Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Vrijspraak.
Bewijs
Verdachte kent zowel [persoon 1] (zijn neef) als [persoon 2] (vriend en teamgenoot bij voetbal). Zij zijn meerdere keren in elkaars gezelschap gezien en zaten dan ook met elkaar in de auto van verdachte. Neef [persoon 1] kent [medeverdachte] eveneens.
Op 13 oktober 2018, de dag na de klus door de slotenmakers, is aangeefster in haar woning overvallen door twee mannen die haar onder toepassing van geweld en bedreiging met geweld zeer nadrukkelijk om een witte enveloppe met geld hebben gevraagd. Aangeefster heeft uiteindelijk de envelop met een bedrag van € 12.000,00 aan de overvallers gegeven.
De twee mannen zijn opgeschrikt door de komst van een medewerkster van de thuiszorg en hebben de woning rennend verlaten.
De auto van verdachte heeft die avond van 13 oktober 2018 ten tijde van het delict, tussen ongeveer 19:30 en 20:10 uur in de [straat] nabij de flat van aangeefster geparkeerd gestaan. Een getuige heeft dat gezien en verdachte heeft het erkend. Deze getuige heeft tevens waargenomen dat twee mannen nabij de auto stonden te wachten, dat twee andere mannen kwamen aangerend, dat zij zijn ingestapt en dat de auto met hoge snelheid wegreed.
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte is gebleken dat zijn telefoon ten tijde van de overval een aantal zendmasten heeft aangestraald in de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer. Daarnaast is gebleken dat de telefoon van verdachte in de vroege ochtend van 13 oktober 2018, rond 5:15 uur eveneens nabij de flat van aangeefster zendmasten heeft aangestraald, waarvan twee dezelfde als ten tijde van de overval. Tevens is gebleken dat voorafgaand aan de overval de telefoon van verdachte nagenoeg op dezelfde tijdstippen dezelfde route heeft afgelegd als de telefoon van [medeverdachte] .
Verdachte heeft hierover tegenover de politie en ter terechtzitting verklaringen afgelegd, die inhouden dat:
- hij per toeval in Helmond drie bekenden tegenkwam op straat die hem vroegen om hem naar Eindhoven te brengen;
- zij, naar hij meent, in Eindhoven iets moesten ophalen;
- hij niet weet wat ze moesten ophalen; daar niet over is gesproken;
- hij hen van de straat kende;
- hij van één van hen de naam niet kende;
- het toeval is dat de slotenmakers [persoon 1] en [persoon 2] , die bekenden van hem zijn, daags voor de overval de klus bij aangeefster hebben uitgevoerd;
- hij door hen niet is getipt dat deze mevrouw een aanzienlijk geldbedrag in contanten in huis had;
- hij in de vroege ochtend van 13 oktober 2018 toevallig in de buurt van de flat van aangeefster is geweest en zich niet kan herinneren waarom hij daar toen zou zijn geweest;
- hij die avond van 13 oktober 2018 niet wist waar hij heen moest rijden en volledig op aanwijzingen van de drie inzittenden naar de bewuste flat is gereden;
- hij, toen hij nabij de flat aan het wachten was, niet heeft gezien waarvandaan de twee inzittenden precies gelopen kwamen en of zij renden of wandelden;
- hij de snelste route vanaf de flat in Eindhoven terug naar Helmond niet kent en zich ook niet bewust was of hij wel of niet de snelste route heeft gereden;
- zowel op de heen-, als op de terugweg in de auto niet is gesproken en dus ook niet over een woningoverval of een buit of iets van dien aard;
- hij er niet op lette of de twee jongens die achterin zijn ingestapt mogelijk opgewonden of geagiteerd waren;
- hij geen envelop met geld heeft gezien in de auto;
- hij geen vergoeding heeft gevraagd of gekregen voor de rit en dat hij zo vaak mensen van A naar B rijdt als vriendendienst.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en gaat daaraan voorbij.
waar in Helmond hij de drie personen op straat heeft ontmoet;
wie hij heeft ontmoet;
waarom hij - ondanks de ervaren tijdsdruk dat hij om 19.30 uur in Helmond met zijn broer had afgesproken, waarvoor hij ook nog eerst diende te douchen en omkleden - toch om 18.47 uur nog vanuit Helmond met drie personen is gaan rijden naar Eindhoven;
waarom hij daar tot na 20.00 uur is gebleven;
dat hij op de terugweg, wederom ondanks de tijdsdruk van de afspraak met zijn broer in Helmond, op aanwijzingen van de inzittenden van zijn auto heeft gereden en niet de snelste route terug heeft genomen naar Helmond;
dat hij, geboren en getogen zijnde in de regio Helmond/Eindhoven geen idee heeft wat de snelste route tussen Eindhoven en Helmond zou zijn;
dat hij zegt op de bewuste avond niet te weten waarheen hij moest rijden, maar in de vroege ochtend van 13 oktober 2018 wel in de buurt is geweest waar de woning van het slachtoffer zich bevindt;
waarom hij in de vroege ochtend van 13 oktober 2018 in de buurt van de woning van het slachtoffer is geweest;
dat hij geen enkele compensatie heeft gehad of zelfs maar gevraagd, in een situatie die hem, uitgaande van zijn eigen verklaring, enkel kosten, (over)last en nadeel opleverde op dat moment.
De overvallers hebben immers tegenover het slachtoffer blijk gegeven over specifieke informatie te beschikken (de witte envelop met geld). De rechtbank acht het niet aannemelijk dat deze informatie door een willekeurige persoon (een ander dan (een van) de hem bekende slotenmakers) aan willekeurige andere personen in Helmond (de overvallers, onder wie de hem bekende [medeverdachte]) is overgebracht, die vervolgens willekeurig – immers, volgens verdachte: bij toeval – verdachte op straat hebben ontmoet en hem hebben gevraagd hen naar een willekeurige, hem onbekende plek in Eindhoven te brengen, op welk verzoek hij ondanks de tijdsdruk van zijn afspraak voor die avond zonder vraag of voorbehoud, is ingegaan. Dat hij de drie personen gezegd zou hebben dat hij haast had doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake, nu hij gewoon op het verzoek is ingegaan, wetende dat hij door zo te handelen alleen al gezien de reistijd v.v. de afspraak met zijn broer om 19.30 uur zeker niet zou kunnen halen. Dit klemt temeer, nu verdachte heeft verklaard de betreffende drie personen wel te kennen, maar niet met ze om te gaan, terwijl hij niet kan uitleggen waarom juist hij met hen naar plaats van de overval is gereden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte noch tegenover de politie, noch tegenover de rechtbank ook maar iets verklaard, wat niet reeds op grond van het dossier aan de politie en hemzelf bekend was. Hij heeft enkel zaken prijsgegeven waarover een ontkenning of zwijgen redelijkerwijs niet mogelijk was en heeft in die zin een naar het oordeel van de rechtbank berekenende opstelling ingenomen.
De rechtbank acht daarbij tevens redengevend dat [medeverdachte] op 31 mei 2019 bij de politie heeft verklaard dat hij van de buit een paar duizend euro heeft gekregen en dit bedrag in overeenstemming is met en past bij een totale buit van € 12.000,- en de dadergroep bestond uit 4 personen.
gelet op voormelde bewijsmiddelen en het ontbreken van een ook maar enigszins aannemelijke verklaring van de verdachte en indachtig voormelde bewijsoverwegingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als chauffeur heeft gediend en heeft gereden voor mededader [medeverdachte] en onbekend gebleven personen en zijn auto ter beschikking heeft gesteld (als vluchtauto) ten behoeve van het plegen van een woningoverval. Het kan niet anders dan dat verdachte op de hoogte is geweest van doel van de rit naar Eindhoven, de handeling zelf en de uitkomst ervan.
Wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zowel opzet heeft gehad op de afpersing in vereniging als opzet op behulpzaam zijn daaraan.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Motivering van de hoofdelijkheid.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
gevangenisstrafvoor de duur van
28 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
- verbeurdverklaringvan het in beslag genomen goed, te weten: een Volkswagen Golf, met [kenteken] ;
- maatregel van schadevergoeding van EUR 14.500,00subsidiair 107 dagen gijzeling.
EUR 14.500,00(zegge: veertien duizend vijfhonderd euro), te weten EUR 2.500,00 immateriële schade en een bedrag van EUR 12.000,00 materiële schade.