ECLI:NL:RBOBR:2020:6424

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
01-145736-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld in vereniging, gepleegd door verdachte en medeverdachten

Op 21 december 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, waarbij geweld is gebruikt. De overval vond plaats op 4 april 2020 in Oss, waar het slachtoffer, een 55-jarige man, een afspraak had gemaakt met een minderjarige vrouwelijke medeverdachte via Tinder. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd met een nep-vuurwapen en ondervond hij fysiek geweld van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen de overval heeft gepleegd, waarbij een horloge, telefoon en portemonnee van het slachtoffer zijn weggenomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank weegt in haar oordeel de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de onderbouwing ontbrak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak op tegenspraak heeft behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.145736.20
Datum uitspraak: 21 december 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortejaar] 1999,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2020 en 7 december 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 augustus 2020.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 september 2020 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 april 2020 te Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (merk: Rolex) en/of een telefoon (merk: Iphone 11) en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gereden en/of
- (met deels gelaatsbedekkende kleding) de woning van die [slachtoffer] binnen is/zijn gegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of aan die [slachtoffer] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of
- met dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “jij neukt mijn zus, waar is het geld, geef je horloge, geef je telefoon”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
EN/OF
hij op of omstreeks 4 april 2020 te Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (merk: Rolex) en/of een telefoon (merk: Iphone 11) en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval van enig goed/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gereden en/of
- (met deels gelaatsbedekkende kleding) de woning van die [slachtoffer] binnen is/zijn gegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of aan die [slachtoffer] heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of
- met dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “jij neukt mijn zus, waar is het geld, geef je horloge, geef je telefoon”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt beschuldigd van het medeplegen van een woningoverval (afpersing dan wel diefstal met geweld in vereniging). Het 55jaar oude slachtoffer had een Tinder-afspraak gemaakt met een van de vrouwelijke medeverdachten en is in diens woning te Oss overvallen door verdachte en twee mannelijke medeverdachten.
Het standpunt van de officier van justitie.
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen de overval op slachtoffer [slachtoffer] heeft gepleegd. Verdachte heeft het feit bekend. Hij heeft echter verklaard zelf geen geweld te hebben aangewend richting het slachtoffer, maar dit is gelet op de verklaringen van enkele medeverdachten niet geloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de overval op [slachtoffer] . Volgens verdachte was tevoren afgesproken geen geweld te gebruiken. Verdachte heeft steeds verklaard dat hij zelf ook geen geweld heeft toegepast op [slachtoffer] .
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de overval op de heer [slachtoffer] . Hij heeft zijn aandeel bekend, met uitzondering dat hij zelf geweld heeft toegepast. Dit deel van de verklaring van verdachte acht de rechtbank echter niet geloofwaardig. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben immers zonder voorbehoud verklaard dat verdachte ook gewelddadig is geweest richting aangever. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage (bijlage 1). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 4 april 2020 te Oss, tezamen en in vereniging met anderen, een horloge (merk: Rolex) en een telefoon (merk: Iphone 11) en een portemonnee met inhoud, die toebehoorden aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestonden dat verdachte en haar mededaders
- naar de woning van die [slachtoffer] zijn gereden en
- (met deels gelaatsbedekkende kleding) de woning van die [slachtoffer] binnen zijn gegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] hebben gericht en aan die [slachtoffer] hebben voorgehouden en getoond en
- met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] hebben geslagen en
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [slachtoffer] hebben geduwd en daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden hebben toegevoegd: “jij neukt mijn zus, waar is het geld, geef je horloge, geef je telefoon”.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering
  • deelname aan een ambulante behandeling
  • een contactverbod met [medeverdachte 2]
  • een locatieverbod (met politietoezicht)
  • meewerken aan middelencontrole.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat in onderhavige zaak het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast, gelet op onder meer het feit dat verdachte erg beïnvloedbaar en impulsief is, dat hij is gediagnosticeerd met ODD en ADHD, dat hij werd begeleid door het Jongerenpunt en dat hij gemotiveerd is voor begeleiding.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Met betrekking tot het verzoek om het adolescentenstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte was ten tijde van de overval 20 jaar; hij was derhalve de leeftijd voor het jeugdstrafrecht ruim gepasseerd. De rechtbank is van oordeel dat er bij de leeftijd van 20 jaar bijzondere redenen moeten zijn die berechting onder het jeugdstrafrecht noodzakelijk maken. Uitgangspunt blijft immers dat jongvolwassenen die ouder zijn dan 18 jaar volgens het commune strafrecht worden veroordeeld. De rechtbank ziet onvoldoende redenen om van dit uitgangspunt af te wijken. Vooropgesteld wordt dat verdachte betrokken is bij een zeer ernstig feit waar doorgaans jarenlange gevangenisstraffen worden opgelegd. Berechting onder het jeugdstrafrecht leidt bij ernstige delicten meestal tot een aanmerkelijk lichtere bestraffing. De maximum jeugdgevangenisstraf is immers twee jaar. Toepassing van jeugdstrafrecht is bij een ernstig delict als het onderhavige maatschappelijk gezien slechts aanvaardbaar wanneer toepassing van het jeugdstrafrecht uit pedagogisch oogpunt niet alleen gewenst, maar ook noodzakelijk is. Dit is de rechtbank niet gebleken. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om het adolescentenstrafrecht niet toe te passen. De rechtbank sluit zich aan bij dat advies en ziet in de door de raadsman aangevoerde feiten en omstandigheden geen reden om in het onderhavige geval het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft wat betreft strafoplegging voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. Er was een vooropgezet plan om het slachtoffer te chanteren.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft via Tinder contact gezocht met aangever, er zijn vervolgens zeer expliciete seksueel getinte app-/chatberichten naar elkaar verzonden en daarna is de afspraak gemaakt dat aangever haar zou ophalen in Tilburg en dat zij samen naar zijn woning in Oss zouden gaan.
