Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 juni 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 december 2019 en de daarin genoemde
2.Het geschil
- dat [eiseres] en haar echtgenoot al vóór het ongeval groei in het melkquotum en dus in het koeienaantal - naar 70-80 stuks - beoogden;
- dat [eiseres] en haar echtgenoot na het ongeval een melkrobot hebben aangeschaft in verband met de re-integratie van [eiseres] in het melkveehouderijbedrijf;
- dat zonder ongeval het houden van 70-80 melkkoeien mogelijk is in dezelfde personele formatie bestaande uit [eiseres] en haar echtgenoot, zonder dat aanvullende arbeidskrachten zouden hoeven worden ingehuurd.
3.De beoordeling
4.5. […] Met Univé neemt de rechtbank tot uitgangspunt voor de berekening van het verlies arbeidsvermogen de vergelijking van het aantal uren en de aard van de werkzaamheden dat [eiseres] nu in de feitelijk situatie kan verrichten en het aantal uren en de aard van de werkzaamheden dat [eiseres] in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verricht. Voor zover [eiseres] door het ongeval in het aantal uren of de aard van de werkzaamheden beperkt is, kunnen daarvoor vervangende arbeidskrachten worden ingehuurd. De daarmee samenhangende arbeidskosten zijn dan aan te merken als schade. De gestelde beoogde verhoging van het melkquotum, kan daarom niet op de door [eiseres] voorgestane wijze in de berekening van haar verlies aan arbeidsvermogen worden meegenomen. […]”
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)