ECLI:NL:RBOBR:2020:6962

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
WR 20/006
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na einduitspraak in mentorschapszaak

In deze zaak heeft verzoekster, die onder bewind staat en een mentor heeft, de rechtbank verzocht om haar huidige mentor, de Stichting Mentorschap Midden- en Noordoost Brabant, te ontslaan en een nieuwe mentor, de Stichting Reeling Mentorschap, te benoemen. Daarnaast heeft verzoekster ook verzocht om haarzelf en een andere persoon als mentor te benoemen. De kantonrechter heeft op 18 februari 2020 beslist om de Stichting te ontslaan en Reeling te benoemen, maar heeft het verzoek van verzoekster afgewezen. Na deze einduitspraak heeft verzoekster op 21 februari 2020 de kantonrechter gewraakt, maar de wrakingskamer heeft geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is. Dit omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een rechter te wraken na een einduitspraak. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het doel van wraking niet meer kan worden bereikt, aangezien de behandeling van de zaak al is geëindigd. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken op 6 maart 2020.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 20/006
Beslissing van 6 maart 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster], wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. Y.S. Klerk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Procesverloop

[naam] (hierna: [naam] ) staat onder bewind en hij heeft een mentor.
De Stichting Mentorschap Midden- en Noordoost Brabant (hierna: de Stichting) heeft de rechtbank op 12 december 2019 verzocht haar te ontslaan als mentor en de Stichting Reeling Mentorschap (hierna: Reeling) te benoemen als mentor.
[naam] heeft de rechtbank op 19 december 2019 verzocht om verzoekster en [naam] tot mentor te benoemen.
Bij beschikking van 18 februari 2020 (met zaaknummer 8221341 TD VERZ 19-2452) heeft de kantonrechter de Stichting met ingang van 1 maart 2020 ontslagen als mentor, Reeling met ingang van 1 maart 2020 benoemd als mentor en het verzoek om verzoekster en [naam] als mentor te benoemen afgewezen.
Bij brief van 21 februari 2020 heeft verzoekster de kantonrechter gewraakt.
Op grond van de hiernavolgende overwegingen is afgezien van een behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting.

2.De beoordeling

2.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter, bij wie uit zijn gedrag of overtuiging vooringenomenheid blijkt tegenover een partij – althans aan een partij die daarover de objectief gerechtvaardigde vrees heeft – (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze einduitspraak heeft gedaan.
2.2
De kantonrechter heeft bij beschikking van 18 februari 2020 beslist op de onder ‘Procesverloop’ genoemde verzoeken. Met die beschikking is de zaak geëindigd. Dit betekent dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar wrakingsverzoek. De wrakingskamer komt dus niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek. Er is daarom geen reden om het wrakingsverzoek nog op een zitting te behandelen.

3.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, mr. T. van de Woestijne en mr. S.M.J. Korthuis - Becks, leden, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv).