ECLI:NL:RBOBR:2020:6971
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in een civiele procedure wegens vermeende partijdigheid en onjuiste mededeling
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 13 augustus 2020 een verzoek tot wraking van mr. P.M. Knaapen afgewezen. Het verzoekster, die in een civiele procedure betrokken was, verzocht om wraking op basis van twee gronden. Ten eerste was er een opmerking van de rechter over haar beheersing van de Nederlandse taal na een verblijf van 30 jaar in Nederland, wat verzoekster als ongepast en partijdig beschouwde. Ten tweede was er een onjuiste mededeling van de rechter over de verzending van het vonnis, die verzoekster deed twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 6 augustus 2020 via een Skype-verbinding. De vertegenwoordiger van verzoekster heeft het verzoek toegelicht, terwijl de rechter zijn standpunt naar voren bracht. De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De opmerking van de rechter over de taalbeheersing werd niet als partijdig beschouwd, en de onjuiste mededeling over de verzending van het vonnis werd ook niet als een grond voor wraking gezien. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.