ECLI:NL:RBOBR:2020:841

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
01/880466-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan afpersing in vereniging met geweld tegen een hoogbejaarde dame

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan afpersing in vereniging. De zaak betreft een overval op een hoogbejaarde dame in haar woning op 13 oktober 2018, waarbij een bedrag van € 12.000,- werd ontvreemd. De verdachte, die als chauffeur fungeerde voor de overvallers, heeft ontkend enige betrokkenheid te hebben gehad bij de overval. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte op de avond van de overval in de nabijheid van de woning van het slachtoffer was en dat zijn auto werd gebruikt door de overvallers. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn bewering dat hij niets wist van de plannen van de overvallers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de afpersing. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, en moet een schadevergoeding van € 14.500,- betalen aan het slachtoffer, bestaande uit immateriële en materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880466-18
Datum uitspraak: 17 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 augustus 2019, 12 november 2019 en 3 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juli 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 februari 2020 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval van enig goed/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
- heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Waar is de witte envelop, geef die witte envelop' en/of - die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
- gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
- gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval enig goed/goederen, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
- heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Waar is de witte envelop, geef die witte envelop' en/of
- die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
- gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
- gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval van enig goed/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
- heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Waar is de witte envelop, geef die witte envelop' en/of
- die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
- gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
- gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- als chauffeur te dienen/rijden voor die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen en/of - door zijn auto ter beschikking te stellen (als vluchtauto) en/of
- door op de uitkijk te staan
en/of
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (12.000 euro), in elk geval enig goed/goederen, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen
- die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
- heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Waar is de witte envelop, geef die witte envelop' en/of
- die [slachtoffer] op de bank heeft/hebben (terug)geduwd en/of
- gedreigd heeft/hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
- gedreigd heeft/hebben met een aansteker/gasbrander en/of een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gepakt en (vervolgens) op de vingers van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet/geduwd/gehouden en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 oktober 2018 te Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- als chauffeur te dienen/rijden voor die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen en/of - door zijn auto ter beschikking te stellen (als vluchtauto) en/of
- door op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Evenals de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit, de afpersing in vereniging gepleegd en/of de diefstal in geweld in verenging gepleegd, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Kort gezegd acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de betreffende overval op de hoogbejaarde vrouw in nauwe en bewuste samenwerking heeft medegepleegd. Op grond van de beschikbare stukken in het dossier is het de rechtbank onvoldoende kunnen blijken of verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de feitelijke uitvoering van de overval en wat zijn eventuele bijdrage in materiële of intellectuele zin is geweest.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen, in haar schriftelijke requisitoir aangeduid, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig was aan de afpersing door twee of meer verenigde personen gepleegd door als chauffeur op te treden, zijn auto ter beschikking te stellen en door op de uitkijk te staan.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gepleit voor integrale vrijspraak.
Met betrekking tot het subsidiaire verwijt van de medeplichtigheid heeft de verdediging aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat verdachte een voorverkenning heeft uitgevoerd noch dat hij op de uitkijk heeft gestaan, zodat zijn rol op grond van wettig en overtuigend bewijs enkel beperkt is gebleven dat het vervoeren van anderen van en naar de plaats delict. Echter, nu opzet op het gronddelict en opzet op het behulpzaam zijn aan een overval niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, dient verdachte ook van het subsidiaire feit te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage (bijlage 1). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Opzet en medeplichtigheid.
Het kader
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Ingeval het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans kan worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Maar ook in andere gevallen, waarbij zowel de aard van het gronddelict als de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang zijn, kan sprake zijn van een dergelijk verband.
Bewijsoverwegingen
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aangeefster heeft op 12 oktober 2018 in de avond haar woning verlaten en zich buiten gesloten. Met behulp van haar buren is een afspraak gemaakt met een slotenmaker om haar weer toegang tot de woning te verschaffen. Op die afspraak is slotenmaker [persoon 1] ter plaatse gekomen, die werd vergezeld door [persoon 2] . Na het openen en vervangen van het slot diende aangeefster een buitensporig hoog bedrag voor de klus te betalen. Daartoe diende zij contant geld tevoorschijn te halen uit een witte enveloppe met spaargeld die zij in de woning had verstopt. Aangeefster heeft verklaard dat niemand op de hoogte was van de envelop, zelfs haar kinderen niet. Zij heeft € 950,00 uit de envelop genomen en aan de slotenmaker gegeven. Verdachte heeft verklaard dat alleen de slotenmakers konden weten van de enveloppe met geld.
