ECLI:NL:RBOBR:2021:1144
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van docent wegens gebrek aan wettig bewijs in ontuchtzaak met minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige aangeefster. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 27 mei 2016 en 5 juli 2016 in Gemert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangeefster gedetailleerd was, maar dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had de verdachte beschuldigd op basis van verklaringen van de aangeefster en getuigen, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen. Er was geen bewijs dat de verdachte en de aangeefster daadwerkelijk contact hadden gehad, en getuigenverklaringen waren niet overtuigend genoeg om de aangifte te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs was voor de tenlastelegging en sprak de verdachte vrij. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de kosten werden op nihil vastgesteld.