RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 maart 2021 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats] , eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door [naam] en [naam] , haar ouders
(gemachtigde: mr. M.H.G. in de Braekt),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Spaan).
Bij besluit van 17 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een jeugdhulpvoorziening afgewezen.
Bij besluit van 17 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021. Eiseres is verschenen bij haar wettelijk vertegenwoordigers, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage.
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 2018 en zij heeft het syndroom van Down. Haar ouders hebben zich bij de gemeente gemeld met een hulpvraag, waarbij zij hebben verzocht om handvatten voor de omgang met eiseres. Zij zouden daarbij graag ondersteuning ontvangen van het Huppeteam. Het Huppeteam, onderdeel van stichting Huppetee, biedt gespecialiseerde hulpverlening aan kinderen, jongeren en jongvolwassenen met het syndroom van Down en hun gezinnen. Op 20 januari 2020 hebben de ouders van eiseres vervolgens een aanvraag bij verweerder ingediend voor een jeugdhulpvoorziening.
3. Op 7 februari 2020 hebben de ouders van eiseres in het kader van deze aanvraag een persoonsgebonden budgetplan (pgb-plan) ingediend. Het pgb-plan bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is een pgb-verklaring van de budgethouder en het tweede onderdeel bestaat uit een vragenlijst over de te verlenen zorg en informatie over de zorgverlener. Uit het tweede onderdeel van het pgb-plan blijkt dat de ouders een pgb willen inzetten voor de begeleiding van eiseres in de thuissituatie. Het doel van die begeleiding is om de ontwikkelingsachterstand zo min mogelijk op te laten lopen. Daarbij zal de Early Intervention methode van Moira Pieterse, in Nederland ook bekend als de methode “Kleine Stapjes”, worden gebruikt. Bij die methode wordt in kleine stapjes gewerkt aan het ontwikkelen van de fijne en de grove motoriek, het ontwikkelen van receptieve taal, het ontwikkelen van communicatie en de ontwikkeling van persoonlijke en sociale vaardigheden. De ouders hebben toegelicht dat zij het Huppeteam hebben gekozen als zorgverlener, omdat deze zorgverlener is gespecialiseerd in de begeleiding van ouders en kinderen met het downsyndroom. De zorg zal wekelijks op maandagochtend gedurende 1,5 uur worden geleverd. De kosten bedragen € 4.881,60 per jaar.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor jeugdhulpvoorziening in de vorm van een pgb afgewezen. Verweerder heeft zich in dit besluit op het standpunt gesteld dat er geen problemen in de thuissituatie zijn, zoals gedragsproblemen en dat er nog geen stagnatie in de ontwikkeling is. Verder hebben de ouders volgens verweerder nog niet gekeken naar mogelijkheden van begeleiding of ondersteuning vanuit de sociale basis en de eerstelijnsvoorziening. Daarom heeft verweerder de ouders van eiseres geadviseerd zich door de generalist te laten begeleiden naar bijvoorbeeld stichting MEE om te kijken naar de mogelijkheden binnen WIJeindhoven.
5. De ouders van eiseres hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Kort samengevat stellen zij dat het syndroom van Down betekent dat de ontwikkeling van eiseres stagneert. Om deze stagnatie zo veel mogelijk te beperken, wordt geadviseerd om de methode Kleine Stapjes te gebruiken. Die methode is speciaal ontwikkeld voor kinderen met het syndroom van Down. Omdat deze methode vraagt om een specifieke instructie en begeleiding, hebben zij om ondersteuning daarin gevraagd. Door tijdig in te grijpen met een gerichte en actieve stimulatie van de ontwikkeling is participatie van jongeren met het syndroom van Down in de maatschappij mogelijk. Volgens de ouders van eiseres kunnen problemen met deze begeleiding met behulp van de methode Kleine Stapjes juist worden voorkomen en is het noodzakelijk om vroeg met deze methode te beginnen. Daarom heeft verweerder de aanvraag volgens hen ten onrechte afgewezen.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd, maar de motivering van het primaire besluit aangepast. In de eerste plaats heeft verweerder voor zijn besluit gewezen op het Protocol gebruikelijke hulp Jeugdwet, een bijlage bij de Nadere Regeling Sociaal Domein gemeente Eindhoven (het Protocol gebruikelijke hulp). Daaruit volgt volgens verweerder dat de volledige verzorging en begeleiding tot de leeftijd van drie jaar bij de ouders en andere gezinsleden berust en dat deze verzorging en begeleiding naar algemeen aanvaardbare maatstaven als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt. In de tweede plaats heeft verweerder gesteld dat er nog geen problemen in de thuissituatie van eiseres zijn, zoals gedragsproblemen of stagnatie in de ontwikkeling. Hoewel de ouders contact hebben gezocht met de Stichting Downsyndroom en de methode Kleine Stapjes een stimulerend effect kan hebben op de ontwikkeling van eiseres, is de gevraagde voorziening op grond van de Jeugdwet nog niet noodzakelijk voor de groei naar zelfstandigheid, aldus verweerder. Verweerder heeft geconcludeerd dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen in de situatie van eiseres toereikend zijn. Hij heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen, aldus verweerder.
7. De gemachtigde van eiseres voert in beroep aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verzochte voorziening niet noodzakelijk is. Van kinderen met het syndroom van Down is algemeen bekend dat zij – vanaf de geboorte – achterlopen in de ontwikkeling. Dat geldt ook voor eiseres. De ouders kunnen hier vooralsnog mee omgaan, maar zij merken ook dat de begeleiding lastiger wordt naarmate eiseres ouder wordt. De gevraagde voorziening is dus, anders dan verweerder heeft gesteld, wél noodzakelijk. In dat kader heeft de gemachtigde van eiseres nog de KIJK! Registratie overgelegd, waaruit volgt dat zij in ontwikkeling achterloopt met name op het gebied van spraak- en taalontwikkeling en de motoriek. Uit de bij het beroepschrift gevoegde brief van de kinderarts volgt bovendien dat hij heeft geadviseerd om vroegtijdig met de methode Kleine Stapjes te beginnen om zo de ontwikkeling van eiseres te bevorderen. Ook de Stichting Downsyndroom vindt de inzet van de methode Kleine Stapjes noodzakelijk voor jonge kinderen met het syndroom van Down. Dat volgt volgens de gemachtigde van eiseres uit een bij het beroepschrift gevoegde brief van de directeur van deze stichting. Met de inzet van een jeugdhulpvoorziening in de vorm van een pgb voor de methode Kleine Stapjes wordt eiseres in staat gesteld gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren waarbij rekening wordt gehouden met haar leeftijd en ontwikkelingsniveau, aldus de gemachtigde. De gemachtigde van eiseres wijst er verder op dat eerder, onder het regime van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de voorziening in de vorm van de methode Kleine Stapjes wél noodzakelijk werd gevonden en toegekend. In dit kader heeft de gemachtigde de werkinstructie van het Centrum Indicatie Zorg (CIZ) overgelegd. De gemachtigde betoogt daarnaast in reactie op het verweerschrift nog dat het geen zin heeft om de mogelijkheden van begeleiding of ondersteuning vanuit de sociale basis en de eerstelijnsvoorziening te verkennen, omdat er geen alternatief bestaat voor de methode Kleine Stapjes.
De beoordeling van de rechtbank
8. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn uitspraak van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477, overwogen dat uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 2.3 van de Jeugdwet (Jw) volgt dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit brengt mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag om jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Eerst wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen. 9. De rechtbank zal aan de hand van dit toetsingskader beoordelen of verweerder de aanvraag voor een jeugdhulpvoorziening terecht heeft afgewezen. Hierbij gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder de hulpvraag van de ouders van eiseres goed in kaart heeft gebracht. Verder ziet de rechtbank in de besluitvorming van verweerder drie redenen voor de afwijzing van de aanvraag. In de eerste plaats zijn er volgens verweerder geen problemen in de thuissituatie en is de methode Kleine Stapjes nog niet nodig voor de groei naar zelfstandigheid. In de tweede plaats hebben de ouders nog niet onderzocht of er andere mogelijkheden of middelen zijn die een oplossing kunnen bieden. Ten slotte heeft verweerder als reden voor afwijzing gesteld dat de aanvraag voor een jeugdhulpvoorziening betrekking heeft op gebruikelijke hulp, zoals omschreven in het Protocol gebruikelijke hulp.
i.
Problemen in de thuissituatie en noodzaak voorziening
10. Vaststaat dat eiseres het syndroom van Down heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres aannemelijk gemaakt dat dit syndroom gepaard gaat met een stagnatie in de ontwikkeling. In de brief van 7 juli 2020 van de Stichting Downsyndroom staat dat kinderen met het syndroom van Down achterlopen in de ontwikkeling, vooral op het gebied van grove en fijne motoriek. Daarnaast hebben de kinderen allemaal een verstandelijke beperking die verschillende gradaties kan hebben. Die verschillen openbaren zich vaak op latere leeftijd. Verder staat in deze brief dat uit literatuur naar voren komt dat de ontwikkeling van kinderen met het syndroom van Down ongeveer hetzelfde verloopt als bij zich normaal ontwikkelende kinderen, maar trager als de volgorde van stappen wordt bekeken. Er bestaat een specifiek patroon van sterke en zwakke ontwikkelingsaspecten. Dat patroon kan op jonge leeftijd worden aangetoond, maar is op latere leeftijd veel duidelijker zichtbaar. Daarnaast volgt uit deze brief dat kinderen met het syndroom van Down over het algemeen zwakkere vaardigheden hebben op het gebied van grove motoriek, expressieve taal en communicatie ten opzichte van kinderen met een andere verstandelijke belemmering en kinderen die zich normaal ontwikkelen. In deze brief wordt verder gewezen op de Medische richtlijn voor kinderen met Downsyndroom en de nota met daarin de standpuntbepaling over early intervention van Stichting Downsyndroom. De gemachtigde van eiseres heeft verder de werkinstructie van het CIZ overgelegd, waarin staat dat vanaf de geboorte van een kind met het syndroom van Down een ontwikkelingsachterstand ontstaat en dat daarmee dus beperkingen bestaan. Ook bij eiseres bestaat die ontwikkelingsachterstand. Dat volgt, zoals de gemachtigde van eiseres terecht stelt, uit de KIJK! Registratie, een digitaal instrument waarmee de ontwikkeling van jonge kinderen kan worden gevolgd. Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres aan de hand van die registratie toegelicht dat eiseres in ontwikkeling achterloopt met name op het gebied van spraak- en taalontwikkeling en de motoriek. Hier tegenover staat de enkele stelling van verweerder dat geen problemen worden ervaren in de thuissituatie, waaronder gedragsproblemen dan wel stagnatie in de ontwikkeling. Die stelling overtuigt de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet.
