ECLI:NL:RBOBR:2020:6515

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
01-250097-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van ongevallen op indoor skibaan met minderjarigen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten die verband houden met een ongeval op een indoor skibaan in Eindhoven. Het ongeval vond plaats op 26 augustus 2017, tijdens een feest in een aanliggende feestzaal. Twee minderjarige kinderen, [persoon 1] en [persoon 2], raakten ernstig gewond door vermoedelijk tussen de bewegende delen van de skibaan te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte, eigenaar van het ski- en partycentrum, onzorgvuldig of nalatig heeft gehandeld. De rechtbank overweegt dat voor het aannemen van schuld sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, en dat de gevolgen van het handelen van de verdachte voorzienbaar moeten zijn geweest. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende duidelijkheid is over de omstandigheden van het ongeval en de rol van de verdachte daarin. Daarom kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.250097.19
Datum uitspraak: 28 december 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortejaar] 1961,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 november 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2017 te Eindhoven grovelijk, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig is geweest en heeft gehandeld, immers
heeft hij, verdachte
- geen, althans onvoldoende toezicht gehouden in het pand aan de [adres 2]

te Eindhoven gelegen skibanen, terwijl de toegang tot die skibanen niet was

afgesloten en/of aldus voor een of meer (minderjarige) personen die toen aldaar in
een belendende feestzaal aanwezig waren vrij toegankelijk was en/of
- geen, althans onvoldoende zorggedragen voor de aanwezigheid van voldoende
gekwalificeerd(e) en/of gediplomeerd(e) toezichthouders/personeel in de ruimte
waarin voornoemde skibanen waren opgesteld;
- geen, althans onvoldoende zorggedragen dat de bezoekers van het pand aan de
[adres 2] te Eindhoven waren geïnformeerd over de risico’s en/of gevaren
van voornoemde skibanen;
- geen, althans onvoldoende zorggedragen voor het stroom- en/of spanningsloos

maken van de skibanen wanneer de skibanen niet in gebruik zijn;

- geen, althans onvoldoende zorggedragen voor een deugdelijke afscherming van
de bedieningspanelen van voornoemde skibanen, terwijl voornoemde skibanen
waren aangesloten op een netwerk van elektrische energie en/of aldus door
(minderjarige) personen in werking kon worden gesteld;
waardoor een of meer zich in het pand aan de [adres 2] te Eindhoven
bevindende minderjarigen (waaronder [persoon 1] , geboren op [geboortedatum 1]
en/of [persoon 2] , geboren op [geboortedatum 2] ) zich de (vrije) toegang tot de hal
waarin die skibaan zich bevond heeft/hebben verschaft en/of die skibaan in
werking heeft/hebben gesteld en/of tussen de bewegende delen van de skibaan
terecht is/zijn gekomen
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [persoon 1] en/of
[persoon 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten botbreuken en/of brandwonden
heeft/hebben bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte was ontstaan.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

Door de verdediging is vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte in de gegeven situatie geen zorgplicht had danwel geen zorgplicht heeft geschonden. Onder de gegeven omstandigheden was het ongeval bovendien niet voorzienbaar voor verdachte.

Vrijspraak.

Verdachte is eigenaar van een ski- en partycentrum in Eindhoven. Dat centrum bestaat uit een indoor skihal met skibanen waar skilessen worden gegeven en een aanliggende feestzaal met bar. De skihal is via een kleine gang - met een niet afgesloten deur - vanuit de feestzaal te bereiken.
Op 26 augustus 2017 vond er een feest plaats in de feestzaal. In de naast gelegen skihal zijn de kinderen [persoon 1] en [persoon 2] ten tijde van het feest ernstig gewond geraakt door - vermoedelijk - op de skibaan tussen de ronddraaiend bewegende mat en een vast gedeelte van de stellage terecht te komen. De kinderen hebben verschillende letsels opgelopen, waaronder tweede- en derdegraads brandwonden en botbreuken.
Verdachte wordt verweten dat het aan zijn schuld is te wijten dat de kinderen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Voor het aannemen van schuld dient sprake te zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Vereist is dat verdachte anders had kunnen én moeten handelen. Dit laatste vergt dat de gevolgen van het handelen van verdachte voorzienbaar voor hem moeten zijn geweest.
Of in een concreet geval sprake is van schuld wordt bepaald door de manier waarop schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier blijkt onvoldoende hoe de situatie ter plaatse was toen verdachte het partycentrum verliet, rond 18:30 uur, voordat het ongeval plaatsvond. Zo is bijvoorbeeld onbekend of er ten tijde van het gereedmaken van de ruimte door de organisatie van het feest al kinderen aanwezig waren en of er mensen van de organisatie, gasten en/of kinderen zich heen en weer bewogen tussen het partycentrum en de aangelegen skihal, omstandigheden die relevant zijn voor de voorzienbaarheid van een ongeval en de gevolgen daarvan. Daarbij is van belang dat volgens verdachte die avond de persoon met wie de huur van de feestzaal was overeengekomen, ter plaatse aanwezig was, dat deze persoon vaker de feestzaal had afgehuurd voor feesten of bijeenkomsten en dat verdachte al zo’n tien jaar regelmatig de feestzaal ter beschikking stelde aan min of meer dezelfde groep mensen, als de groep die op 26 augustus 2017 daarvan gebruik maakte, waarbij de gebruikers vaak ook geheel zelfvoorzienend waren, te weten zelf de zaal inrichtten en zelf voor eten en drinken zorgden. Daarom was verdachte daar ook niet altijd zelf aanwezig; verdachte verhuurde de feestzaal al meerdere jaren regelmatig op dezelfde wijze zonder problemen of ongevallen en vertrouwde erop dat er geen ongevallen zouden gebeuren.
Voorts is onvoldoende helder geworden of het de gebruikers bekend was of, dan wel in hoeverre, zij toegang hadden tot of gebruik mochten maken van de skihal. Eveneens is onbekend gebleven in hoeverre het gebruikelijk was dat – al dan niet in weerwil van de mogelijk tussen verdachte en huurder(s) gemaakte afspraak dat tijdens de huur van de feestzaal van de skihal geen gebruik mocht worden gemaakt – kinderen of andere personen niettemin gebruik maakten van de (gehele) skihal, en of er op 26 augustus 2017 volwassenen aanwezig waren in de skihal, terwijl daar kinderen aanwezig en/of aan het spelen waren.
Uit het dossier kan evenmin worden opgemaakt hoe het ongeval heeft plaatsgevonden en hoe de kinderen bekneld/gewond zijn geraakt. Zo heeft verdachte aangegeven dat de skibanen niet zomaar door een eenvoudige druk op een knop in werking kon worden gezet maar dat daartoe meerdere knoppen in een bepaalde volgorde moesten worden bediend, terwijl uit het onderzoek niet helder is geworden of dat die avond anders was. Details over de precieze toedracht van het ongeval en het ontstaan van het letsel ontbreken.
Alles overwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte in de gegeven omstandigheden van 26 augustus 2017 dermate onzorgvuldig of nalatig is geweest dat hem het ten laste gelegde strafrechtelijk verwijt van aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen kan worden gemaakt. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan hem is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De vorderingen van de benadeelde partijen [persoon 1] en [persoon 2] .

Nu verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, dienen de benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partijen kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvoor vrij.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen [persoon 1] en [persoon 2] :
Verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Dit vonnis gewezen door:
mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter,
mr. W.F. Koolen en mr. J.T.M. Groenendijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.A. Schipper, griffier,
en is uitgesproken op 28 december 2020