ECLI:NL:RBOBR:2020:6475

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
19/188E en 19/192
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschade als gevolg van de aanleg van een rondweg rond Haps

In deze einduitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 23 december 2020, worden twee zaken behandeld met betrekking tot planschade die voortvloeit uit de aanleg van een rondweg rond Haps. De rechtbank oordeelt dat de gemeente Cuijk, als verweerder, een goede reële prognose heeft gemaakt van de geluidsbelasting die het gevolg is van de aanleg van de rondweg. De eisers, die compensatie voor planschade vorderden, kregen in eerdere besluiten van de gemeente een tegemoetkoming in planschade toegekend, maar voerden aan dat deze bedragen onvoldoende waren. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 17 maart 2020 verweerder de gelegenheid gegeven om de gebreken in de eerdere besluiten te herstellen. Na het indienen van nieuwe besluiten door verweerder op 26 mei 2020, heeft de rechtbank vastgesteld dat de gebreken zijn hersteld en dat de nieuwe prognoses van de geluidsbelasting adequaat zijn. De rechtbank concludeert dat de beroepen van eisers tegen de eerdere besluiten gegrond zijn, maar dat de beroepen tegen de herstelbesluiten ongegrond zijn. De rechtbank bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht aan eisers moet vergoeden en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eisers, die gezamenlijk zijn vastgesteld op € 3.307,66. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 19/188E en SHE 19/192

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 december 2020 in de zaken tussen

