4.4.Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het college terecht heeft besloten dat de aanvraag van eiseres niet voldoet aan het onder 4. genoemde vereiste. Gelet hierop hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de aanvraag van eiseres tevens terecht is afgewezen op het niet voldoen aan de overige onder 1.2. genoemde vereisten. De vereisten zijn immers cumulatief geformuleerd. Dat betekent dat nu aan één van de vereisten niet is voldaan, het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, in zoverre standhoudt. De beroepsgrond faalt.
5. De beroepsgronden van eiseres, dat het college over onvoldoende expertise beschikt om een aanvraag als hier aan de orde te kunnen beoordelen en dat de rol van de BOM onduidelijk is, zijn door het college gemotiveerd weersproken. Gelet daarop lag het op de weg van eiseres om bewijs van haar stellingen te leveren. Dat heeft eiseres onvoldoende gedaan. De verwijzing naar de expertise van haar bestuurder onderbouwt slechts dat hij over bepaalde expertise beschikt en niet dat het college daar niet over beschikt. Verder heeft het college inzichtelijk toegelicht hoe het, al dan niet met behulp van de BOM, over de benodigde expertise beschikt om aanvragen als hier aan de orde te kunnen beoordelen. De beroepsgronden slagen niet.
6. Eiseres stelt in haar aanvullend beroepschrift dat het college haar aanvraag heeft afgewezen door die te vergelijken met andere (wel gehonoreerde) aanvragen en in strijd met artikel 3.7, vierde lid, van de Subsidieregeling geen loting heeft toegepast. Ook stelt zij dat bij de afwijzing een rol heeft gespeeld dat haar bestuurder wordt verdacht van valsheid in geschrifte in het kader van een andere subsidieaanvraag van een andere besloten vennootschap waar hij ook bestuurder van is. Dit alles blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de motivering van het primaire en het bestreden besluit en de stellingen van eiseres zijn verder door het college op de zitting gemotiveerd bestreden. De beroepsgronden falen.
7. Het openbaarmakingsverzoek van eiseres valt om de door het college gegeven redenen, zoals weergegeven onder 3., buiten de omvang van het geding.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. S.D.M. Michael en mr. L.J.M. Timmermans, leden, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 18 december 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op: