit is ingetrokken. Hieruit volgt dat de beroepen tegen het bestreden besluit gegrond zijn. Het bestreden besluit zal volledigheidshalve worden vernietigd. De rechtbank acht het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen het herstelbesluit. Er is een aangepaste ruimtelijke onderbouwing opgesteld die deel uitmaakt van het herstelbesluit.
3. In de ruimtelijke onderbouwing bij het herstelbesluit is gesteld dat er in het buurtschap 441 personen wonen. Desgevraagd heeft verweerder aangegeven dat volgens hem het buurtschap niet alleen de woningen aan het Voor-Oventje en de Boekelsedijk maar ook de woningen aan het Achter-Oventje omvat. Verweerder heeft berekend dat er 40 arbeidsmigranten in het buurtschap worden gehuisvest. Verweerder acht een verhouding van 10% in dit geval en in deze omgeving en gelet op de voorschriften in het herstelbesluit niet onevenredig.
4. Eiser 2 is van mening dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij komt tot een inwoneraantal van 441 personen. Eiser 2 denkt dat er maar 300 personen in het buurtschap wonen. Ook begrijpt eiser 2 niet waarom verweerder een verhouding van 10% niet onevenredig vindt.
5. Het is de rechtbank voldoende duidelijk wat verweerder tot het buurtschap rekent en wat niet. Het verschil tussen de mening van verweerder en de mening van eiser 2 kan slechts worden veroorzaakt door het wel of niet meetellen van de woningen aan het Achter-Oventje. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze woningen wel heeft kunnen meetellen. De woningen aan het Achter-Oventje vormen ook één bebouwingslint en liggen niet ver van het bebouwingslint aan het Vooroventje. Bovendien ligt de projectlocatie tussen beide bebouwingslinten. De rechtbank ziet ook geen fouten in de berekening van het aantal inwoners.
6. Er is geen vaste norm voor de verhouding tussen arbeidsmigranten en inwoners. De rechtbank heeft een dergelijke norm ook niet in de tussenuitspraak bepaald. De aanvaardbaarheid van de verhouding tussen arbeidsmigranten (of andere groepen met doorgaans een ander levensritme dan de overige bewoners van een bepaald gebied) hangt af van de omstandigheden van het geval. Een bepaalde verhouding kan dus in een stad wel aanvaardbaar zijn en in een dorp of buurtschap niet. In dit geval ligt het buurtschap in een omgeving met veel agrarische bedrijven met een daarmee gepaard gaande arbeidsbehoefte. Het buurtschap bestaat uit lintbebouwing met vrijstaande huizen met agrarische percelen binnen de linten. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat een verhouding van 10% arbeidsmigranten tot 90% overige bewoners in het buurtschap in dit geval niet onevenredig is. Eiser 2 kan wel worden toegegeven dat de arbeidsmigranten grotendeels op 1 locatie (de projectlocatie) worden gehuisvest. Dat betekent dat er meer maatregelen moeten worden getroffen om overlast te voorkomen. Hierna zal worden beoordeeld of het herstelbesluit hiervoor voldoende toereikend is.
7. In dit herstelbesluit heeft verweerder twee voorschriften als volgt aangepast:
- Vergunninghoudster dient door een beheerder op de locatie structureel 24 uur toezicht te laten houden op de bewoning van de arbeidsmigranten en het naleven van de huis- en gedragsregels door de arbeidsmigranten;
- Vergunninghoudster zorgt ervoor dat zich op de strook grond achter (ten westen van) de veldschuur geen arbeidsmigranten mogen ophouden, anders dan voor het verrichten van werkzaamheden.
In de ruimtelijke onderbouwing is daarnaast beschreven dat de plek waar de arbeidsmigranten worden gehuisvest alleen wordt ontsloten door een uitweg op de Boekelsedijk. De toegang is elektronisch afgesloten met een poort waardoor kan worden geregistreerd wie wanneer op het perceel aanwezig is. Bovendien worden er camera’s opgehangen bij de inrit. Verder is beschreven dat de arbeidsmigranten de huisregels in hun eigen landstaal ontvangen.
In de huis- en gedragsregels en in de ruimtelijke onderbouwing is aangegeven dat het om 22:00 uur buiten stil moet zijn, dat open vuur, barbecues en muziekinstallaties buiten en feesten niet zijn toegelaten en dat de locatie alleen toegankelijk is voor werknemers van vergunninghoudster (dus geen familie of vrienden).
Verweerder heeft er van afgezien om de huis- en gedragsregels als vergunningsvoorschrift aan het herstelbesluit te verbinden omdat dan bij iedere wijziging van de gedragsregels ook de omgevingsvergunning zou moeten worden gewijzigd.
8. Eiser 2 heeft kritiek op deze regels. Eiser 2 vindt dat de huisregels als vergunningsvoorschrift hadden moeten worden opgenomen omdat verweerder nu de (naleving van de) huisregels niet kan afdwingen. Ook is niet goed omschreven wat onder ‘goed toezicht’ moet worden verstaan. Eiser 2 vindt ook dat het verbod om de strook grond tussen de veldschuur en zijn perceel te betreden onvoldoende duidelijk is, omdat niet wordt aangegeven wat kan worden verstaan onder het verrichten van werkzaamheden. Verweerder vindt dat vergunninghoudster moet worden verplicht deze strook grond geheel af te sluiten. Dit voorschrift in het herstelbesluit keert ook niet terug in de huis- en gedragsregels.
