ECLI:NL:RBOBR:2020:6987

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/041
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedures tegen de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak heeft verzoeker, die betrokken is bij bestuursrechtelijke procedures tegen de Raad voor Rechtsbijstand, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.J.H.M. Verhoeven, de rechter die de zaken behandelt. Het wrakingsverzoek is ingediend op 21 november 2019, na een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek op 4 juli 2019. Verzoeker stelt dat de rechter zijn verzoek om uitstel van de zitting ten onrechte heeft geweigerd, wat volgens hem voortkomt uit vooringenomenheid of partijdigheid. De rechter heeft op 2 december 2019 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek, en de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 16 april 2020 via een Skypezitting, waarbij verzoeker niet aanwezig was.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de criteria van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter rechtvaardigen. De beslissing om geen uitstel te verlenen wordt beschouwd als een procedurele beslissing, waarvoor wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af, omdat er geen grond is voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.

De beschikking is gegeven door de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant en is openbaar uitgesproken op 30 april 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer : WR 19/041
Beslissing van 30 april 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: verzoeker,
tegen
mr. M.J.H.M. Verhoeven,
in zijn hoedanigheid van rechter in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaken met nummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256,
hierna: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker is eiser in de beroepen met nummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256. In alle zaken is de Raad voor Rechtsbijstand de wederpartij van verzoeker.
1.2.
Verzoeker heeft de rechter op 4 juni 2019 gewraakt. Dit eerste wrakingsverzoek (zaaknummer: WR 19/020) is bij beslissing van 4 juli 2019 afgewezen.
1.3.
Het wrakingsverzoek waarop in deze beslissing wordt beslist is het tweede wrakingsverzoek (zaaknummer: WR 19/041). Verzoeker heeft dit wrakingsverzoek gedaan in zijn e-mailbericht van 21 november 2019.
1.4.
De rechter heeft op 2 december 2019 schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.5.
Verzoeker is uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer van 5 december 2019 om te worden gehoord over het wrakingsverzoek. Na een verzoek tot aanhouding van verzoeker is de behandeling aangehouden tot 23 januari 2020, 13:30 uur.
1.6.
In zijn e-mailbericht van 23 januari 2020 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt. Dit derde wrakingsverzoek (zaaknummer: WR 20/002) is bij beslissing van
7 februari 2020 afgewezen. Daarbij is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de beroepen met nummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256 niet in behandeling wordt genomen.
1.7.
In de brief van 28 januari 2020 is verzoeker medegedeeld dat een nieuwe datum zal worden bepaald voor de behandeling van het tweede wrakingsverzoek. Verzoeker is verzocht binnen twee weken aan te geven op welke donderdagen in de maanden februari tot en met april 2020 hij beschikbaar is om te worden gehoord. Daarbij is ook aangegeven dat, indien een mondelinge behandeling niet mogelijk mocht zijn omdat verzoeker niet in staat is om naar de rechtbank te komen, hij zijn schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek binnen vier weken aan de rechtbank kan insturen waarna zo spoedig mogelijk op het verzoek zal worden beslist.
1.8.
Verzoeker heeft niet gereageerd op de brief van 28 januari 2020.
1.9.
In de brief van 13 maart 2020 is verzoeker uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 16 april 2020 om 12.00 uur. Daarbij is medegedeeld dat de wrakingskamer zonder mondelinge behandeling uitspraak kan doen als verzoeker niet verschijnt. Ook is medegedeeld dat, indien verzoeker niet wenst te verschijnen of niet kan verschijnen, er uiterlijk 10 dagen voor de zittingsdag schriftelijk een toelichting op het wrakingsverzoek kan worden gegeven.
1.10.
In het e-mailbericht van 9 april 2020 is de brief van 13 maart 2020 nogmaals aan verzoeker verzonden. In dit bericht staat ook dat het wrakingsverzoek op 16 april 2020 om 12.00 uur zal worden behandeld en dat er geen schriftelijke toelichting van verzoeker is ontvangen. Ten slotte wordt gevraagd of verzoeker op 16 april 2020 telefonisch kan worden gehoord.
1.11.
De rechter geeft in zijn e-mailbericht van 9 april 2020 aan dat hij op 16 april 2020 niet deel kan nemen aan een Skypezitting of gewone zitting. De rechter verwijst naar zijn eerder ingediende schriftelijke reactie.
1.12.
