In deze zaak verzoekt [eiser] om herstel van zijn arbeidsovereenkomst met de Belastingdienst, na een ontslag dat is verleend met toestemming van het UWV wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. [eiser] is sinds 1986 werkzaam voor de Belastingdienst en heeft te maken met een chronische oogaandoening, waardoor hij niet in staat is om zijn werkzaamheden volledig uit te voeren. Na een periode van ziekteverlof heeft het UWV toestemming verleend voor ontslag, omdat [eiser] niet binnen 26 weken hersteld zou zijn. [eiser] stelt echter dat er mogelijkheden zijn voor re-integratie in een aangepaste functie, mits de werkplek goed is ingericht en de adviezen van deskundigen worden opgevolgd. De Belastingdienst betwist dit en stelt dat er geen loonwaarde is voor het werk dat [eiser] zou kunnen verrichten.
De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende duidelijkheid is over de loonwaarde van de benutbare mogelijkheden van [eiser]. De rapportages van deskundigen wijzen op de noodzaak van werkplekaanpassingen, die niet volledig zijn opgevolgd door de Belastingdienst. De rechtbank besluit om een deskundigenbericht aan te vragen om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor [eiser] om in zijn eigen functie te re-integreren. Partijen worden uitgenodigd om zich uit te laten over de wenselijkheid van dit deskundigenonderzoek. De beslissing over het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst wordt aangehouden tot na het deskundigenonderzoek.