In deze zaak hebben eisers, eigenaren en verhuurders van een bedrijfsruimte, gedaagde, een besloten vennootschap, in kort geding gedagvaard vanwege een huurachterstand en de schending van contractuele verplichtingen. De huurovereenkomst, die op 1 juli 2019 is gesloten, had een looptijd van vijf jaar en de huurprijs was vastgesteld op € 41.500 per jaar. Door de coronacrisis was het gehuurde van medio april tot eind augustus 2020 gesloten, wat leidde tot een huurachterstand die opliep tot € 16.667,72. Eisers vorderden ontruiming van het gehuurde en betaling van de achterstallige huur, boetes en incassokosten. Tijdens de zitting op 12 oktober 2020 werd vastgesteld dat gedaagde de huurbetalingen niet tijdig had voldaan en dat er geen concrete plannen waren om de achterstand in te lopen. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor de vordering van eisers, gezien de oplopende huurachterstand en de schending van de exploitatieverplichting door gedaagde. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en bijkomende kosten. De termijn voor ontruiming werd vastgesteld op vier weken na betekening van het vonnis.