ECLI:NL:RBOBR:2021:112

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
01/860272-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zware verwondingen door roekeloos rijgedrag zonder rijbewijs

Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een motorscooter betrokken was bij een verkeersongeval op 21 april 2019 in 's-Hertogenbosch. De verdachte reed met een veel te hoge snelheid door een druk winkelgebied en heeft daarbij een voetganger aangereden. De verdachte was niet in het bezit van een rijbewijs en had eerder al meerdere veroordelingen voor het rijden zonder rijbewijs. Na de aanrijding heeft hij de plaats van het ongeval verlaten zonder zich om het slachtoffer te bekommeren of zijn identiteit bekend te maken. Het slachtoffer heeft door de aanrijding ernstige verwondingen opgelopen, waaronder meerdere aangezichtsfracturen en hersenletsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend werd gekwalificeerd, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/860272-19
Datum uitspraak: 18 januari 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2020 en 6 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 november 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 april 2019 te 's-Hertogenbosch als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorscooter), daarmede rijdende over de weg, Stationsweg en/of Visstraat en/of de kruising van die wegen met de wegen, Buitenhaven en/of Sint Janssingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zonder in het bezit te zijn van een voor dat motorrijtuig geldend rijbewijs, te rijden met hoge snelheid, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan ter plaatse, gezien de drukte op straat met winkelend publiek, verantwoord was, en/of een op die kruising stilstaande auto met die hoge, in elk geval gezien de drukte en wegsituatie te hoge snelheid aan de rechterzijde te passeren en/of (vervolgens) (met onverminderde vaart) tegen een die weg, Visstraat, overstekende voetganger te rijden, waardoor een ander (te weten die voetganger, genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse aangezichtsfracturen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Hertogenbosch op/aan de kruising van wegen, Stationsweg en/of Visstraat en/of Sint Janssingel en/of Buitenhaven, althans op/aan de Visstraat, op of omstreeks 21 april 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Verdachte heeft gereden met een snelheid die aanzienlijk hoger was dan de toegestane 30 km/h en aanzienlijk hoger dan ter plaatste verantwoord was. Hij heeft een auto op een gevaarlijke manier rechts ingehaald en was niet in staat adequaat op situaties voor die auto te reageren, waardoor het slachtoffer hem daardoor niet of amper heeft kunnen zien aankomen. Daarnaast heeft hij gereden zonder rijbewijs en heeft hij aldus nimmer aangetoond daadwerkelijk in staat te zijn een motorscooter adequaat te besturen en onder controle te houden. Gelet op het voorgaande is sprake geweest van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, welk rijgedrag tot een ongeval heeft geleid waarbij het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Vervolgens heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten en heeft zich daarna niet binnen de wettelijk gestelde termijn gemeld.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van roekeloosheid. Voor het overige heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman van verdachte zich op het standpunt gesteld dat verdachte buiten bewustzijn door anderen een auto in geholpen is en naar het ziekenhuis is gebracht in verband met een medische noodsituatie. Op dat moment, onder deze omstandigheden, wist verdachte niet dat hij een ander schade/letsel had toegebracht en kon hij dat ook niet redelijkerwijs vermoeden. Er was sprake van overmacht. Ondanks dat verdachte een hersenschudding had, heeft hij zich vervolgens gemeld op het politiebureau. Dat dit niet binnen de twaalf uur is gebeurd, kan hem vanwege zijn medische toestand niet worden verweten. Er dient daarom vrijspraak te volgen voor feit 2.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2.
Aangever [slachtoffer] heeft bij zijn aangifte – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [2]
Gisterenmiddag op 21 april 2019 ben ik samen met mijn vrienden [getuige 1] en [getuige 2] op de fiets naar de binnenstad van ‘s-Hertogenbosch gefietst. Ik kan me nog herinneren dat we met z’n drieën naar de Mc Donalds zijn geweest. Vanaf dat moment ben ik het helemaal kwijt. Ik kan me pas weer herinneren dat ik in de ambulance lag en een kraag om mijn nek had. Ik ben met de ambulance naar het [ziekenhuis] vervoerd en ben daar nu opgenomen. Ik begrijp dat ik mijn jukbeen en oogkas gebroken heb en een zware hersenschudding heb. Verder heb ik een aantal kneuzingen over mijn lichaam.
