Uitspraak
1.Procesverloop
2.De beoordeling
3.De beslissing
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv)
Rechtbank Oost-Brabant
Op 14 juli 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die directeur is van een besloten vennootschap. Het verzoek tot wraking was gericht tegen alle rechters van de rechtbank, naar aanleiding van een civiele procedure die was aangespannen door een derde partij. De zaak zou oorspronkelijk behandeld worden op 31 maart 2020, maar werd geannuleerd vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank had later een nieuwe zitting gepland op 23 juni 2020, maar deze werd ook uitgesteld omdat de aangewezen rechter, mr. M.F.M.T. Franke, zich niet vrij voelde om de zaak te behandelen vanwege persoonlijke banden met de ouders van de verzoeker.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet specifiek gericht was tegen een bepaalde rechter, maar tegen het gehele college van rechters. Dit is in strijd met de wettelijke vereisten voor een wrakingsverzoek, dat feiten en omstandigheden moet bevatten die specifiek betrekking hebben op de persoon van één of meer bij de zaak betrokken rechters. De wrakingskamer concludeerde dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek niet voldeed aan de wettelijke eisen. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier.