ECLI:NL:RBOBR:2020:6981

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
WR 20/021
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 september 2020 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, bijgestaan door advocaat mr. M.A. Vles. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. C.A.M. de Bruijn, die als rechter in een civiele procedure betrokken was. De verzoeker stelde dat er gerede twijfel bestond over de onpartijdigheid van de rechter, omdat er in eerdere procedures beslissingen waren genomen door andere rechters van dezelfde rechtbank die mogelijk invloed hadden op de huidige zaak. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 20 augustus 2020, waarbij de verzoeker en zijn raadsman aanwezig waren. De rechter, mr. C.A.M. de Bruijn, was niet ter zitting verschenen vanwege vakantie, maar had schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoeker onvoldoende concrete omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer verklaarde de verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek voor zover dit betrekking had op alle rechters van de rechtbank Oost-Brabant en wees het verzoek tot wraking van mr. C.A.M. de Bruijn af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 20/021
Beslissing van 3 september 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wonend op een bij deze rechtbank bekend adres,
verzoeker,
bijgestaan door advocaat mr. M.A. Vles
strekkende tot wraking van:
mr. C.A.M. de Bruijn,
in haar hoedanigheid van rechter in het team Toezicht in de rechtbank Oost-Brabant in de procedure met insolventienummer [nummer] .
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en rechter worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • een proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 28 juli 2020;
  • de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek d.d. 29 juli 2020;
  • een verzoek tot wraking d.d. 30 juli 2020 van mr. M.A. Vles en mr. M. Schütz;
  • het dossier in de hoofdzaak.
1.2
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2020.
Verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Vles is verschenen. De raadsman van verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling het wrakingsverzoek nader toegelicht. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie haar standpunt ten aanzien van het wrakings- verzoek naar voren gebracht. De rechter is niet ter zitting verschenen (vakantie). Voorts is verschenen mr M.J.W. van Ingen, in diens hoedanigheid van bewindvoerder in de voorlopige surseance van [naam] BV, die zijn standpunt naar voren heeft gebracht.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het schriftelijke verzoek strekt tot wraking van de rechter, alsmede van de rechtbank Oost-Brabant, dan wel de sectie civiel te ’s-Hertogenbosch van deze rechtbank.
2.2
De raadsman van verzoeker heeft het verzoek tot wraking ingediend omdat in het voortraject van de onderhavige procedure in twee verschillende zaken initiële beslissingen door de sectie civiel en de rechter zijn genomen en in een daaraan gelieerde kwestie door
een (andere) rechter uit de sectie civiel een beslissing is genomen, waardoor deze rechtbank gewoonweg geen onbevooroordeelde en volledig objectieve beslissing in deze procedure kan nemen. Volgens de raadsman is een situatie ontstaan waarbij ‘de slager zijn eigen vlees
keurt.’ Daarbij komt dat de rechter niettegenstaande het voorgaande de zaak niet heeft willen verwijzen naar een andere rechtbank, waardoor gerede twijfel over haar
onpartijdigheid is gerezen.
De raadsman benadrukt niet te twijfelen aan de objectiviteit van een individuele rechter, doch met name te ageren tegen de wetssystematiek die de geschetste procedurele gang
van zaken legitimeert.
2.3
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie van 29 juli 2020 aangegeven niet in de wraking te berusten en de grond(en) voor wraking bestreden, en wel als volgt:
-voor zover is bedoeld de gehele rechtbank Oost-Brabant te wraken, dient verzoeker volgens
vaste jurisprudentie niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek te worden verklaard;
-voor zover het wrakingsverzoek enkel tegen de rechter is gericht, dient het te worden
afgewezen, aangezien geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waaruit partijdigheid
van de rechter volgt;
-voor zover het wrakingsverzoek zich richt tegen de afwijzende beslissing om tot verwijzing
naar een andere rechtbank over te gaan, dient het te worden afgewezen omdat dit een
processuele beslissing betreft die geen grond voor wraking oplevert.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)
kan elk van de rechters die een zaak behandelt, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zouden kunnen lijden. Dit ligt ter beoordeling van de wrakingskamer.
3.2
De wrakingskamer stelt voorop dat een rechter alleen gewraakt kan worden als
zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
Verzoeker heeft geen vertrouwen in een onafhankelijke, objectieve en onbevoor-oordeelde beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, de rechtbank Oost-Brabant sectie civiel locatie ’s-Hertogenbosch en de onderhavige rechter, gezien de hiervoor onder 2.2.
geschetste gang van zaken.
3.3.1
Voor zover is bedoeld de gehele rechtbank Oost-Brabant, dan wel de rechtbank Oost-Brabant, sectie civiel locatie ’s-Hertogenbosch, te wraken, zal de wrakingskamer verzoeker niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek verklaren. Uit voornoemd artikel 36 Rv. blijkt immers dat een wrakingsverzoek slechts de rechters kan betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen.
3.3.2.
Voor zover het wrakingsverzoek zich richt tot de afwijzende beslissing van de rechter op het verzoek tot verwijzing van de zaak naar een andere rechtbank (en het gegeven dat de rechter zich bevoegd heeft geacht de zaak inhoudelijk te behandelen), zal de wrakingskamer het verzoek afwijzen.
3.3.2.1 De wrakingskamer beschouwt dit als een processuele beslissing van de rechter.
3.3.2.2 In beginsel levert een voor een partij onwelgevallige processuele beslissing op zichzelf geen grond voor wraking van de rechter op. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de rechterlijke (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter.
3.3.2.3 Dit kan alleen anders zijn indien de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat die beslissing voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter, in die zin dat de beslissing objectief gezien bij de verzoeker tot wraking de gerechtvaardigd vrees heeft kunnen wekken dat de beslissing is ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoekster.
3.3.2.4 De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. De beslissing van de rechter
levert naar het oordeel van de wrakingskamer redelijkerwijs geen zwaarwegende aanwijzing op voor de conclusie dat de rechter met betrekking tot verzoeker vooringenomen is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Evenmin acht de wrakingskamer in de geschetste gang van zaken een grond gelegen voor de conclusie dat de rechter een (objectiveerbare) schijn van partijdigheid heeft gewekt.
3.3.3
Voor het overige bieden de stellingen van verzoeker onvoldoende grond voor
het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is dan wel de rechter een (objectiveerbare) schijn van vooringenomenheid heeft gewekt.

4.De beslissing

De wrakingskamer,
-verklaart verzoeker niet ontvankelijk in het verzoek voor zover dit betrekking heeft op alle
rechters van de rechtbank Oost-Brabant dan wel alle rechters van de rechtbank Oost-
Brabant, sectie civiel locatie ’s-Hertogenbosch;
-wijst af het verzoek tot wraking van mr. C.A.M. de Bruijn.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.M.T. Franke, voorzitter, mr. V.R. de Meyere
en mr. T. van de Woestijne leden, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2020
in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de voorzitter
is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.