Uit de medische informatie van het [ziekenhuis] d.d. 10 mei 2019 blijkt het volgende: [3]
Conclusie:
Een vijftienjarige patiënt, aangereden met hoge snelheid door scooter.
Commotioneel beeld
Multipele aangezichtsfracturen links
Multipele exoriaties
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [moeder] d.d. 14 december 2020 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [4]
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat haar zoon [slachtoffer] door het ongeluk Niet Aangeboren Hersenletsel heeft opgelopen. Zijn geheugen werkt niet goed meer waardoor hij niet goed kan plannen, organiseren, onthouden en reproduceren. Hij kan niet omgaan met te veel prikkels. Zijn informatieverwerking loopt niet meer goed. [slachtoffer] zat ten tijde van het ongeval op het VWO, het is nu de vraag of hij MAVO 4 in één keer kan halen.
[getuige 1] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [5]
Op zondag 21 april 2019, omstreeks 14.25 uur, liep ik samen met [slachtoffer]
over de Visstraat te 's-Hertogenbosch. Ter hoogte van de Sint-Janssingel te
's-Hertogenbosch wilden we de rijbaan oversteken om onze weg te vervolgen in de richting van het Centraal Station. Toen we ons op het midden van de Visstraat bevonden kwam ineens uit het niets vanuit de richting van het station een scooter aangescheurd. Dit ging met grote snelheid. De bromfietser kwam vervolgens frontaal in aanraking met mijn vriend [slachtoffer] die hierop hard op het wegdek klapte. Ik zag en hoorde dat de bromfietser 30 meter verder ten val kwam. Ik zag dat de bromfietser snel op wilde staan maar dit niet lukte. Ik zag dat een passant de bestuurder optilde en de bestuurder van de bromfiets hierop moest braken. Omdat ik mij bekommerde om mijn vriend, die op het wegdek lag, heb ik even niet op de bestuurder van de bromfiets gelet. Toen ik korte tijd later opkeek zag ik dat de bestuurder van de bromfiets achter in een Volkswagen Golf of Polo werd gezet en wegreed in de richting van het station. Het lukte mij het volgende kenteken te noteren [kenteken] .
[getuige 3] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [6]
Op zondag 21 april 2019 stond ik op de kruising Visstraat met de Buitenhaven te
's-Hertogenbosch. Ik stond op dat moment voor de Jumbo aan de straatkant. Op ongeveer twee meter van mij stond een jongen, die later als slachtoffer wordt genoemd. Op dat moment wilde ik oversteken. Ik zag een grijze scooter aan komen rijden, komend vanaf het station en rijdend in de richting van de stad. Ik zag dat deze scooter veel te hard reed. Mijn vermoeden is dat hij 60 a 70 km/h reed. Ik zag dat de bestuurder van de scooter geen helm droeg. Het slachtoffer wat naast mij stond ging oversteken in de richting van de Buitenhaven. Ik zag dat de bestuurder van de scooter met hoge snelheid tegen het slachtoffer aan reed. Ik zag dat het slachtoffer door deze aanrijding ongeveer drie meter weg werd geslingerd. Ik zag dat de scooter ongeveer twintig meter verder tot stilstand kwam, schuivend over de weg. De bestuurder van de scooter lag ongeveer tien meter verder op de grond. Ik zag dat de bestuurder van de scooter moest braken toen hij wilde op staan. Hierna ben ik naar het slachtoffer gelopen die aangaf veel pijn te hebben. Ik belde direct 112 om te vragen naar een ambulance. Na ongeveer één minuut, zag ik dat er een zwarte Polo aan kwam gereden. Ik zag dat het kenteken van die Polo: [kenteken] was. Ik zag dat de bestuurder van de scooter in die Polo stapte. Ik zag dat de bestuurder van de scooter niet naar het slachtoffer om keek. Ik zag dat hij geen gegevens uitwisselde.
[getuige 4] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [7]
Ik liep op 21 april 2019 omstreeks 14:30 uur op de Visstraat te Den Bosch. Op een gegeven moment zag ik vanuit het NS-Station een scooter aan komen rijden. Ik zag dat de scooter een bestelauto inhaalde via de rechterzijde. Ik weet niet meer precies wat voor auto het was maar in ieder geval een lichte kleur Caddy of bestelauto. Meteen daarop zag ik dat er een jongen midden op straat stil bleef staan die met hoge snelheid werd aangereden door de scooter. Het was echt niet normaal hoe hard de scooter tegen die jongen aanreed.
