ECLI:NL:RBOBR:2020:6969

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
WR 20/015
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van alle rechters van de rechtbank Oost-Brabant in een civiele procedure

Op 14 juli 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die directeur is van een besloten vennootschap. Het verzoek tot wraking was gericht tegen alle rechters van de rechtbank, naar aanleiding van een civiele procedure die was aangespannen door een derde partij. De zaak zou oorspronkelijk behandeld worden op 31 maart 2020, maar werd geannuleerd vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank had later een nieuwe zitting gepland op 23 juni 2020, maar deze werd ook uitgesteld omdat de aangewezen rechter, mr. M.F.M.T. Franke, zich niet vrij voelde om de zaak te behandelen vanwege persoonlijke banden met de ouders van de verzoeker.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet specifiek gericht was tegen een bepaalde rechter, maar tegen het gehele college van rechters. Dit is in strijd met de wettelijke vereisten voor een wrakingsverzoek, dat feiten en omstandigheden moet bevatten die specifiek betrekking hebben op de persoon van één of meer bij de zaak betrokken rechters. De wrakingskamer concludeerde dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek niet voldeed aan de wettelijke eisen. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 20/015
Beslissing van 14 juli 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesverloop

Op 23 december 2019 heeft [naam] (hierna: [naam] ) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] B.V. (hierna: [naam] ) gedagvaard en tegen [naam] vorderingen ingesteld. Tegen deze vorderingen heeft verzoeker, directeur van [naam] , verweer gevoerd.
De zaak zou behandeld worden op de zitting van 31 maart 2020, door mr. J. Lie. Die zitting is echter geannuleerd in verband met de corona-crisis en de hiermee verband houdende maatregelen. Bij brief van 20 maart 2020 heeft de rechtbank [naam] en [naam] meegedeeld dat de zaak wordt behandeld op de zitting van 23 juni 2020, door
mr. J.H. Wiggers. Bij brief van 2 juni 2020 heeft de rechtbank [naam] en [naam] laten weten dat vanwege de coronamaatregelen de zitting online zal worden gehouden, via Skype. Wegens later opgekomen verhindering van mr. Wiggers is deze zitting verplaatst naar de agenda van mr. M.F.M.T. Franke.
De rechtbank heeft [naam] en [naam] op 23 juni 2020 omstreeks 08:50 uur laten weten dat de zitting later die ochtend niet doorgaat, omdat mr. Franke zich niet vrij voelt om de zaak te behandelen. Ter toelichting hierop heeft de rechtbank verzoeker, in antwoord op zijn
e-mails van 23 juni 2020 (09:43 uur en 11:57 uur), bij e-mail van 26 juni 2020 om 07:53 uur laten weten dat mr. Franke niet vrij staat in deze zaak, omdat zij de ouders van [naam] al geruime tijd persoonlijk kent.
Bij e-mail van 26 juni 2020 om 09:40 uur heeft verzoeker ‘alle rechters en de gehele rechtbank ’s-Hertogenbosch’ gewraakt.

2.De beoordeling

2.1
De wrakingskamer kan het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds afwijzen indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college. Dit is bepaald in artikel 9.1, aanhef en onder d, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Oost-Brabant.
2.2
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 36 Rv). Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek feiten en omstandigheden moet bevatten die specifiek betrekking hebben op de persoon van één of meer bij de zaak betrokken rechters. Het door verzoeker gedane verzoek tot wraking van alle rechters van de rechtbank Oost-Brabant en de gehele rechtbank Oost-Brabant is dus geen wrakingsverzoek in de zin van de wet. Het verzoek heeft immers niet specifiek betrekking op de persoon van een bepaalde rechter. Om die reden kan verzoeker niet in zijn verzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar daaraan wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 14 juli 2020 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. M.E. Bartels, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier.
voorzitter
De griffier is verhinderd de beslissing te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)