Wat aangever niet wist, was dat medeverdachte [medeverdachte 1] samen met de medeverdachten het plan had bedacht om aangever te chanteren. [medeverdachte 1] zou tijdens deze autorit aan aangever vertellen dat zij in werkelijkheid pas 15 jaar oud was en zij zou dit gesprek met aangever in het geheim opnemen. Nadat aangever haar naar zijn woning had gebracht, zou één van haar medeverdachten haar bellen. [medeverdachte 1] zou dan tegen aangever zeggen dat zij werd gebeld door haar moeder en dat zij dit gesprek daarom vanwege haar privacy buiten de woning wilde voeren. Aldus zou zij de voordeur kunnen openmaken zodat de drie mannelijke medeverdachten de woning konden betreden, waarna zij aangever met de geheime audio-opname zouden confronteren. Aangever zou vervolgens worden verteld dat er aangifte zou worden gedaan bij de politie omdat hij een seksafspraak had gemaakt met een minderjarige, maar dat hij dit kon afkopen.
Eén van de medeverdachten nam een nep-vuurwapen mee toen zij op pad gingen. Verdachte wist dit.
Uiteindelijk verliep het die avond anders doordat verdachte en zijn twee mannelijke medeverdachten onmiddellijk na binnenkomst in de woning grof en intimiderend geweld jegens aangever gebruikten: aangever werd op de bank geduwd en met het nepvuurwapen op zijn hoofd geslagen. Zijn Rolex-horloge werd van zijn pols getrokken en de loop van het nepvuurwapen werd in de mond van aangever geduwd. Toen aangever zich verzette en wilde vluchten volgde een worsteling, waarbij opnieuw geweld jegens aangever is gebruikt. Verdachten hebben, naast het Rolex-horloge, de telefoon van aangever en zijn portemonnee weggenomen.
De woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een woningoverval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Dit blijkt ook wel uit de voorgelezen slachtofferverklaring tijdens de terechtzitting. Het slachtoffer en zijn kinderen voelen zich niet meer veilig in hun eigen huis. Ook heeft de overval veel lichamelijke en psychisch gevolgen voor het slachtoffer. Daarnaast was de Rolex die is weggenomen van grote emotionele waarde voor het slachtoffer. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De verdachten hebben met die gevoelens geen rekening gehouden toen zij besloten om op deze gewelddadige manier aan geld te willen komen.
De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte al enkele dagen voor de overval betrokken is geweest bij de voorbereiding van het plan. Daarnaast heeft verdachte de vrouwelijke minderjarige medeverdachten opgehaald. Ook is hij te horen op de proefopname die is gemaakt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij niet eerder voor dit soort feiten in contact is gekomen met politie en justitie en dat hij 20 jaar oud was ten tijde van het delict.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een “overval woning met licht geweld/bedreiging”, een gevangenisstraf ter hoogte van 3 jaar onvoorwaardelijk.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf straf voor een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal (zullen) na te noemen bijzondere voorwaarde(n) worden gekoppeld. De rechtbank is van oordeel dat de bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn om verdachte op bepaalde gebieden begeleiding en ondersteuning te bieden om zo recidive in de toekomst te kunnen voorkomen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De gemachtigde van de benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting in dier voege gewijzigd dat de dagwaarde van het weggenomen Rolex horloge hoger is dan het aankoopbedrag van € 6.350,- , namelijk € 10.500,- en dat twee nieuwe kentekenbewijzen € 178,- hebben gekost. De totale schade bedraagt volgens de gemachtigde derhalve € 10.678,- verminderd met € 2.500,- (het door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerde schadebedrag) is € 8.178,-
Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie kan de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.028,- hoofdelijk worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De gemachtigde van de benadeelde partij heeft erg wisselend over de dagwaarde van het weggenomen Rolex horloge verklaard. Ter terechtzitting stelt zij dat de dagwaarde van het Rolex horloge op 4 april 2020 € 10.500,- zou zijn. Niet duidelijk is waarop zij haar mening baseert dat het Rolex horloge in waarde is gestegen. Nu zij haar vordering niet onderbouwt met taxatierapporten en het een onevenredige belasting is voor het strafgeding om dit nader te onderzoeken behoort de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Beoordeling door de rechtbank.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van alle posten van de vordering, nu de bewijstukken ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich meldt binnen 48 uur na het ingaan van zijn [invrijheidstelling] bij de Reclassering Nederland, [adres 2] Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen.
De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
- dat veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en laat zich indien geïndiceerd behandelen en begeleiden door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Donkersloot, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. J.T.M. Groenendijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.A. Schipper, griffier,
en is uitgesproken op 21 december 2020.