ECLI:NL:RBOBR:2020:6961

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
WR 20/005
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaken

Op 28 april 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. I.L.A. Boer (voorzitter), mr. S.M.J. Korthuis-Becks en mr. J.O.Y. Elagab, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker. Dit verzoek was gericht tegen mr. P.J. Appelhof, die als rechter betrokken was bij de behandeling van strafzaken tegen verzoeker, met parketnummers 01.261800.19, 01.286030.19 en 01.307408.19. Verzoeker had het wrakingsverzoek ingediend omdat de rechter zijn verzoek om drie getuigen te horen had afgewezen, wat volgens verzoeker zou leiden tot een oneerlijk proces. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker meende dat de rechter vooringenomen was, maar dat deze vrees niet objectief gerechtvaardigd was.

De rechtbank heeft de procedure schriftelijk behandeld, waarbij zowel verzoeker als de rechter instemden met deze aanpak vanwege de coronamaatregelen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de schriftelijke reactie van de rechter in overweging genomen. De rechter had aangegeven dat zijn beslissing om de getuigenverzoeken af te wijzen op correcte juridische gronden was genomen en dat er geen sprake was van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek tot wraking is afgewezen, en de beslissing is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 20/005
Beslissing van 28 april 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. I.L.A. Boer, voorzitter, en mr. S.M.J. Korthuis-Becks en mr. J.O.Y. Elagab, leden,
hierna te noemen: de wrakingskamer
op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P.J. Appelhof
in zijn hoedanigheid van rechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven, bij de behandeling van de ter terechtzitting van 17 februari 2020 gevoegde zaken met parketnummers 01.261800.19, 01.286030.19 en 01.307408.19,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van;
- het proces-verbaal van de terechtzitting in de hoofdzaken, op 17 februari 2020, met daarin opgenomen het mondelinge wrakingsverzoek ;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 3 maart 2020;
  • het e-mailbericht van verzoeker van 7 april 2020 met bijlagen.
  • het dossier in de hoofdzaken met voornoemde parketnummers.
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 7 april 2020 ermee ingestemd dat het wrakingsverzoek in verband met de maatregelen vanwege het coronavirus schriftelijk wordt behandeld. De rechter heeft eveneens bij e-mailbericht van 7 april 2020 ingestemd met schriftelijke behandeling van het wrakingsverzoek.
Het wrakingsverzoek is gelet op het voorgaande niet op een fysieke zitting behandeld.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de strafzaken met
parketnummers 01.261800.19, 01.286030.19 en 01.307408.19 tegen
verzoeker als verdachte. De rechter heeft het verzoek van verzoeker in de strafzaak tot het horen van drie getuigen afgewezen.
Verzoeker vindt dat de rechter de getuigenverzoeken ten onrechte heeft afgewezen. Verzoeker heeft de rechter gewraakt, omdat door de beslissing tot afwijzing van de getuigenverzoeken niet langer sprake zou zijn van een eerlijk proces.
De wrakingskamer begrijpt dat verzoeker vindt dat de rechter jegens hem vooringenomen is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.5
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. Onder verwijzing naar de inhoud van het proces-verbaal van de betreffende zitting, heeft de rechter onder meer aangevoerd dat zijn beslissing tot afwijzing van de getuigenverzoeken op correcte juridische en inhoudelijke gronden is genomen
en is vastgesteld. De beslissing tot afwijzing van de getuigenverzoeken en de wijze van totstandkoming daarvan, leveren volgens de rechter onvoldoende grond op om aan te nemen dat sprake is van (een gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid jegens verzoeker of dat getwijfeld moet worden aan zijn onpartijdigheid.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek voor Strafvordering dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2
Uitgangspunt is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet
worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3
De wrakingskamer stelt voorop dat in deze wrakingszaak niet ter beoordeling staat of de rechter de drie voormelde getuigenverzoeken al dan niet terecht heeft afgewezen.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat de inhoud van rechterlijke (tussen)beslissingen, zoals beslissingen over getuigenverzoeken, als zodanig nimmer grond kunnen vormen voor wraking.
De wrakingkamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de beoordeling van de getuigenverzoeken. Dit oordeel is, voor zover hoger beroep wordt ingesteld, voorbehouden aan de appelrechter.
De wrakingskamer komt, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, evenmin een oordeel toe over de motivering van rechterlijke (tussen)beslissingen, zoals beslissingen over getuigenverzoeken. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie ook HR 25-09-2018, ECLI: NL:HR:2018:1413;
NJ2019/428).
3.4
Aan die strenge maatstaf is in het onderhavige geval niet voldaan. Uit de motivering van de beslissing kan niet worden afgeleid dat deze enkel is ingegeven door vooringenomenheid. Andere feiten die deze conclusie wel zouden rechtvaardigden heeft verzoeker niet aangevoerd.
3.5
Conclusie
Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat de rechter moet worden geacht met betrekking tot verzoeker vooringenomen te zijn, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
De beslissing
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. I.L.A. Boer, voorzitter,
mr. S.M.J. Korthuis-Becks en mr. J.O.Y. Elagab, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Klaar, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2020.
de griffier: de voorzitter:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.