Verdachte kent zowel [persoon 1] (zijn neef) als [persoon 2] (vriend en teamgenoot bij voetbal). Zij zijn meerdere keren in elkaars gezelschap gezien en zaten dan ook met elkaar in de auto van verdachte. Neef [persoon 1] kent [medeverdachte] eveneens.
Op 13 oktober 2018, de dag na de klus door de slotenmakers, is aangeefster in haar woning overvallen door twee mannen die haar onder toepassing van geweld en bedreiging met geweld zeer nadrukkelijk om een witte enveloppe met geld hebben gevraagd. Aangeefster heeft uiteindelijk de envelop met een bedrag van € 12.000,00 aan de overvallers gegeven.
De twee mannen zijn opgeschrikt door de komst van een medewerkster van de thuiszorg en hebben de woning rennend verlaten.
De auto van verdachte heeft die avond van 13 oktober 2018 ten tijde van het delict, tussen ongeveer 19:30 en 20:10 uur in de [straat] nabij de flat van aangeefster geparkeerd gestaan. Een getuige heeft dat gezien en verdachte heeft het erkend. Deze getuige heeft tevens waargenomen dat twee mannen nabij de auto stonden te wachten, dat twee andere mannen kwamen aangerend, dat zij zijn ingestapt en dat de auto met hoge snelheid wegreed.
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte is gebleken dat zijn telefoon ten tijde van de overval een aantal zendmasten heeft aangestraald in de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer. Daarnaast is gebleken dat de telefoon van verdachte in de vroege ochtend van 13 oktober 2018, rond 5:15 uur eveneens nabij de flat van aangeefster zendmasten heeft aangestraald, waarvan twee dezelfde als ten tijde van de overval. Tevens is gebleken dat voorafgaand aan de overval de telefoon van verdachte nagenoeg op dezelfde tijdstippen dezelfde route heeft afgelegd als de telefoon van [medeverdachte] .
Verdachte heeft erkend dat hij op de bewuste avond van de overval samen met drie andere personen, waaronder [medeverdachte] naar een plaats in Eindhoven is gereden. [medeverdachte] , wiens DNA is aangetroffen op een stuk tape dat is gebruikt bij de overval, heeft bekend dat hij samen met een ander de overval heeft gepleegd. Het staat daarom vast dat het verdachte is geweest die met de twee overvallers in zijn auto vanuit Helmond naar de woning van het slachtoffer in Eindhoven en met die personen ook weer terug naar Helmond is gereden.
Verdachte heeft hierover tegenover de politie en ter terechtzitting verklaringen afgelegd, die inhouden dat:
- hij per toeval in Helmond drie bekenden tegenkwam op straat die hem vroegen om hem naar Eindhoven te brengen;
- zij, naar hij meent, in Eindhoven iets moesten ophalen;
- hij niet weet wat ze moesten ophalen; daar niet over is gesproken;
- hij hen van de straat kende;
- hij van één van hen de naam niet kende;
- het toeval is dat de slotenmakers [persoon 1] en [persoon 2] , die bekenden van hem zijn, daags voor de overval de klus bij aangeefster hebben uitgevoerd;
- hij door hen niet is getipt dat deze mevrouw een aanzienlijk geldbedrag in contanten in huis had;
- hij in de vroege ochtend van 13 oktober 2018 toevallig in de buurt van de flat van aangeefster is geweest en zich niet kan herinneren waarom hij daar toen zou zijn geweest;
- hij die avond van 13 oktober 2018 niet wist waar hij heen moest rijden en volledig op aanwijzingen van de drie inzittenden naar de bewuste flat is gereden;
- hij, toen hij nabij de flat aan het wachten was, niet heeft gezien waarvandaan de twee inzittenden precies gelopen kwamen en of zij renden of wandelden;
- hij de snelste route vanaf de flat in Eindhoven terug naar Helmond niet kent en zich ook niet bewust was of hij wel of niet de snelste route heeft gereden;
- zowel op de heen-, als op de terugweg in de auto niet is gesproken en dus ook niet over een woningoverval of een buit of iets van dien aard;
- hij er niet op lette of de twee jongens die achterin zijn ingestapt mogelijk opgewonden of geagiteerd waren;
- hij geen envelop met geld heeft gezien in de auto;
- hij geen vergoeding heeft gevraagd of gekregen voor de rit en dat hij zo vaak mensen van A naar B rijdt als vriendendienst.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en gaat daaraan voorbij.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte niet uit eigen beweging enig concreet en verifieerbaar gegeven heeft verstrekt, dat zijn verklaring onderbouwt. Het noemen van de naam van [medeverdachte] als een van de inzittenden van zijn auto kan naar het oordeel van de rechtbank niet als zodanig gelden. Verdachte heeft weliswaar erkend dat [medeverdachte] achterin zijn auto zat, maar pas op een moment dat hij wist dat deze als dader bij de politie bekend was. Hij heeft noch uit eigen beweging, noch desgevraagd enig gegeven willen verstrekken aan de hand waarvan de identiteit van de twee andere mededaders achterhaald zou kunnen worden. Voor het overige heeft verdachte zich slechts geuit in algemeenheden en vaagheden die geen uitleg geven over de ongerijmdheden in zijn verklaring.
Verdachte laat onverklaard:
waar in Helmond hij de drie personen op straat heeft ontmoet;
wie hij heeft ontmoet;
waarom hij - ondanks de ervaren tijdsdruk dat hij om 19.30 uur in Helmond met zijn broer had afgesproken, waarvoor hij ook nog eerst diende te douchen en omkleden - toch om 18.47 uur nog vanuit Helmond met drie personen is gaan rijden naar Eindhoven;
waarom hij daar tot na 20.00 uur is gebleven;
dat hij op de terugweg, wederom ondanks de tijdsdruk van de afspraak met zijn broer in Helmond, op aanwijzingen van de inzittenden van zijn auto heeft gereden en niet de snelste route terug heeft genomen naar Helmond;
dat hij, geboren en getogen zijnde in de regio Helmond/Eindhoven geen idee heeft wat de snelste route tussen Eindhoven en Helmond zou zijn;
dat hij zegt op de bewuste avond niet te weten waarheen hij moest rijden, maar in de vroege ochtend van 13 oktober 2018 wel in de buurt is geweest waar de woning van het slachtoffer zich bevindt;
waarom hij in de vroege ochtend van 13 oktober 2018 in de buurt van de woning van het slachtoffer is geweest;
dat hij geen enkele compensatie heeft gehad of zelfs maar gevraagd, in een situatie die hem, uitgaande van zijn eigen verklaring, enkel kosten, (over)last en nadeel opleverde op dat moment.
De verklaring van verdachte berust naar het oordeel van de rechtbank op zoveel punten op toevalligheden en ongerijmdheden, dat deze niet kan dienen als een verklaring die hem vrijpleit van enige bewuste betrokkenheid bij de overval. Naar het oordeel van de rechtbank kan de door hem geschetste gang van zaken en zijn rol hierin niet verklaard worden als een reeks van willekeurige toevalligheden met betrekking tot tijd, plaats, persoon en/of handeling, noch als een reeks onberedeneerde keuzes van verdachte, die hem ongewild betrokken hebben gemaakt bij een overval door willekeurige personen, waarmee hij geen binding of relatie had, op een willekeurig slachtoffer op een willekeurige plaats.
De overvallers hebben immers tegenover het slachtoffer blijk gegeven over specifieke informatie te beschikken (de witte envelop met geld). De rechtbank acht het niet aannemelijk dat deze informatie door een willekeurige persoon (een ander dan (een van) de hem bekende slotenmakers) aan willekeurige andere personen in Helmond (de overvallers, onder wie de hem bekende [medeverdachte]) is overgebracht, die vervolgens willekeurig – immers, volgens verdachte: bij toeval – verdachte op straat hebben ontmoet en hem hebben gevraagd hen naar een willekeurige, hem onbekende plek in Eindhoven te brengen, op welk verzoek hij ondanks de tijdsdruk van zijn afspraak voor die avond zonder vraag of voorbehoud, is ingegaan. Dat hij de drie personen gezegd zou hebben dat hij haast had doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake, nu hij gewoon op het verzoek is ingegaan, wetende dat hij door zo te handelen alleen al gezien de reistijd v.v. de afspraak met zijn broer om 19.30 uur zeker niet zou kunnen halen. Dit klemt temeer, nu verdachte heeft verklaard de betreffende drie personen wel te kennen, maar niet met ze om te gaan, terwijl hij niet kan uitleggen waarom juist hij met hen naar plaats van de overval is gereden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte noch tegenover de politie, noch tegenover de rechtbank ook maar iets verklaard, wat niet reeds op grond van het dossier aan de politie en hemzelf bekend was. Hij heeft enkel zaken prijsgegeven waarover een ontkenning of zwijgen redelijkerwijs niet mogelijk was en heeft in die zin een naar het oordeel van de rechtbank berekenende opstelling ingenomen.
Tegenover deze willekeurige gang van zaken staat dat verdachte de slotenmakers kende die de avond tevoren bij aangeefster binnen zijn geweest, de envelop hebben gezien en een groot contant bedrag van het slachtoffer hebben ontvangen. Verdachte is op 13 oktober 2018 rond 5:15 uur al in Eindhoven nabij de flat geweest, en op de avond van 13 oktober 2018 met de overvallers in zijn auto wederom naar dezelfde buurt van de flat is gereden waar het slachtoffer woont. Verdachte kende tenminste een van de overvallers, namelijk [medeverdachte] . Nabij de flat heeft verdachte gewacht op twee personen, die zijn uitgestapt uit zijn auto. Verdachte heeft zelf verklaard dat [medeverdachte] , die het strafbare feit in de kern heeft erkend, een van de jongens was die bij de flat kwam aanlopen, hij de auto heeft bestuurd op de heen- en de terugweg en dus ook toen de twee overvallers in allerijl zijn ingestapt nadat zij waren overlopen door een thuiszorg-medewerkster, kan het niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte was van de afpersing van de hoog bejaarde dame.
De rechtbank acht daarbij tevens redengevend dat [medeverdachte] op 31 mei 2019 bij de politie heeft verklaard dat hij van de buit een paar duizend euro heeft gekregen en dit bedrag in overeenstemming is met en past bij een totale buit van € 12.000,- en de dadergroep bestond uit 4 personen.
Resumerend:
gelet op voormelde bewijsmiddelen en het ontbreken van een ook maar enigszins aannemelijke verklaring van de verdachte en indachtig voormelde bewijsoverwegingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als chauffeur heeft gediend en heeft gereden voor mededader [medeverdachte] en onbekend gebleven personen en zijn auto ter beschikking heeft gesteld (als vluchtauto) ten behoeve van het plegen van een woningoverval. Het kan niet anders dan dat verdachte op de hoogte is geweest van doel van de rit naar Eindhoven, de handeling zelf en de uitkomst ervan.
Wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zowel opzet heeft gehad op de afpersing in vereniging als opzet op behulpzaam zijn daaraan.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het op de uitkijk staan omdat die medeplichtigheidshandeling niet wettig en overtuigend bewezen is; immers stond de auto geparkeerd op een plaats die niet direct zicht had op de ingang van de flat en is overigens niet gebleken dat verdachte een concrete uitkijk-positie heeft ingenomen.
De overige door de verdediging gevoerde bewijsverweren worden door de gebezigde bewijsmiddelen verworpen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
[medeverdachte] en een onbekend gebleven persoon op
13 oktober 2018 te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (12.000 euro), toebehorende aan die [slachtoffer] ,
welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestonden dat [medeverdachte] en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] hebben geduwd en
- heeft/hebben geroepen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en
- die [slachtoffer] dreigend de woorden hebben toegevoegd: 'Waar is de witte envelop, geef die witte envelop' en
- die [slachtoffer] op de bank hebben (terug)geduwd en
- gedreigd hebben met een spuitbus schoenspray in de ogen van die [slachtoffer] te spuiten en
- gedreigd hebben met een aansteker/gasbrander en een fles ammoniak bij het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en
- een mes hebben gepakt en vervolgens op de vingers van die [slachtoffer] hebben gehouden en
- die [slachtoffer] dreigend de woorden hebben toegevoegd: 'Zeg me waar die envelop ligt anders snijd ik je vingers eraf',
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 13 oktober 2018 te Eindhoven,
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- als chauffeur te dienen/rijden voor die [medeverdachte] en onbekend gebleven personen en - door zijn auto ter beschikking te stellen (als vluchtauto).

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een zeer laffe en gewetenloze daad, namelijk een overval op een hoogbejaarde, fysiek beperkt weerbare dame, in haar eigen woning. Zij is onder meer geduwd en er is gedreigd met diverse geweldshandelingen, zoals het afsnijden van haar vingers. Het was bij de dadergroep bekend dat deze dame veel contant geld in huis had dat zij in een witte envelop bewaarde. Dit hebben de overvallers haar afgenomen. De buit bedroeg € 12.000,-. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan afpersing, in vereniging gepleegd.
Een overval, zeker met dit soort ernstige bedreigingen, is voor slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog lang last van hebben. Uit hetgeen het slachtoffer ter terechtzitting heeft gezegd tijdens het door haar uitgeoefende spreekrecht blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Zowel bij de overvallers als bij verdachte heeft hebzucht voorop gestaan. Hij heeft zich net als de overvallers niets aangetrokken van het slachtoffer en daarin minachting getoond voor haar welzijn en eigendommen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Het oriëntatiepunt bij een overval met bedreigingen en licht geweld is een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De hoge leeftijd van het slachtoffer en de grootte van de buit brengen de rechtbank ertoe dit vertrekpunt te verhogen met een gevangenisstraf van
6 maanden.
Nu verdachte medeplichtige is aan het misdrijf en geen medepleger zal de rechtbank op voormeld verhoogde vertrekpunt van 42 maanden een derde daarvan in mindering brengen. Dit betekent dat de rechtbank een gevangenisstraf van 28 maanden zal opleggen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal hierop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de immateriële schade toewijsbaar tot het gevorderde bedrag en acht de materiële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 12.000,-.
Het standpunt van de verdediging.
Wegens de bepleite vrijspraak, acht de verdediging de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volledige gevorderde immateriële schadevergoeding ter grootte van een bedrag van € 2.500,- en de gevorderde post van materiële schadevergoeding van het op 13 oktober 2018 ontvreemde geldbedrag, groot € 12.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de post van materiele schadevergoeding van het op 12 oktober 2018 ontvreemde contante geldbedrag ad € 300,-, aangezien geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit, op 13 oktober 2018 gepleegd, toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit als medeplichtige met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 33, 33a, 36f, 48, 49, 63, 312, 317.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
acht het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en de maatregel:
(ten aanzien van het subsidiaire feit):
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
  • verbeurdverklaringvan het in beslag genomen goed, te weten: een Volkswagen Golf, met [kenteken] ;
  • maatregel van schadevergoeding van EUR 14.500,00subsidiair 107 dagen gijzeling.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 14.500,00 (zegge: veertien duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 107 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,00 immateriële schade en een bedrag van EUR 12.000,00 materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict 13 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
EUR 14.500,00(zegge: veertien duizend vijfhonderd euro), te weten EUR 2.500,00 immateriële schade en een bedrag van EUR 12.000,00 materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen aan de rechthebbende, te weten: - 1 fles ammoniak - 1 mes, wit
- 1 stuks duct tape (G1413947)
- 1 stuks duct tape (G1413948)
- 1 rekening 24 uurs slotenservice
- 1 enveloppe.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. W. Brouwer en mr. S.C. van Bergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 17 februari 2020.
Mr. W. Brouwer is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, genummerd OB2R018085, aantal pagina’s: 309. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.