ECLI:NL:RBOBR:2020:6966

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
WR 20/010
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure met betrekking tot openbare verkoop van woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.G.M.H. Bennenbroek, kantonrechter in dezelfde rechtbank. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een procedure waarin de verzoeker een verbod vroeg aan de vereffenaar om over te gaan tot openbare verkoop van de woning van zijn overleden ouders in Lommel, België. De verzoeker stelde dat de rechter niet onbevooroordeeld kon oordelen over het geschil, omdat deze eerder tussenbeschikkingen had gewezen die volgens de verzoeker tegenstrijdig waren en in strijd met de processtukken. De verzoeker voerde aan dat de rechter valsheid in geschrifte had gepleegd en dat er onjuistheden waren in het proces-verbaal van de zitting.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 28 mei 2020, waarbij de verzoeker zijn standpunten nader toelichtte. De rechter, mr. A.G.M.H. Bennenbroek, was verhinderd om aanwezig te zijn. De rechtbank oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker zijn wrakingsgronden baseerde op onwelgevallige beslissingen van de rechter, wat op zichzelf geen grond voor wraking vormt. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en merkte op dat dit het tweede verzoek was van de verzoeker tegen dezelfde rechter, wat werd beschouwd als misbruik van het wrakingsmiddel. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze hoofdzaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 20/010
Beslissing
in de zaak van
[verzoeker] ,
hierna: verzoeker,
tegen
mr. A.G.M.H. Bennenbroek,
in diens hoedanigheid van kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met nummer [nummer] ,
hierna: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het schriftelijk wrakingsverzoek met bijlagen van 10 april 2020;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 1 mei 2020;
  • de eerste schriftelijke aanvulling met bijlagen van 2 mei 2020 op het hiervoor genoemde wrakingsverzoek;
  • de tweede schriftelijke aanvulling met bijlagen bij e-mail van 9 mei 2020 op het hiervoor genoemde wrakingsverzoek;
  • de derde schriftelijke aanvulling met bijlagen bij e-mail van 25 mei 2020 op het hiervoor genoemde wrakingsverzoek;
  • het dossier in de hiervoor genoemde hoofdzaak onder nummer [nummer] .
1.2
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 28 mei 2020. Verzoeker, door middel van videoconferentie gehoord, heeft zijn wrakingsverzoek nader toegelicht en hij heeft bij dat verzoek gepersisteerd.
1.3
De rechter heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt verhinderd te zijn bij die behandeling aanwezig te zijn.

2.Het verzoek en het verweer

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met zaak met nummer [nummer] . In deze procedure verzoekt verzoeker om aan vereffenaar [naam] een verbod op te leggen om over te gaan tot openbare verkoop van de woning van de overleden ouders van verzoeker in Lommel (België).
Verzoeker heeft betoogd dat de rechter niet onbevooroordeeld dat geschil kan beoordelen. Dat betoog heeft verzoeker – kort en zakelijk weergegeven – op de volgende gronden gebaseerd:
  • op 2 april 2020 heeft de rechter tussenbeschikkingen gewezen in de zaken tussen vereffenaar [naam] en verzoeker (kenmerken [nummer] , [nummer] en [nummer] ). Deze beslissingen zijn onderling tegenstrijdig en in strijd met wat in die zaken ter zitting is besproken of zijn in strijd met de inhoud van de overgelegde processtukken. Daardoor heeft de rechter valsheid in geschrifte gepleegd;
  • het proces-verbaal van 22 januari 2020 komt niet overeen met het verhandelde ter zitting. Er is informatie weggelaten en onderdelen zijn onjuist;
  • griffier [naam] is ten onrechte betrokken geweest bij de totstandkoming van de drie hiervoor genoemde beslissingen. Zijn betrokkenheid bij de beslissingen is bovendien onzichtbaar gemaakt; in de procedures met de kenmerk [nummer] , [nummer] en [nummer] zijn onwaarheden opgenomen en is het recht opzettelijk geschonden en is de verstrekking van bewijsmateriaal verzwegen, hetgeen in al die procedures tot onrechtmatige en onjuiste beslissingen heeft geleid, waaronder de proceskostenveroordelingen;
  • de rechter weigert de zaak op eenvoudige wijze op te lossen door de woning uit de boedel toe te delen aan verzoeker;
  • de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met de nog onverkort van kracht zijnde feiten en omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan een eerder op 24 september 2019 gedaan wrakingsverzoek van de rechter [WR 19/030].
2.3
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten, op de gronden zoals verwoord in de schriftelijke reactie van de rechter van 1 mei 2020.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Uit de in het kader van deze wrakingsprocedure overgelegde stukken en de behandeling van het wrakingsverzoek op de zitting van 28 mei 2020, trekt de rechtbank de conclusie dat verzoeker de vooringenomenheid van de rechter baseert op een overstelpende hoeveelheid meningen en visies die allen betrekking hebben op inhoudelijke en/of processuele beslissingen die de rechter in de hoofdzaak heeft genomen.
3.3
Verzoeker stelt dat die beslissingen op onjuiste gronden en op onwaarheden zijn gebaseerd. In deze beslissingen kan verzoeker zich dan ook niet vinden. Dergelijke, verzoeker onwelgevallige beslissingen vormen echter in beginsel geen grond tot wraking van de rechter die deze beslissingen heeft genomen. De juistheid van een rechterlijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissingen gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kunnen worden verklaard of als de beslissingen objectief gezien bij de verzoeker de gerechtvaardigde vrees hebben kunnen wekken dat deze zijn ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoeker, is er grond voor wraking. De door verzoeker in deze wrakingsprocedure aangevoerde gronden halen deze hoge drempel niet.
3.4
De rechtbank wijst het wrakingsverzoek daarom af.
3.5
Voorts stelt de rechtbank vast dat het onderhavige wrakingsverzoek het tweede wrakingsverzoek van de rechter mr. A.G.M.H. Bennenbroek in deze hoofdzaak is. Het eerdere verzoek is op nagenoeg dezelfde gronden gedaan en door de wrakingskamer afgewezen. Door nu een tweede verzoek op nagenoeg dezelfde gronden in te dienen maakt verzoeker misbruik van het middel van wraking. De wrakingsverzoeken hebben geleid tot vertraging in de afdoening van de hoofdzaak. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met nummer [nummer] niet meer in behandeling zal worden genomen.
3.6
Tenslotte merkt de rechtbank nog op dat de wet niet voorziet in het wraken van een griffier of in enige andere wettelijke optie waardoor verzoeker zou kunnen bewerkstelligen dat een bepaalde griffier niet langer zal worden betrokken bij zaken waarbij verzoeker procespartij is. Welke griffier ter ondersteuning aan een rechter wordt toegevoegd in welke zaak, is een aangelegenheid die niet ter beoordeling van de wrakingskamer is.

4.De beslissing

De rechtbank,
 wijst het verzoek tot wraking van mr. A.G.M.H. Bennenbroek af.
 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak met kenmerk [nummer] , niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C. Adang, voorzitter, mr. C.T.C. Wijsman en mr. J.O.Y. Elagab, leden, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.