Ik schat dat de scooter met een snelheid reed van ongeveer 50 a 60 km/u. Echt een niet normaal hoge snelheid om te rijden daar in het winkelgebied. Na een hele korte tijd zie ik een zwarte Volkswagen Golf of Polo aan komen rijden vanuit de Smalle haven. Die auto stopt vlakbij de scooterrijder en ik zie dat er ongeveer drie personen uit de auto stappen. Die personen waren van Marokkaanse of Turkse afkomst. Ik zie dat deze personen zich bekommeren om de bestuurder van de scooter. Ze ondersteunen hem en stoppen hem achter in de zwarte auto. Vervolgens zie ik dat ze wegrijden in de richting van het NS-station. Ik zag dat de jongen die was aangereden stil op straat bleef liggen, het zag er niet goed uit.
[getuige 5] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [8]
Op zondag 21 april 2019 rond 14:30 uur liep ik over de Visstraat in Den Bosch. Ik kwam uit de richting van het NS-station en ik liep in de richting van het centrum. Gezien vanuit de richting van het station liep ik aan de rechterkant van de weg ter hoogte van het bruggetje over het water. Voor mij zag ik op de rijbaan een witte bestelauto stil staan. Op dat moment zag ik ook dat een jongen op een scooter nogal met hoge snelheid door het verkeer reed. Hij reed naar mijn mening onverantwoord hard. In ieder geval reed hij veel harder dan wat hij in deze verkeerssituatie zou moeten doen. Het was druk op straat. Hoe hard het ging weet ik niet. 50, 70 of misschien wel 90 km/u. Hij kwam aangereden vanuit de richting van het station en reed in de richting van het centrum. In de richting van de achterzijde van de bestelauto op dezelfde weg. Ik zag dat de scooterrijder vanachter de bestelauto aan de rechterkant deze auto voorbij slingerde. Veel te hard. Hij kon volgens mij ook niet zien wat er zich feitelijk voor de bestelauto afspeelde. Zijn zicht vooruit werd geblokkeerd door de bestelauto. Ik liep vervolgens verder en dan zie ik plotseling een jongen op de rijbaan staan. Waarschijnlijk stak hij over. Ik geloof nooit dat deze jongen de aanstormende scooter had gezien. Beiden, de scooterrijder en de overstekende jongen hadden geen zicht op elkaar. Meteen daarop zag ik dat de scooterrijder in volle vaart met de voorzijde tegen de overstekende jongen botste. Hij had geen enkele kans. De overstekende jongen kwam meteen ten val en de scooterrijder werd van zijn scooter geslingerd. De scooter kletterde tegen de grond. De scooterrijder bleef ter hoogte van de overkapping van de Jumbo op de grond liggen. De overstekende jongen bleef eveneens liggen. Omdat het druk was, waren er direct mensen die naar de overstekende jongen en de scooterrijder liepen en kennelijk hulp verleenden. Dan zie ik ook ineens een zwarte Volkswagen op de rijbaan stilstaan. Die stond met de voorzijde in de richting van het station. Een Polo of een Golf. In ieder geval zwart van kleur. Ik zag deze auto stilstaan ter hoogte van de op de grond liggende scooterrijder. De bestuurder van deze auto stapte uit en liep meteen naar de op de grond liggende scooterrijder. Ik zag dat hij hem aansprak en bij de armen pakte en optilde. Ik zag dat de scooterrijder nogal versuft uit zijn ogen keek. Ook zag ik dat hij braakte. Die man uit de auto ondersteunde hem en legde hem achter in de auto. Ik zag dat de scooterrijder ook in de auto braakte. Voor ik er erg in had stapte de bestuurder van de auto in en reed gelijk weg.
[verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [9]
Op dinsdag 23 april 2019 was ik belast met het uitlezen van de in beslag genomen camerabeelden van stadstoezicht te 's-Hertogenbosch die zijn verwerkt onder [proces-verbaal nummer] . Bij het openen van deze camerabeelden zag ik dat de camera vanuit de Smalle Haven te ‘s-Hertogenbosch op de 'paaltjes' van de Visstraat gericht stonden. Ik zag rechts boven in beeld de weergave van datum en tijd. Ik zag dat de datum en tijd 21-4-2019 14.29:09 uur aangaf hetgeen overeenkomt met de datum en tijdstip van het ongeval.
