ECLI:NL:RBOBR:2020:6987
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedures tegen de Raad voor Rechtsbijstand
In deze zaak heeft verzoeker, die betrokken is bij bestuursrechtelijke procedures tegen de Raad voor Rechtsbijstand, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.J.H.M. Verhoeven, de rechter die de zaken behandelt. Het wrakingsverzoek is ingediend op 21 november 2019, na een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek op 4 juli 2019. Verzoeker stelt dat de rechter zijn verzoek om uitstel van de zitting ten onrechte heeft geweigerd, wat volgens hem voortkomt uit vooringenomenheid of partijdigheid. De rechter heeft op 2 december 2019 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek, en de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 16 april 2020 via een Skypezitting, waarbij verzoeker niet aanwezig was.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de criteria van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter rechtvaardigen. De beslissing om geen uitstel te verlenen wordt beschouwd als een procedurele beslissing, waarvoor wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af, omdat er geen grond is voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.
De beschikking is gegeven door de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant en is openbaar uitgesproken op 30 april 2020.