11. Voor zover verweerder stelt dat de methode Kleine Stapjes niet noodzakelijk is voor de groei naar zelfstandigheid, volgt de rechtbank deze stelling evenmin. Uit de informatie die de gemachtigde van eiseres over deze methode heeft overgelegd, volgt dat de methode Kleine Stapjes een systematische methodiek is, die speciaal is bedoeld voor de ontwikkeling van jonge kinderen met het syndroom van Down. Omdat in de eerste levensjaren een toenemende vertraging in de ontwikkeling ontstaat bij afwezigheid van interventie, is een interventieprogramma effectief indien het leidt tot ontwikkelingsversnelling en als het leidt tot het voorkomen van een toename van vertraging in de ontwikkeling. Toepassing van de methode Kleine Stapjes heeft effecten op de ontwikkeling van kinderen met het syndroom van Down. Een gestructureerde en planmatige aanpak waarbij beide ouders worden betrokken heeft het meeste effect. In de hiervoor genoemde nota met de standpuntbepaling van Stichting Downsyndroom is een uitgebreide omschrijving gegeven van early intervention en de methode Kleine Stapjes. Uit de nota volgt dat early intervention bestaat uit multidisciplinaire hulpverleningsvormen die worden aangeboden aan kinderen vanaf de geboorte tot een leeftijd van vijf jaar. Het doel is het bevorderen van gezondheid en welzijn, de verbetering van vaardigheden, het minimaliseren van ontwikkelingsachterstanden, het remediëren van bestaande of zich ontwikkelende functiebeperkingen, het vermijden van functieverlies en het bevorderen van zowel adaptief ouderschap als het algehele functioneren van het gezin. Deze doelen worden bewerkstelligd met behulp van geïndividualiseerde en therapeutische hulpverleningsvormen voor kinderen samen met van weerskanten geplande ondersteuning van de gezinnen. De methode voorziet in individuele vroegtijdige en gestructureerde, lange termijn (thuis)begeleiding. Het gaat, aldus de nota en kort gezegd, om opvoedkundige begeleiding voor jonge kinderen met een verstandelijke belemmering, functiebeperking of andersoortige ontwikkelingsachterstand, waarbij de ouders gebruik maken van een speciaal programma om vaardigheden in kleine stapjes aan te leren, onder begeleiding van een deskundige. Bij het beroepschrift is verder een brief gevoegd van de kinderarts waarin staat dat vanuit de landelijke richtlijn en vanuit zijn persoonlijke ervaring wordt geadviseerd om vroegtijdig te starten met de early intervention therapie om de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen.
12. Gelet op het voorgaande, mede bezien in het licht van de definitie van jeugdhulp in artikel 1.1 van de Jw waaronder ook wordt verstaan het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke beperking, ziet de rechtbank geen aanleiding om mee te gaan met het standpunt van verweerder dat de verzochte jeugdhulpvoorziening preventief zou zijn en daarmee niet noodzakelijk. Daarbij komt dat ook het CIZ, gezien zijn werkinstructie, dat standpunt niet heeft, omdat een ontwikkelingsachterstand al bij de geboorte van kinderen met het syndroom van Down bestaat.
13. Naar het oordeel van de rechtbank kan de eerste reden voor weigering van de jeugdhulpvoorziening het bestreden besluit dan ook niet dragen.
Andere mogelijkheden of oplossingen
14. In het bestreden besluit heeft verweerder opgemerkt dat de generalist van WIJeindhoven heeft gesteld dat er geen eerstelijnsvoorzieningen zijn voor kinderen met het syndroom van Down. In het verweerschrift heeft verweerder dat standpunt bevestigd en toegelicht dat de generalist een bezoek aan stichting MEE heeft afgeraden, omdat deze stichting geen early intervention meer levert. Daarnaast heeft verweerder in het verweerschrift gesteld dat er wellicht ook andere mogelijkheden of middelen zijn om aan de hulpvraag van de ouders tegemoet te komen.
15. Nog afgezien van het feit dat de gemachtigde van eiseres terecht stelt dat de ouders van eiseres contact hebben gezocht met de Stichting Downsyndroom voordat zij zich tot de gemeente hebben gericht met hun hulpvraag, ligt het op de weg van verweerder om te onderzoeken of er andere mogelijkheden of middelen zijn om aan de hulpvraag te voldoen. Dat volgt uit het hiervoor in overweging 8 neergelegde toetsingskader over de onderzoeksplicht van verweerder.
