ECLI:NL:RBOBR:2021:1177

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
01/170010-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en aanranding met gebruik van Temazepam

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte schuldig is bevonden aan het verkrachten van twee vrouwen in 2019. De verkrachtingen vonden plaats nadat de verdachte en zijn medeverdachte de slachtoffers, zonder hun medeweten, een grote dosis Temazepam hadden toegediend. Dit leidde tot een verminderd bewustzijn bij de slachtoffers, waardoor zij niet in staat waren om weerstand te bieden. Daarnaast heeft de verdachte een derde vrouw gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door haar plotseling te betasten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren. Tevens zijn de vorderingen tot immateriële schadevergoeding van de slachtoffers toegewezen, elk voor een bedrag van € 5.000,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de medeverdachte als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, en heeft geconcludeerd dat de verdachte op meerdere manieren de lichamelijke integriteit van de slachtoffers heeft geschonden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.170010.20
Datum uitspraak: 19 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] 1973,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 september 2020.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 05 maart 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1hij op of omstreeks 10 november 2019 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,te weten door het toedienen van een hoeveelheid Temazepam, althans een bedwelmend/verdovend slaapmiddel, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueelbinnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten- het brengen/duwen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of- het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of- het likken aan en/of kussen van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of- het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of- het zoenen van die [slachtoffer 1] ;

(Artikel art 242 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordelingmocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 november 2019 te Heeswijk-Dinther, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 1] , van wie hij, verdachte en/of zijn mededader wist(en) dat die in staat vanbewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens leed, dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar temaken of daarentegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte en/of zijn mededader- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of- de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en/of gekust en/of- de borst(en) van die [slachtoffer 1] betast en/of- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of- die [slachtoffer 1] gezoend;

(Artikel art 243 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek vanStrafrecht)

2hij in of omstreeks de periode van 01 december 2019 tot en met 31 december 2019 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het toedienen van een hoeveelheid Temazepam, althanseen bedwelmend/verdovend slaapmiddel, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten- het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het likken aan en/of kussen van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het betasten van de borst(en) van die Van [slachtoffer 2] en/of- het zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] , althans het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of- het zoenen van die [slachtoffer 2] ;

(Artikel art 242 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2019 tot en met 31 december 2019 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer 2] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent tebepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of medebestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten- het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het likken aan en/of kussen van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of- het betasten van de borst(en) van die Van [slachtoffer 2] en/of- het zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] , althans het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of- het zoenen van die [slachtoffer 2] ;

(Artikel art 243 Wetboek van Strafrecht)

3hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 10 november 2019 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen bestaande uit het onverhoeds betasten van een of meer borst(en) van die [slachtoffer 3] ;

(Artikel art 246 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
Door de officier van justitie is gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is integrale vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent alle feiten.
De raadsman acht de verklaringen van medeverdachte [naam 1] , de partner van verdachte (hierna te noemen: medeverdachte) onbetrouwbaar, omdat uit rapporten die over haar zijn opgemaakt blijkt dat wanneer medeverdachte enige druk ervaart, zij dingen gaat zeggen die ze denkt dat de mensen willen horen. Deze verklaringen kunnen in de visie van de verdediging niet voor het bewijs worden gebruikt.
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) moeten naar de mening van de verdediging met de nodige voorzichtigheid worden bekeken, omdat het de vraag is of met zekerheid is vast te stellen dat wat [slachtoffer 1] zich twee dagen later meent te herinneren ook daadwerkelijk gebeurd is. Ten aanzien van feit 1 en 2 is gelet op het voorgaande in ieder geval niet vast te stellen dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Ten aanzien van feit 3 is het enige bewijs de verklaring van aangeefster zelf. Dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Ook de overtuiging ontbreekt bij de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Inleiding
Tegen verdachte en medeverdachte is aangifte gedaan van twee verkrachtingen. Tegen verdachte is ook aangifte gedaan van aanranding.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Overwegingen omtrent het bewijs.
De rechtbank acht de verklaringen van medeverdachte betrouwbaar en geloofwaardig. Haar verklaringen zijn gedetailleerd, komen authentiek op de rechtbank over en worden op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank wijst op de verklaringen van [slachtoffer 1] en aangeefster [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ) en op de omstandigheden dat in de woning van verdachte en medeverdachte Temazepam is aangetroffen en dat op hun laptop onder meer de zoekslag ‘hoe snel werkt temazepam als het wordt opgelost in warm water’ is gedaan.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat medeverdachte er geen belang bij heeft om te liegen. Met haar verklaringen belast zij immers naast verdachte zichzelf. Bovendien valt het de rechtbank op dat medeverdachte in het verhoor zelf met de naam van ‘ [naam 2] ’ – naar later blijkt aangeefster [slachtoffer 2] – komt. Deze naam was op dat moment nog niet bekend bij de politie.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat de raadsman niet heeft gesteld dat medeverdachte haar verklaringen onder druk heeft afgelegd en dus ook niet waar die druk dan uit blijkt. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat haar daar niet van is gebleken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Zij zal gelet op het voorgaande de verklaringen van medeverdachte voor het bewijs gebruiken.
Ook de verklaring van [slachtoffer 1] acht de rechtbank betrouwbaar en geloofwaardig en gebruikt zij voor het bewijs. Uit haar verklaring blijkt een specifieke modus operandi (het beoogde slachtoffer thuis uitnodigen, drogeren door Temazepam in haar drinken te doen en daarna seksueel misbruiken), die ook naar voren komt in de verklaringen van medeverdachte. Dat [slachtoffer 1] zich niet direct alle gebeurtenissen kan herinneren, maakt niet dat haar verklaring niet betrouwbaar is. Dat kan een gevolg zijn van de dosis Temazepam die zij toegediend heeft gekregen.
Nu de rechtbank de verklaringen van medeverdachte betrouwbaar vindt en deze voor het bewijs gebruikt, kan ook het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen worden. De verklaring van medeverdachte is immers ook ten aanzien van het seksueel binnendringen helder: verdachte is seksueel binnengedrongen bij aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Gelet op de bewijsmiddelen en bovenstaande overwegingen acht de rechtbank de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aan dit vonnis gehechte bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1op 10 november 2019 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, tezamen en in vereniging met een ander door een andere feitelijkheid, te weten door het toedienen van een hoeveelheid Temazepam, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueelbinnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten- het brengen/duwen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en- het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en- het likken aan en/of kussen van de vagina van die [slachtoffer 1] en- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 1] en- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en- het zoenen van die [slachtoffer 1] ;
2in de periode van 01 december 2019 tot en met 31 december 2019 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, tezamen en in vereniging met een ander door een andere feitelijkheid, te weten door het toedienen van een hoeveelheid Temazepam, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten- het brengen/duwen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en- het likken aan en/of kussen van de vagina van die [slachtoffer 2] en- het betasten van de borsten van die Van [slachtoffer 2] en- het zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] en- het zoenen van die [slachtoffer 2] ;
3in de periode van 1 juli 2019 tot en met 10 november 2019 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen bestaande uit het onverhoeds betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] .
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging voorkomen, zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en
  • een contactverbod met betrekking tot [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan acht de raadsman de inmiddels ondergane voorlopige hechtenis afdoende.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met medeverdachte schuldig gemaakt aan het verkrachten van twee vrouwen in 2019. De verkrachtingen hebben plaatsgevonden nadat verdachte en medeverdachte de vrouwen, buiten hun medeweten, opzettelijk een grote dosis Temazepam hadden toegediend. De slachtoffers waren hierdoor sterk verminderd bij bewustzijn. Verdachte en medeverdachte hebben van de weerloze toestand waarin de slachtoffers zich bevonden vervolgens schaamteloos misbruik gemaakt om de eigen seksuele behoeftes te vervullen. Verdachte en medeverdachte hebben vergaande seksuele handelingen bij de vrouwen gepleegd.
Daarnaast heeft verdachte een derde vrouw gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door plotseling haar borsten te betasten..
Deze gedragingen kunnen naar de ervaring leert ernstige psychische gevolgen hebben. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen en de slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook bij hen het geval is. Verdachte en medeverdachte hebben verder een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun vertrouwen in ernstige mate beschaamd.
De ernst van de feiten maakt dat de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend vindt. De vraag dient zich dan aan hoe hoog deze straf moet zijn. Als uitgangpunt kijkt de rechtbank naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Deze zijn tot uitdrukking gebracht in de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting. Hieruit volgt dat verkrachting in beginsel wordt bestraft met een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Zoals gezegd is dit een uitgangspunt. De rechtbank merkt hierbij op dat verkrachtingen op verschillende manieren kunnen plaatsvinden en dat de ernst en strafwaardigheid daardoor mede worden bepaald. In dit geval hebben verdachte en medeverdachte vrouwen bij hen thuis uitgenodigd met de bedoeling hen te drogeren met een slaapmiddel en vervolgens seksueel te misbruiken. Zij hebben planmatig gehandeld. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat verdachte en medeverdachte meer vrouwen hebben uitgenodigd. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij ongeveer tachtig vrouwen heeft benaderd.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn door verdachte en medeverdachte weerloos gemaakt door het toedienen van een grote hoeveelheid Temazepam. Zij hebben hiermee een onaanvaardbaar risico genomen met betrekking tot de gezondheid van de vrouwen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben een staat van machteloosheid ervaren door het verlies van controle over hun doen en laten, waarbij een enorme inbreuk is gemaakt op hun zelfbeschikkingsrecht. Zij moeten leven met het feit dat zij nooit zullen weten wat er precies met hen is gebeurd, omdat ze door de intoxicatie juist de seksuele handelingen niet ( [slachtoffer 2] ) of maar ten dele ( [slachtoffer 1] ) bewust hebben meegemaakt.
Daarnaast neemt de rechtbank bij haar oordeel mee dat verdachte bij het plegen van de strafbare feiten een leidinggevende rol vervulde en het initiatief tot het plegen van de strafbare feiten van hem is uitgegaan.
Tot slot betrekt de rechtbank bij haar oordeel de omstandigheid dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Hij blijft tegen de klippen op ontkennen en heeft zich ter zitting respectloos en beledigend uitgelaten over de in de zaal aanwezige slachtoffers.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Aangezien aan verdachte een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd is er naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak voor oplegging van een contactverbod op dit moment. De rechtbank merkt op dat in de laatste fase van de detentie van verdachte in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling een risicotaxatie van het aanwezige recidivegevaar en de noodzaak van eventuele contactverboden kan plaatsvinden.

De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volledig kunnen worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair gesteld dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair, bij veroordeling, heeft de raadsman ten aanzien van beide vorderingen bepleit de immateriële schadevergoeding te matigen, aangezien de nodige onderbouwing hiervoor ontbreekt en onvoldoende rekening is gehouden met de draagkracht van verdachte.
Beoordeling.
Immateriële schade
De Nederlandse wet kent een restrictief stelsel ten aanzien van het toekennen van vergoedingen voor ander nadeel dan vermogensschade. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding bestaat slechts: a. wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
b. bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
c. bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade die de slachtoffers stellen te hebben geleden, valt onder de aantasting van de persoon op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van een persoon op andere wijze, is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen is niet genoeg; het zal moeten gaan om een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Door de benadeelde zullen voldoende concrete gegevens aangevoerd moeten worden, waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan. Nodig is daartoe dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de bijzondere ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Het strafbare feit vormt dan een dusdanig ernstige inbreuk op een fundamenteel recht dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze moet worden beschouwd. Dan kan ook zonder dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld vergoeding van smartengeld aan de orde zijn. Van een aantasting in de persoon op andere wijze is echter niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376). Uit de jurisprudentie blijkt dat verkrachting wél als een strafbaar feit wordt aangemerkt waarbij het feit een dusdanige inbreuk maakt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer dat dit in zichzelf al wordt beschouwd als aantasting van de persoon op andere wijze.
Op basis van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde onder de feiten 1 primair ( [slachtoffer 1] ) en 2 primair ( [slachtoffer 2] ). Nu de verdachte wegens dit feit ook een straf opgelegd krijgt, is aan de formele voorwaarden voor ontvankelijkheid van de benadeelde partij voldaan.
Gelet op het hierboven geschetste kader voor de beoordeling van immateriële schade, acht de rechtbank termen aanwezig voor toekenning van smartengeld. Zij ziet geen aanleiding om het gevorderde bedrag lager vast te stellen, nu zij tot een bewezenverklaring van verkrachting is gekomen.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 ( [slachtoffer 1] ) dan wel 31 december 2019 ( [slachtoffer 2] ) tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn medeverdachte samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 ( [slachtoffer 1] ) dan wel 31 december 2019 ( [slachtoffer 2] ) tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair gesteld dat de vordering niet toewijsbaar is, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair, bij veroordeling, heeft de raadsman bepleit de immateriële schadevergoeding te matigen, aangezien de nodige onderbouwing hiervoor ontbreekt en er geen afdoende rekening is gehouden met de draagkracht van verdachte.
Beoordeling.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend en verzoekt om een vergoeding van immateriële schade ter hoogte van 600,00 euro. Deze vordering is onderbouwd met stukken. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade, te weten een bedrag van 300,00 euro. Bij de beoordeling van de hoogte van de toe te kennen immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank gelet op de onderbouwing van de vordering en op uitspraken in andere zaken. De rechtbank acht alles overziend een bedrag van 300,00 euro billijk. De rechtbank zal de vordering vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De officier van justitie is van mening dat de in beslaggenomen laptop moet worden onttrokken aan het verkeer en dat de in beslag genomen telefoon aan verdachte moet worden teruggegeven.
De raadsman heeft verzocht de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte terug te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de laptop moet worden onttrokken aan het verkeer omdat hierop kinderporno is aangetroffen. Hierdoor is het ongecontroleerde bezit van deze laptop in strijd met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de telefoon omdat het belang van strafvordering zich hiertegen niet meer verzet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 36f, 57, 242, 246, 248 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 2 primair:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 3:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
t.a.v. feit 1 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijstde
vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
5.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 5.000,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
t.a.v. feit 2 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijstde
vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
5.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 5.000,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijstde
vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van
300,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 300,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 6 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen goed, te weten:
1 STK Computer(laptop, merk: Asus).
Teruggave inbeslaggenomen goed, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
1 STK Telefoontoestel met zwart hoesje(merk: Samsung),
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 19 maart 2021.