1. [eisers] , te [woonplaats] , eisers 1
2. [eisers] , te [woonplaats] , eisers 2
(gemachtigde: mr. A.M.L. Josten),
gezamenlijk te noemen: eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, verweerder
(gemachtigde: W.M. van Rooij).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de provincie Noord-Brabant, te ’s-Hertogenbosch.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eisers 1 een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, onder vergoeding van de legeskosten van € 300,00.
Bij besluit van 5 april 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder aan eisers 2 een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 22.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, onder vergoeding van de legeskosten van € 300,00.
Bij aparte besluiten van 4 december 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van eisers 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/188, dat van eisers 2 onder zaaknummer SHE 19/192.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld op 4 februari 2020. Van eisers zijn [naam] en
verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en vergezeld van de deskundige
mr. T.A.P. Langhout. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft mr. Q.L.A. Kuijpers als deskundige meegenomen. De derde-partij is niet verschenen.
Bij tussenuitspraak van 17 maart 2020 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in de bestreden besluiten te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak nieuwe besluiten genomen op 26 mei 2020 (de herstelbesluiten). Eisers hebben hierop gereageerd. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder, in navolging van het advies van Tog Nederland, terecht bij de beoordeling van de schadefactor “verlies van uitzicht”, de mogelijkheid van het plaatsen van het geluidscherm in het nieuwe bestemmingsplan heeft betrokken. Verweerder heeft echter in navolging van het advies van Tog Nederland ten onrechte de mogelijkheid van het plaatsen van het geluidsscherm betrokken bij de beoordeling van het nadeel als gevolg van de gestelde toename van de geluidsbelasting. Hier moet een reële prognose worden gemaakt van de redelijkerwijs te verwachten geluidsbelasting. Deze prognose is niet gemaakt in de adviezen van Tog Nederland, die verweerder aan de bestreden besluiten ten grondslag heeft gelegd. Om de gebreken in beide besluiten te herstellen, moet verweerder een reële prognose maken van de redelijkerwijs te verwachten geluidsbelasting als gevolg van de planologische wijziging. Verweerder dient hierbij het besluit toekenning hogere grenswaarden te betrekken. Als verweerder denkt dat sprake is (of zal zijn) van een andere geluidsbelasting dan de geluidsbelasting in het besluit hogere grenswaarden, dan zal verweerder dit moeten motiveren.
3. In de herstelbesluiten heeft verweerder in de eerste plaats erkend dat de geluidsschermen niet zijn gebouwd en niet zullen worden gebouwd. Verweerder wil de gemeenteraad voorstellen de geluidsschermen weg te bestemmen. Op basis van een nader advies van Tog Nederland van 19 mei 2020 met een prognose van de geluidsbelasting heeft verweerder de waardevermindering als gevolg van de planologische wijziging voor het object [adres] op de peildatum vastgesteld op € 34.000,00. De waardevermindering als gevolg van de planologische wijziging voor het object [adres] op de peildatum heeft verweerder vastgesteld op € 26.000,00. Dit leidt dus in beide gevallen tot een hogere tegemoetkoming in planschade dan de tegemoetkoming die verweerder heeft toegekend in de eerdere besluiten. In afwijking van het advies van Tog Nederland heeft verweerder géén bedrag van € 1.000,00 respectievelijk € 500,00 in mindering gebracht op de tegemoetkoming, omdat vergoeding van een deel van de schade anderszins zou zijn verzekerd. In beide besluiten heeft verweerder een vergoeding toegekend voor de kosten van juridische bijstand in de bezwaarfase.
4. In hun reactie stellen eisers dat het standpunt van Tog Nederland over de verkeerssituatie (namelijk dat van een nadelige wijziging geen sprake is) onnavolgbaar is. Er komen verkeersbewegingen op de planologisch mogelijk gemaakte randweg bij met alle nadelige gevolgen van dien (geluidoverlast, luchtoverlast door fijnstof en trillinghinder). Ook de prognose over afname van verkeer op de Lokkantseweg komt volgens eisers niet overeen met de praktijk. Zij verwijzen hierbij naar een raadsinformatiebrief van 2 juli 2020 over de verkeersveiligheid aan de Lokkantseweg
5. De rechtbank stelt voorop dat het geschil na de tussenuitspraak is beperkt tot de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming in planschade na een reële prognose van de geluidsbelasting in de nieuwe planologische situatie. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat Tog Nederland in de bezwaarfase wel een reële prognose van de toename van de verkeersintensiteit heeft gegeven. In haar adviezen gaat Tog Nederland uit van nagenoeg dezelfde toename van het aantal verkeersbewegingen op de randweg als eisers. Tog Nederland gaat echter ook uit van een lichte daling van het verkeer op de Lokkantseweg, vooral op basis van gegevens uit een verkeersonderzoek bij de milieueffectrapportage over de randweg Haps. Eisers hebben geen concrete aanknopingspunten aangedragen voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen van Tog Nederland. Deze kunnen niet worden gevonden in de raadsinformatiebrief of de daaraan gehechte presentatie. De verkeersintensiteit waar Tog Nederland van uitgaat in de prognose, is hoger dan de resultaten van de verkeerstellingen in de presentatie. Verweerder mocht, wat dit aspect betreft, uitgaan van het advies van Tog Nederland.
6. Eisers vinden (in navolging van de door hen ingeschakelde deskundige) ook dat Tog Nederland ten onrechte heeft verzuimd om ten behoeve van de prognose de nulsituatie te beschrijven (voor wat betreft geluidhinder, stankhinder, fijnstof en trillingen). De nadere advisering is volgens hen dus niet inzichtelijk. Evenmin begrijpen zij waarom de aangepaste prognose zou leiden tot een aanpassing van de schade met 1% en niet meer.
7. Tog Nederland gaat niet uit van de aanwezigheid van geluidsschermen bij haar prognose. Tog Nederland gaat uit van een toename tot 53 Db respectievelijk 51 Db op de [adres] en [huisnummer] . Tog Nederland vindt bevestiging voor deze prognose in het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai ten behoeve van de aanleg van de Randweg N264 Haps uit 2014 en het besluit toekenning hogere grenswaarden. Vervolgens betrekt Tog Nederland deze toename alsmede een niet nader gespecificeerde toename in lichthinder, stankhinder, hinder door fijn stof en trillingen bij de bepaling van de waardevermindering.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in navolging van Tog Nederland kon volstaan met een reële prognose van de geluidsbelasting in de nieuwe planologische situatie op basis van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai ten behoeve van de aanleg van de Randweg N264 Haps uit 2014 en het besluit toekenning hogere grenswaarden. Eisers hebben deze prognose onvoldoende bestreden. Eisers hebben tegenover het standpunt van verweerder gesteld dat de toename van het geluid en de omvang van de schade te laag is ingeschat, maar niet uit een gezet waarom de prognose en de berekening van de schade door Tog onjuist zou zijn. De rechtbank is verder van oordeel dat de prognose van Tog voldoende inzichtelijk is, ook al is er géén nulsituatie vastgelegd (de rechtbank gaat ervan uit dat eisers willen dat ook de geluidsbelasting voor de peildatum wordt vastgelegd). Dit is in lijn met de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582. Het is niet noodzakelijk om terug te gaan in de tijd en vast te stellen wat de geluidsbelasting in de oude planologische situatie is geweest. Dat kan ook niet omdat de feitelijke geluidsbelasting niet relevant is, maar de geluidsbelasting als gevolg van hetgeen in de oude planologische situatie maximaal mogelijk was. Bij het in kaart brengen van de oude planologische situatie heeft Tog Nederland voldoende beschreven wat de planologische mogelijkheden waren en welke invloed deze mogelijkheden hadden op de waarde van de woningen van eisers. Tog Nederland hoefde evenmin een reële prognose te maken van de geluidsbelasting in de nieuwe planologische situatie, rekening houdend met geluidsschermen. Dat had Tog Nederland namelijk ook al gedaan in de eerdere adviezen en die adviezen waren nu juist gebrekkig. Tog Nederland heeft de andere vormen van hinder als gevolg van het verkeer op de randweg voldoende gespecificeerd. Tog Nederland kon volstaan met het benoemen van de toename van 1% in waardevermindering. Anders dan eisers is de rechtbank dus van oordeel dat het advies van Tog Nederland wel voldoende inzichtelijk is. Verweerder heeft hier zijn herstelbesluiten op kunnen baseren.
9. De rechtbank concludeert dat verweerder in de herstelbesluiten de gebreken heeft hersteld. Uit de tussenuitspraak volgt dat de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond zijn en dat die besluiten voor vernietiging in aanmerking komen. De beroepen tegen de herstelbesluiten zijn ongegrond.
10. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor beide eisers vast op € 1.837,50 (2 punten voor het indienen van twee beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van
€ 525,00 en een wegingsfactor 1). De rechtbank overweegt hierbij dat de gemachtigde van eisers na het indienen van de beroepen namens beide eisers is opgetreden. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat in de herstelbesluiten een vergoeding wordt toegekend voor de in de bezwaarfase gemaakte kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Eisers kunnen tevens aanspraak maken op een vergoeding van gemaakte deskundigenkosten in de beroepsfase van € 1.470,16.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluiten;
  • verklaart de beroepen tegen de herstelbesluiten ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,00 aan ieder van de eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers gezamenlijk tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. W. Heijninck en mr. J.A.W. Huijben, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 23 december 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.