Ik zag links in beeld drie personen aan komen lopen richting de Stationsweg. Op deze beelden waren de bovenlichamen niet waarneembaar. Ik zag dat deze personen richting de kruising Visstraat / Sint Janssingel liepen. Ik zag boven in beeld dat de voorste twee de Visstraat overstaken richting de Buitenhaven. Ik zag dat de achterste persoon op het trottoir Visstraat / Sint Janssingel stopte. Ik zag boven in beeld dat de persoon die was gestopt vanuit het trottoir Visstraat in het verlengde van de Visstraat richting de Stationsweg liep. Ik zag boven in beeld de schaduw van deze persoon en zag dat deze schaduw vanuit de Stationsweg richting de Buitenhaven gaan. Ik bedoel hiermee dat ik zag dat deze persoon de Visstraat / Stationsweg wilde oversteken richting de Buitenhaven. Ik zag boven in beeld vanuit de Stationsweg richting de Visstraat, een grijze motorscooter aan komen rijden. Ik zag de benen van de persoon die eerder over wilde steken in beeld komen. Ik zag dat de voeten los van de grond waren. Ik noem deze persoon verder slachtoffer. Ik zag vanuit de bovenzijde de motorscooter alsmede de bestuurder van deze motorscooter ten val komen en over het wegdek glijden richting de eerder genoemde paaltjes. De bestuurder van deze grijze motorscooter zal verder verdachte worden genoemd. Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel. Boven in beeld zag ik een grijs/zwart petje liggen die eerder niet waar te nemen was op deze camerabeelden. Ik zag dat de grijze motorscooter doorschoof en links onder uit beeld verdween. Ik zag dat de verdachte ter hoogte van de paaltjes op zijn buik bleef liggen. Ik zag dat het tijdstip rechts boven in beeld 14.30:20 uur aangaf. Ik zag dat het slachtoffer alsmede de verdachte op de grond bleven liggen en een beetje aan het draaien/ omrollen waren.
Ik zag een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, kleur zwart en voorzien van Nederlands kenteken [kenteken] , vanuit de Smalle Haven de Visstraat op komen rijden. Ik zag dat het tijdstip rechtsboven in beeld 14.30:45 uur aangaf. Ik zag dat de bestuurder van deze Volkswagen Polo uitstapte en richting de verdachte liep. Ik zag dat deze bestuurder knielde bij de verdachte. Ik zag dat deze bestuurder de verdachte vanuit liggende positie rechtop bracht. Ik zag dat de verdachte voorover boog en wat aan het spugen/braken was. Ik zag dat de bestuurder de verdachte een stukje meenam richting het slachtoffer en net achter de paaltjes op de grond liet zitten. Ik zag dat de verdachte aan het braken was. Ik zag dat de bestuurder de jas van de verdachte uittrok. Ik zag links in beeld, vanuit de Smalle Haven, een onbekende man aan komen rennen en samen met de bestuurder van de Volkswagen Polo, de verdachte op lieten staan. Ik zag dat de verdachte richting de linkerzijde van de Volkswagen Polo liep. Ik zag dat de verdachte het linker achter portier opende. Ik zag een andere onbekende man aan komen lopen. Ik noem de onbekende man verder man 2. Ik zag dat man 2 de verdachte hielp in te stappen in de genoemde Volkswagen Polo. Ik zag dat de bestuurder richting het slachtoffer liep en vervolgens weer terug liep richting de Volkswagen Polo en instapte. Ik zag dat Volkswagen Polo, samen met de bestuurder en de verdachte, vanuit de Visstraat wegreden richting de Stationsweg.
[verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [10]
Op dinsdag 23 april 2019 omstreeks 19.45 uur was ik werkzaam als operationeel coördinator van basisteam 's-Hertogenbosch. Op genoemde datum en tijdstip kwam er een medewerkster van Service & Intake naar mij toe met de mededeling dat zich een persoon aan de balie had gemeld in verband met een aanrijding enkele dagen ervoor in de Visstraat te 's-Hertogenbosch. Ik zag dat zij mij vervolgens een identiteitskaart toonde van [verdachte] , [geboortedatum] -2000. Ik heb hem aangesproken en verteld dat hij was aangehouden. Ik hoorde dat hij zei dat hij nog last had van pijn als gevolg van de aanrijding, met name in zijn nek.
Verdachte heeft op 24 april 2019 bij de politie als volgt verklaard: [11]
V: Volgens onze gegevens ben jij niet in het bezit van een rijbewijs, waarom heb je geen rijbewijs?
A: Ik ben daar nog mee bezig.
V: Hoe hard kan die scooter?
A: Dat weet ik niet precies. Ik heb eerder zelf een scooter gehad, die is in beslag genomen door de politie. Die scooter kon 40 km/u rijden. De scooter waar ik tijdens het ongeval op reed kan wel harder want dat is een motorscooter.
V: Waarom heeft je oom je niet naar de politie gebracht?
A: Hij wou dat wel doen maar ik wilde dat niet. Ik was bang en heb al genoeg problemen.
Verdachte heeft te terechtzitting van 14 december 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [12]
De dag van het ongeluk ben ik, nadat ik uit het ziekenhuis kwam, naar huis gegaan. Ik heb mijn moeder verteld dat ik een ongeluk had gehad en dat ik een hersenschudding daaraan had overgehouden. Mijn moeder zei dat ik mij moest gaan melden, maar dat wilde ik niet. Ik wilde eerst bijkomen en mij dan later gaan melden.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, zoals uit alle getuigenverklaringen blijkt, heeft gereden op een motorscooter met een snelheid die veel te hoog was. Vervolgens heeft hij een stilstaande auto met die hoge snelheid aan de rechterzijde gepasseerd waardoor hij niet in staat was adequaat op situaties voor die stilstaande auto te reageren. Dit terwijl verdachte, die ter plaatse bekend is, wist dat er een weg van rechts was en dat het op een zondagmiddag druk kan zijn met voetgangers en fietsers omdat na dit kruispunt het winkelgebied van de binnenstad begint. Verdachte heeft zijn snelheid niet aangepast (ook al zag hij dat deze bestelbus stilstond en had hij er rekening mee moeten houden dat deze bestelbus stilstond om voorrang te verlenen aan verkeer van rechts of aan overstekende bezoekers van de binnenstad), maar is met onverminderde vaart tegen een overstekende voetganger, te weten het slachtoffer [slachtoffer] is gereden. Hierbij komt dat verdachte de motorscooter bestuurde zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs of ooit in het bezit te zijn geweest van een rijbewijs. Verdachte was dan ook niet bekwaam om een motorscooter te besturen. De aanrijding heeft lichamelijk letsel veroorzaakt bij het slachtoffer [slachtoffer] , namelijk meerdere aangezichtsfracturen en een zware hersenschudding. Uit later onderzoek is naar voren gekomen dat het slachtoffer door het ongeluk Niet Aangeboren Hersenletsel heeft opgelopen.
Bovenvermelde factoren hebben, in onderlinge samenhang, tot het verkeersongeval geleid. De rechtbank kwalificeert het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend. Daarmee is voldaan aan de maatstaf voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vervolgens is verdachte door zijn oom vrijwel direct na het ongeval meegenomen in een Volkswagen Polo en heeft hij de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijze had moeten vermoeden dat hij een voetganger had aangereden en dat door de klap aan deze voetganger letsel was toegebracht. Weliswaar heeft verdachte zich twee dagen later gemeld op het politiebureau, opvallend genoeg zeer kort nadat de auto van zijn oom in beslag was genomen, maar dit is niet gebeurd binnen de wettelijke toegestane termijn van twaalf uur na het ongeval. Dat dit verdachte niet kan worden verweten vanwege zijn medische toestand zoals door de raadsman is betoogd, volgt de rechtbank niet, nu verdachte op de dag van het ongeval ook zijn moeder in kennis kon stellen van het ongeval, zoals hij zelf heeft verklaard ter terechtzitting van 14 december 2020. Bovendien heeft verdachte bij de politie verklaard dat zijn oom hem wel naar de politie wilde brengen, maar dat hij dat niet wilde omdat hij bang was en al genoeg problemen had. Ook feit 2 kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 21 april 2019 te 's-Hertogenbosch als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorscooter), daarmede rijdende over de weg, Stationsweg en Visstraat en de kruising van die wegen met de wegen, Buitenhaven en Sint Janssingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, zonder in het bezit te zijn van een voor dat motorrijtuig geldend rijbewijs, te rijden met hoge snelheid, en een op die kruising stilstaande auto met die hoge snelheid aan de rechterzijde te passeren en vervolgens met onverminderde vaart tegen een die weg, Visstraat, overstekende voetganger te rijden, waardoor die voetganger, genaamd [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten aanzien van feit 2:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Hertogenbosch op de kruising van wegen, Stationsweg en Visstraat en Sint Janssingel en