Uitspraak
[naam verzoeker]
[naam belanghebbende] ,
mr. M.Th. Linsen-Penning de Vries,
[naam kind]
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ontvangen ter griffie op 17 juni 2020;
- een F9-formulier van mr. Kouwenhoven met bijlagen, ingediend op 24 juni 2020;
- het verslag van de bijzondere curator van 19 augustus 2020;
- een brief van mr. Kouwenhoven van 28 augustus 2020.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- de bijzondere curator;
- mevrouw [raadsvertegenwoordiger] namens de raad.
Stb.2008, 417). Op grond daarvan kan het biologisch vaderschap slechts worden aangetoond door DNA-onderzoek dat is verricht in een laboratorium dat voldoet aan internationale kwaliteitsnormen voor laboratoriumonderzoek in algemene zin en dat is geaccrediteerd aan de hand van de criteria genoemd in de norm ISO/IEC 17025. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het door [naam bedrijf] uitgevoerde DNA-onderzoek voldoet aan de hiervoor genoemde eisen. [naam bedrijf] vermeldt op haar website dat zij een vaderschapstest aanbiedt die voldoet aan alle eisen die door de rechtbank worden gesteld aan een vaderschapstest. Uit de overgelegde testresultaten blijkt dat het DNA-onderzoek van [naam bedrijf] is uitgevoerd door het in de Verenigde Staten gevestigde [naam bedrijf 2] , dat voldoet aan de criteria van de ISO 17025-norm. De overgelegde testresultaten geven echter geen inzicht in de vraag of de afname van het DNA-materiaal, de identificatie van de man en het kind en de verzending van het DNA-materiaal naar het onderzoekslaboratorium voldoen aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat een DNA-onderzoek dat voldoet aan de kwaliteitseisen noodzakelijk is om onomstotelijk vast te kunnen stellen dat de man niet de biologische vader is van [naam kind] .
- na aanvaarding van de benoeming de verplichting bestaat de opdracht onpartijdig en naar beste weten te volbrengen;
- bij het onderzoek partijen door de deskundige in de gelegenheid moeten worden gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit het schriftelijk bericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan;
- van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken in het schriftelijk bericht melding moet worden gemaakt;
- indien tijdens het onderzoek voormeld voorschot ontoereikend blijkt te zijn, de deskundige direct bij constatering daarvan het onderzoek (voor zover redelijkerwijs mogelijk) dient te schorsen en via de griffier een aanvullend voorschot dient te vragen en dat pas na schriftelijk bericht van de griffier aan de deskundige dat het aanvullend voorschot is ontvangen de deskundige het onderzoek dient te hervatten;
binnen twee wekenschriftelijk te reageren;
pro formaaan tot
17 maart 2021;
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.