16. Zoals verweerder verder ook zelf heeft erkend, zijn geen eerstelijnsvoorzieningen bekend voor kinderen met het syndroom van Down. Het is de rechtbank ook overigens niet gebleken dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders van eiseres en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden in het vertragen van de stagnatie in ontwikkeling van eiseres. Daarom kan ook de tweede afwijzingsgrond het bestreden besluit niet dragen.
Het Protocol gebruikelijke hulp
17. Verweerder heeft ten slotte als derde afwijzingsgrond het Protocol gebruikelijke hulp aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Daarbij heeft verweerder meer specifiek gewezen op de algemeen aanvaarde maatstaven. Op grond van die maatstaven wordt, zo begrijpt de rechtbank het Protocol gebruikelijke hulp, volledige verzorging en begeleiding bij kinderen tot 3 jaar gezien als gebruikelijk hulp. Ook om die reden moet de jeugdhulpvoorziening volgens verweerder worden geweigerd.
18. Nog afgezien van de omstandigheid dat gebruikelijke hulp niet een term is die in de Jw is genoemd en het nog maar de vraag is of een afwijzing gerelateerd aan gebruikelijke hulp past binnen de criteria van artikel 2.3 van de Jw, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het Protocol gebruikelijke hulp ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd.
19. Zoals hiervoor uit overweging 11 volgt, is de methode Kleine Stapjes niet zozeer bedoeld voor volledige verzorging en begeleiding van kinderen met het syndroom van Down, maar voorziet de methode in deskundige begeleiding van de ouders bij hun opvoedkundige taken. In de eerder genoemde nota van Stichting Downsyndroom staat ook dat de hoofdrol in de opvoeding van de kinderen met een belemmering niet langer meer is toebedeeld aan specialisten, maar eerst en vooral aan de ouders. De ouders maken gebruik van een early intervention programma onder deskundige begeleiding. Dat wordt ook bevestigd in de eerder genoemde werkinstructie van het CIZ, waarin staat dat de opvoeding en stimulering van een kind met het syndroom van Down dermate afwijkend is van het gebruikelijke, dat begeleiding van de ouders als een vanzelfsprekende mogelijkheid wordt gezien. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook, zoals de gemachtigde van eiseres terecht betoogt, niet om naar algemeen aanvaarde maatstaven gebruikelijke hulp, als bedoeld in het Protocol gebruikelijke zorg.
20. Ook de derde afwijzingsreden kan het bestreden besluit niet dragen.
21. De rechtbank ziet, mede gelet op het hiervoor in overweging 8 weergegeven toetsingskader, geen andere mogelijkheid dan dat aan eiseres de verzochte jeugdhulpvoorziening wordt toegekend. Omdat verweerder echter de gelegenheid moet krijgen om de omvang en de duur van de jeugdhulpvoorziening vast te stellen, ziet de rechtbank geen aanleiding om, zelf in de zaak voorziend, de jeugdhulpvoorziening zelf toe te kennen.
22. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen. Daarbij zal verweerder ook een beslissing moeten nemen over de te vergoeden proceskosten in bezwaar.
23. Omdat het beroep gegrond zal worden verklaard bestaat er aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.068,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,00 met een wegingsfactor 1). Daarnaast dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 48,00 te vergoeden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van bij eiseres in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 48,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. de JongNibourg, voorzitter, en mr. C.T.C. Wijsman en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van drs. M.T. Petersen, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 5 maart 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
[…].
4. Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:
a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en
b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
[…].
Artikel 2.9
De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels:
a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
[…].
Verordening Sociaal Domein gemeente Eindhoven
1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
[…]
b. hulpvraag: de behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;
c. individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening, indien een andere voorziening en/of vrij toegankelijke voorziening geen adequate oplossing biedt;
d. overige voorziening: een vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college is vereist.
[…].
Artikel 2.2
Het college stelt bij nadere regeling vast welke vormen van individuele voorzieningen en overige voorzieningen beschikbaar zijn.
Bijlage 2a. bij de Nadere Regeling: Protocol gebruikelijke hulp Jeugdwet