Buitenhaven, op 21 april 2019 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten [slachtoffer] letsel en schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft gevraagd bij de strafmaat rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte is een first offender, hij is niet eerder wegens soortgelijke feiten veroordeeld. Verdachte is zelf ook zwaargewond geraakt naar aanleiding van de botsing. Zodra het mogelijk was heeft hij zich op het politiebureau gemeld en oprecht spijt betuigd. Tot slot wil hij graag zijn excuses aanbieden aan het slachtoffer en is hij bereid om eventuele schade te vergoeden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, terwijl hij niet in het bezit is van een rijbewijs en ook nooit in het bezit hiervan is geweest, door zijn schuld als bestuurder van een motorscooter een aanrijding veroorzaakt met een voetganger, het jonge slachtoffer [slachtoffer] . Verdachte heeft in het centrum van ’s-Hertogenbosch waar winkelend publiek rondloopt veel te hard gereden, een stilstaande auto op een gevaarlijke manier rechts ingehaald waardoor hij het slachtoffer niet heeft gezien en hij met onverminderde vaart tegen het slachtoffer is gereden. Vervolgens is verdachte, meegenomen door zijn oom en heeft hij het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. Hoewel zowel zijn oom als zijn moeder hem er kort na het ongeval op hebben gewezen dat hij zich terstond diende te melden bij de politie heeft verdachte dit niet gedaan. Het destijds vijftienjarige slachtoffer [slachtoffer] heeft aan het ongeval onder meer diverse aangezichtsfracturen en hersenletsel overgehouden. Het ongeval heeft grote impact gehad op het slachtoffer en zijn familie, zoals blijkt uit de aangrijpende slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] . Het ongeluk heeft hun leven veranderd en [slachtoffer] zal moeten leren omgaan met de negatieve, ingrijpende en blijvende gevolgen van het ongeval.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het oriëntatiepunt voor zeer hoge mate van schuld bij het veroorzaken van een verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is 2 maanden gevangenisstraf en een rijontzegging van 1 jaar.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte betrokken dat hij veelvuldig is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Het is onbegrijpelijk en bovendien volstrekt onverantwoord dat verdachte vervolgens weer zonder rijbewijs is gaan deelnemen aan het verkeer en dermate gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Ook is er sprake van aanzienlijk letsel, waaronder hersenletsel met blijvende ernstige gevolgen voor het jeugdige slachtoffer. Voor de rechtbank is dat een reden om straffen op te leggen die fors boven de oriëntatiepunten uitstijgen.
Gelet op alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat vanwege de ernst van de feiten en in het belang van de verkeersveiligheid de bijkomende straf van een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar passend en geboden is.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

ten aanzien van feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongevalbetreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht Ten aanzien van feit 2:overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straffen.

Ten aanzien van feit 1 en feit 2:Een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden

en
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 3 jaar
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en mr. E.C. Zandman leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 18 januari 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Tactische verkeersongevallen afhandeling VOA Tactisch, afdeling Infrastructuur, genummerd [proces-verbaal nummer] , sluitingsdatum 26 juni 2019, aantal pagina’s: 1-101. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 22 april 2019, pagina 19-20.
3.Een geschrift betreffende de medische informatie van het [ziekenhuis] d.d. 10 mei 2019, pagina 21-23.
4.Een geschrift betreffende de schriftelijke slachtofferverklaring van [moeder] d.d. 14 december 2020.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 april 2019, pagina 12-13.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 mei 2019, pagina 10-11.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 april 2019, pagina 14-15.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 april 2019, pagina 16-18.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2019, pagina 26-27.
10.Proces-verbaal aanhouding d.d. 23 april 2019, pagina 70-71.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 april 2019, pagina 79-84.
12.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 14 december 2020.