Uitspraak
1.Procesverloop
2.De beoordeling
3.De beslissing
geenvoorziening open (artikel 8:18 lid 5 Awb)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 18 mei 2020 een verzoek tot wraking van mr. J.L.M. Dohmen afgewezen. Verzoeker, die betrokken was bij meerdere bestuursrechtelijke procedures, stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat deze eerder een verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk had verklaard. Verzoeker vond deze beslissing onterecht en vreesde dat de rechter niet onpartijdig zou zijn in de lopende zaken. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet kon slagen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat enkel het feit dat de rechter eerder een onwelgevallige beslissing had genomen, niet voldoende was voor een geslaagd wrakingsverzoek. De beslissing van de rechter uit 2016 kon in het kader van de wrakingsprocedure niet worden beoordeeld, tenzij deze zo onjuist of onbegrijpelijk was dat deze uitsluitend door vooringenomenheid verklaard kon worden. Dit was in dit geval niet aangetoond. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, met de griffier aanwezig.