Op 1 december 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van [bedrijf] B.V. tegen mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, kantonrechter in deze rechtbank. Dit verzoek volgde op een eerdere arbeidsrechtelijke procedure waarin verzoekster gedaagde was. Verzoekster had eerder, op 26 juni 2020, een wrakingsverzoek ingediend tegen 'alle rechters en de gehele rechtbank 's-Hertogenbosch', dat op 14 juli 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. Na een mondelinge behandeling op 9 oktober 2020, heeft verzoekster op dezelfde dag opnieuw een wrakingsverzoek ingediend, dat op 12 november 2020 werd afgewezen. Het wrakingsverzoek van 12 november 2020 was niet gemotiveerd en werd door de griffier als onterecht aangemerkt. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking op 1 december 2020 wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid werd afgewezen, omdat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die na de eerdere verzoeken aan haar bekend waren geworden. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster misbruik maakte van het wrakingsinstrument, met als doel de voortgang van de arbeidszaak te frustreren. Daarom werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster niet in behandeling zou worden genomen.