Uitspraak
1.Procesverloop
2.De beoordeling
3.Beslissing
geenvoorziening open (artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb).
Rechtbank Oost-Brabant
Op 25 september 2020 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning voor het herbouwen van een woonhuis in zijn woonplaats. Tevens heeft hij op 29 september 2020 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/2667. De rechter, mr. J. Heijerman, heeft het verzoek behandeld op de zitting van 23 november 2020 en na afloop onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij het verzoek werd afgewezen. De uitspraak is op 4 december 2020 aan verzoeker verzonden. Op 13 december 2020 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant heeft op 24 december 2020 het wrakingsverzoek beoordeeld. Volgens de wet kan een rechter alleen gewraakt worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelt dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk is, omdat het verzoek is ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat een einduitspraak is gedaan. De wrakingskamer wijst het verzoek af wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid, en er is geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek.
De beslissing is genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter mr. H.M.H. de Koning en de leden mr. J.W. Brunt en mr. J.H. Wiggers, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Leegsma. Tegen deze beslissing staat voorziening open, zoals vermeld in artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.