Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Procesverloop
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 januari 2020;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 24 januari 2020;
- het dossier in de hoofdzaak.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 februari 2020, is het verzoek tot wraking van rechter F.M. Rijnbeek behandeld. Verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was, verzocht om wraking van de rechter omdat zij vreesde dat deze niet onpartijdig zou handelen in de verzetprocedure met zaaknummer SHE AWB 19/1968. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 januari 2020 en de schriftelijke reactie van de rechter op dit verzoek van 24 januari 2020. Tijdens de zitting op 6 februari 2020 zijn zowel verzoekster als de rechter niet verschenen.
Verzoekster betoogde dat de rechter in strijd met de wet had gehandeld door het verzet niet tijdig te behandelen en zonder motivering een zitting te plannen voor de inhoudelijke behandeling. De rechter heeft echter aangegeven dat er geen feiten of omstandigheden zijn die haar onpartijdigheid in twijfel trekken. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeert dat het niet tijdig beslissen op het verzet en het niet informeren over de termijnoverschrijding geen uitzonderlijke omstandigheden vormen die de vrees voor vooringenomenheid objectief rechtvaardigen.
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af, omdat er geen grond is voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.