Verzoeker wijst in zijn e-mailbericht van 15 april 2020 op zijn medische situatie en het coronavirus. Verzoeker behoort vanwege zijn klachten tot een risicogroep. Verzoeker geeft aan dat hij niet in staat is om te reageren en ook niet in staat is telefonisch een zitting bij te wonen. Daarnaast geeft verzoeker aan dat zijn voorkeur uitgaat naar een fysieke zitting op een moment waarop hij voldoende zal zijn hersteld van zijn ernstige ziekte om gebruik te kunnen maken van zijn recht op aanwezigheid.
1.13.
In het e-mailbericht van 15 april 2020, 15.14 uur is de ontvangst van zijn e-mailbericht aan verzoeker bevestigd. In dit bericht staat ook dat de geplande Skypezitting op
16 april 2020 om 12.00 uur doorgaat en dat verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld hieraan deel te nemen.
1.14.
In het e-mailbericht van 15 april 2020, 15.45 uur, is verzoeker verzocht door te geven of het vergaderverzoek voor de Skypezitting naar een afwijkend e-mailadres moet worden gestuurd.
1.15.
Verzoeker heeft niet gereageerd op de e-mailberichten van 15 april 2020.
1.16.
Het vergaderverzoek is op 16 april 2020, voorafgaande aan de zitting naar het bekende e-mailadres van verzoeker gestuurd.
1.17.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 16 april 2020 om 12.00 uur plaatsgevonden via een Skypezitting. Verzoeker heeft zich niet aangemeld.
1.18.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de dossiers in de hoofdzaken.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedures met nummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256. Deze procedures betreffen beroepen van verzoeker tegen beslissingen van de Raad voor Rechtsbijstand. De beroepen gaan over afwijzingen door de Raad voor Rechtsbijstand van verzoeken om vergoeding van op grond van een toevoeging verleende rechtsbijstand
2.2.
Verzoeker stelt dat de rechter zijn verzoek tot uitstel ten onrechte heeft geweigerd. Verzoeker is zelf niet in staat naar de zitting te komen vanwege medische redenen. Verzoeker heeft ook geen gemachtigde die hem kan vertegenwoordigen.
De beslissing geen uitstel te verlenen kan daarom alleen worden begrepen als voortkomend uit vooringenomenheid of partijdigheid, aldus verzoeker.
2.3.
De rechter berust niet in de wraking. Voor zover de rechter kan nagaan is hij gewraakt vanwege het weigeren van het verzoek om aanhouding. Dit is een procesbeslissing die is genomen zonder enige vooringenomenheid of partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Awb, in samenhang met de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden ontwikkelde criteria.
3.2.
In artikel 8:15 Awb is bepaald dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.3.
De rechter is door verzoeker gewraakt omdat hij geen uitstel wilde verlenen van de zitting van 22 november 2019. Een dergelijk verzoek wordt ook wel aangeduid als een verzoek tot aanhouding. De beslissing om geen uitstel te verlenen is een zogenaamde procedurele beslissing. Naar vaste rechtspraak is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen een procedurele beslissing. Een procedurele beslissing kan alleen leiden tot het toewijzen van een wrakingsverzoek als daaruit blijkt van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen.
3.4.
De volgende feiten en omstandigheden hebben een rol gespeeld bij de beslissing van de rechter. De datum van de mondelinge behandeling was ruim twee maanden eerder bepaald. Verzoeker is voor deze mondelinge behandeling opgeroepen nadat er bericht van de Raad voor Rechtsbijstand was ontvangen dat er in onderling overleg geen overeenstemming was bereikt. Dit overleg waren partijen aangegaan naar aanleiding van een eerdere mondelinge behandeling van de beroepen. Verzoeker heeft één dag voor de mondelinge behandeling van 22 november 2019 om uitstel gevraagd. Bij het uitstelverzoek heeft verzoeker een verklaring van 19 november 2019 van de huisarts gevoegd, maar daaruit blijkt niet dat er acute medische redenen zijn waarom de behandeling van de zaken niet door kan gaan.
3.5.
Naar het oordeel van de wrakingskamer blijkt hieruit niet dat er sprake is van dusdanige uitzonderlijke omstandigheden bij het beslissen op het uitstelverzoek dat deze de vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid rechtvaardigen.
3.6.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot de conclusie kunnen leiden dat de bij verzoeker ontstane vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.7.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat er geen grond is voor wraking.
Dit betekent dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van mr. M.J.H.M. Verhoeven af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.E. Roll, voorzitter, mrs. M.F.M.T. Franke en C.T.C. Wijsman, leden, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.