9. In de tussenuitspraak zijn de volgende aanwijzingen gegeven:
Verweerder moet onderzoeken of arbeidsmigranten de strook grond achter (ten westen) van de veldschuur kunnen betreden en zo nodig hier opdragen om maatregelen te treffen, bijvoorbeeld het plaatsen van een afscheiding of het verbieden om de strook grond te betreden. Overigens kan verweerder in het bestreden besluit niet verbieden dat de strook grond wordt gebruikt voor de doeleinden die in het bestemmingsplan “Buitengebied” rechtstreeks zijn toegelaten.
Verweerder moet ook kijken naar de inmiddels opgestelde gedragsregels en, als daar aanleiding voor is, de gedragsregels als voorschrift aan de vergunning verbinden.
Verder moet verweerder uitleggen wat hij onder goed toezicht verstaat en, zo nodig, ook hierover nadere voorschriften in de vergunning opnemen.
10. De rechtbank stelt vast dat de percelen van eiser 2 liggen ten westen van de veldschuur waar de arbeidsmigranten onder andere in worden gehuisvest. Er ligt een ongeveer 3 meter brede strook grond tussen de veldschuur en het perceel van eiser 2. De veldschuur heeft geen ramen of openingen die uitkijken op het perceel van eiser 2. Op het perceel van eiser 2 staat een ondoorzichtige erfscheiding. Het perceel van eiser 2 heeft een woonbestemming in het geldende bestemmingsplan. Het woongebouw staat in het bouwblok op ongeveer 30 meter afstand van de veldschuur.
11. De rechtbank is van oordeel dat de veldschuur zelf al een voldoende afscheiding vormt van het perceel van eiser 2, zolang de strook grond tussen de veldschuur en het perceel van eiser 2 niet wordt betreden en zolang er geen raam zit in de veldschuur dat uitkijkt op het perceel van eisers. Door middel van de dichte wand is, anders dan eiser 2 stelt, wel sprake van een voldoende ruimtelijke afscheiding. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het verbod op het betreden van de strook grond voldoende duidelijk heeft geregeld in het bovenstaande voorschrift. De rechtbank begrijpt het voorschrift aldus dat de strook grond alleen mag worden betreden voor werkzaamheden ten behoeve van (het bedrijf van) vergunninghoudster en dus niet (zoals eiser 2 vreest) voor hobbymatige werkzaamheden. Deze lezing heeft verweerder bevestigd. Onder deze omstandigheden hoeft verweerder vergunninghoudster niet te verplichten om nog een schutting te plaatsen (zeker nu er al een erfafscheiding staat) of vergunninghoudster te verplichten de strook grond af te sluiten. Omdat het verbod al in het herstelbesluit staat, hoeft het niet ook nog eens te worden opgenomen in de huis- en gedragsregels. De rechtbank wijst vergunninghoudster er op dat het geen kwaad kan om de arbeidsmigranten wel te wijzen op het verbod.
12. Verweerder heeft ook in het herstelbesluit duidelijk aangegeven wat hij onder ‘goed toezicht’ verstaat: structureel toezicht door een beheerder gedurende 24 uur op de bewoning en op de naleving van de huis- en gedragsregels. Deze vorm van toezicht heeft verweerder voldoende toereikend kunnen achten (temeer omdat de rechtbank niet kan indenken wat verweerder nog meer verplicht had kunnen stellen). De rechtbank is verder van oordeel dat als een gedragsregel wordt overtreden, dit een aanwijzing is dat vergunninghoudster heeft gehandeld in strijd met het betreffende voorschrift en onvoldoende toezicht heeft gehouden. Vergunninghoudster zal dan een verklaring moeten geven waarom zij niet heeft kunnen voorkomen dat de huis- en gedragsregels niet zijn nageleefd. Onder deze omstandigheden heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de gedragsregels als voorschrift aan de vergunning te verbinden. Dit is ook niet handig omdat bij een wijziging van de gedragsregels dan ook de omgevingsvergunning moet worden gewijzigd en dit kan veel tijd in beslag nemen.
13. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder de aanwijzingen in de tussenuitspraak in zoverre voldoende heeft gevolgd.
14. Eiser 2 klaagt dat verweerder nog steeds niet heeft onderbouwd dat het huisvesten van arbeidsmigranten kan worden ingepast in de omgeving. Verweerder kan niet volstaan met verwijzing naar een niet bestaande richtafstand voor de huisvesting van tijdelijke werknemers.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het herstelbesluit en de daaraan verbonden voorschriften voldoende heeft gewaarborgd dat het huisvesten van arbeidsmigranten in dit geval niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Ook al komen er relatief veel arbeidsmigranten op één plaats in een buurtschap, door middel van de voorschriften in het herstelbesluit kan verweerder handhavend optreden tegen eventuele overlast.
16. In het herstelbesluit zijn verder eisen gesteld aan het parkeren op eigen terrein. Eisers hebben hierover niets gezegd in de zienswijzen. Ook dit gebrek is hersteld.
17. De rechtbank concludeert dat verweerder door middel van het herstelbesluit de gebreken die zijn benoemd in de tussenuitspraak voldoende heeft hersteld. Ook heeft verweerder de aanwijzingen in de tussenuitspraak opgevolgd. Het beroep van eisers tegen het herstelbesluit slaagt daarom niet.
18. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hun betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,00 voor eiser 1 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 1.335,00 voor eiser 2 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus).