ECLI:NL:RBOBR:2020:657

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
19/703
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de Legger oppervlaktewaterlichamen 2018 en de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Dagelijks Bestuur van het Waterschap De Dommel en eisers die een melkveehouderij exploiteren. De eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 22 januari 2019, waarbij de Legger oppervlaktewaterlichamen 2018 is vastgesteld en de eerdere Legger is ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte, zoals vastgelegd in de Legger, geen waterbergingsgebied of beschermingszone betreft, en dat derhalve op grond van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak geen beroep openstaat tegen deze aanwijzing. De rechtbank overweegt dat de reeds bestaande bepalingen in de Keur geen verdere beperking van het gebruik van de gronden door de aanwijzing van het profiel van vrije ruimte met zich meebrengen. Eisers hebben aangevoerd dat de aanwijzing hen in hun gebruiksmogelijkheden beperkt en vrezen voor een waardedaling van hun grond. De rechtbank concludeert echter dat de beperking van het beroepsrecht niet in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat de gebruiksmogelijkheden niet verder worden beperkt dan reeds het geval was. Het beroep van eisers is derhalve niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/703

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 februari 2020 in de zaak tussen

[namen]( [bedrijf] ), te [vestigingsplaats] , eisers,
(gemachtigde: [naam] ),
en

het Dagelijks Bestuur van het Waterschap De Dommel, verweerder,

(gemachtigden: mr. R. Jonkman en drs. M.A.A. Strikker).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de Legger oppervlaktewaterlichamen 2018 (de legger) vastgesteld en de Legger oppervlaktewaterlichamen 2013, herziene versie, ingetrokken.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met dat in de zaken SHE 19/720, SHE 19/721 en SHE 19/789, plaatsgevonden op 15 december 2019. Voor eisers is [naam] verschenen, bijgestaan door eisers' gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1
Eisers exploiteren een melkveehouderij op gronden die zijn gelegen langs de Zandleij. Tot deze gronden behoren een perceel aan de Grote Steeg, kadastraal bekend gemeente [vestigingsplaats] , [sectie] , [nummer] , percelen aan de Loonse Molenstraat, kadastraal bekend, [sectie] , [nummers] , en percelen aan de Houtsestraat, kadastraal bekend gemeente [vestigingsplaats] , [nummers] .
1.2
Op het perceel aan de Grote Steeg (perceel [nummer] ) is een strook grond langs de Zandleij aangewezen als profiel van vrije ruimte. Omdat deze gronden in het Waterbeheersplan IV zijn aangeduid als "natte natuurzone", bedraagt de breedte van deze strook vanuit de insteek van de watergang tien meter.
1.3
Ook voor de overige gronden is in de legger een profiel van vrije ruimte opgenomen. Omdat deze gronden in het Waterbeheersplan IV zijn aangeduid als "natuurvriendelijke oever", bedraagt de breedte van dit profiel vanuit de insteek van de watergang vijf meter.
2.1
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte voor gronden met de aanduidingen "natte natuurzone" en "natuurvriendelijke oever".
Verweerder heeft op 15 oktober 2019 een nieuw leggerbesluit genomen, waarbij de profielen van vrije ruimte voor de gronden van eisers, ten behoeve van de inrichtingsvariant "natte natuurzone" uit de legger zijn verwijderd.
2.2
Ter zitting hebben eisers het beroep, voor zover dit betrekking heeft op het perceel aan de Grote Steeg, kadastraal bekend gemeente [vestigingsplaats] , [sectie] , [nummer] , ingetrokken. Het beroep heeft daarmee alleen nog betrekking op de aanwijzing van een profiel vrije ruimte voor gronden met de aanduiding "natuurvriendelijke oever".
2.3
Als het nieuwe leggerbesluit van 15 oktober 2019 zou moeten worden aangemerkt als een tegemoetkoming aan het beroep van eisers, zou er aanleiding kunnen bestaan om eisers een proceskostenvergoeding toe te kennen. Daartoe bestaat geen reden, als het beroep, zoals verweerder bepleit, niet-ontvankelijk is omdat tegen de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte geen beroep open staat. De overwegingen die hierna volgen over de ontvankelijkheid van het beroep, gelden daarom ook voor de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte voor gronden met de aanduiding "natte natuurzone".
3.1
Volgens eisers worden, door de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte, de gebruiksmogelijkheden voor de grond beperkt. Zij vrezen een waardedaling van de grond door de aanwijzing. Bovendien ligt een deel van de aangewezen gronden volgens eisers nabij hun bedrijfsgebouwen en brengt de aanwijzing het risico van latere natuurclaims en daarmee gepaard gaande gevolgen voor de bedrijfsvoering mee. Verweerder heeft volgens eisers in het bestreden besluit geen inhoudelijke reactie op de zienswijzen gegeven.
3.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is. Verweerder wijst in dit verband op artikel 1 van Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak). Op grond van dit wetsartikel kan tegen een besluit dat is genomen op grond van artikel 5.1 van de Waterwet geen beroep worden ingesteld, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd. Voor de gronden van eisers worden in het besluit tot vaststelling van de legger, op grond van artikel 5.1 van de Waterwet, geen waterbergingsgebieden of beschermingszones vastgesteld of gewijzigd.
3.3
Een beschermingszone is een zone die grenst aan een waterstaatswerk en waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden.
Met de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte, die niet is gebaseerd op de Waterwet, maar op de Keur waterschap Brabantse Delta/De Dommel/Aa en Maas 2015, is beoogd ontwikkelingen tegen te gaan, die de toekomstige realisering van een aan dat profiel in het kader van de Kaderrichtlijn water toegekende functie zouden bemoeilijken. Het doel van de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte is daarmee het bieden van een soort voorbereidingsbescherming. Een profiel van vrije ruimte kan niet op een lijn worden gesteld met een beschermingszone.
Omdat met het beroep tegen de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte geen sprake is van de aanwijzing van waterbeschermingsgebieden of een beschermingszones kon, op grond van artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, tegen het bestreden besluit geen beroep worden ingesteld. Verweerder hoefde op de zienswijzen dan ook geen inhoudelijke reactie te geven.
Het betoog van eisers faalt daarom.
4.1
Eisers hebben aangevoerd dat de vaststelling van de Legger en de beschermingszone kan worden aangemerkt als een aantasting van het recht op ongestoord genot van hun eigendom, met name door het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur Waterschap De Dommel 2015 (hierna: de Keur). Een dergelijke aantasting is volgens eisers, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1461), alleen toegestaan indien er een algemeen belang in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: Eerste Protocol) mee is gediend. Uit het Waterbeheersplan IV blijkt niet waarom er in de concrete situatie van eisers sprake is van een noodzaak om deze beschermingszone op te nemen. Mocht enig algemeen belang worden aangenomen, dan zal dat nog steeds moeten worden onderworpen aan een belangenafweging. Een aanzienlijke hoeveelheid grond van eisers wordt getroffen door de beschermingszone met gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden en de grondwaarde.
4.2
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is van de aanwijzing van een beschermingszone geen sprake, zodat daartegen geen beroep open staat. Niettemin zou de beperking van het beroepsrecht in strijd kunnen komen met beginselen van internationaal recht, als de aanwijzing van een profiel van vrije ruimte beperkingen van het recht op het ongestoord genot van eigendom oplevert, dat door het Eerste Protocol wordt beschermd.
4.3
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om de beperking van het beroepsrecht te doorbreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van de Keur is er aan beide zijden van een A-water, waartoe Zandleij behoort, een beschermingszone van vijf meter. Reeds op grond hiervan gelden er beperkingen voor de gronden van eisers, die overeenkomen met die voor een profiel van vrije ruimte. De mogelijkheden voor eisers, om vrij van hun eigendom gebruik te maken, worden door de aanwijzing van het profiel van vrije ruimte met een zelfde breedte dus niet verder beperkt, dan reeds het geval was voordat de legger werd vastgesteld.
Dit betoog faalt eveneens.
5. Het beroep is, gelet op het voorafgaande, niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzitter, en mr. M.J.H.M Verhoeven en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 10 februari 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:5, eerste lid,
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
Bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak)
Hoofdstuk 1 Van beroep uitgezonderde besluiten (artikel 8:5)
Artikel 1 Geen beroep
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.
Waterwet: de artikelen: 4.1; 4.4; 4.6; 5.1, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd; 5.5; 6.17, tweede lid, 6.28.

Waterwet

Artikel 1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
- beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden; (..).
Artikel 5.1
1. De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.

Keur Waterschap De Dommel 2015

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze Keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
b. A- en B-wateren: oppervlaktewaterlichamen, geregistreerd in de legger als respectievelijk A- of B-water overeenkomstig artikel 5.1 van de wet;
e. beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone zoals vastgelegd in de legger, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;
Artikel 3.1 Vergunning oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende beschermingszones, ondersteunende kunstwerken en profiel van vrije ruimte
1. Het is verboden zonder vergunning gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszones of ondersteunende kunstwerken door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.
3. Het is verboden zonder vergunning in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden.