ECLI:NL:RBOBR:2020:6287

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
351750 / HA ZA 19-689
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over afrekening elektriciteit tussen netbeheerder en programmaverantwoordelijke

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, betreft het een geschil tussen een regionale netbeheerder, aangeduid als [eiseres], en de programmaverantwoordelijke Essent Sales Portfolio Management B.V. over de afrekening van elektriciteit. De netbeheerder stelt dat er meer elektriciteit is afgenomen door verbruikers dan oorspronkelijk was opgegeven, wat heeft geleid tot een onbalans in het net. De netbeheerder is verplicht om de ontbrekende elektriciteit in te kopen en vordert compensatie van Essent. De rechtbank behandelt de procedure die voorafging aan het vonnis, inclusief tussenvonnissen en mondelinge behandelingen, en de feiten die hebben geleid tot de vordering van de netbeheerder. De rechtbank oordeelt dat de meetgegevens die door de meetverantwoordelijke zijn aangeleverd, door de netbeheerder niet op juistheid hoeven te worden gecontroleerd. Essent's beroep op verjaring en ongerechtvaardigde verrijking wordt verworpen. De rechtbank concludeert dat de verrekenvoorstellen niet definitief zijn geworden, omdat Essent niet tijdig heeft gereageerd. De vordering van de netbeheerder wordt gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de drempelwaarde voor verrekening zoals vastgelegd in Issue IC011b. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan voor de berekening van het te betalen bedrag door Essent.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/351750 / HA ZA 19-689
Vonnis van 9 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.E. Janssen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT SALES PORTFOLIO MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. I. Brinkman te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Essent genoemd worden.

1.Inleiding

Het gaat in deze zaak om de levering van elektriciteit. Tussen [eiseres] als netbeheerder van een regionaal elektriciteitsnet en Essent als programmaverantwoordelijke is een geschil ontstaan over de meetgegevens aan de hand waarvan de door een aantal afnemers afgenomen hoeveelheid elektriciteit wordt vastgesteld. Volgens [eiseres] kloppen die meetgegevens niet. Er is meer elektriciteit afgenomen dan in eerste instantie is vastgesteld. [eiseres] was als regionale netbeheerder verplicht om de ontbrekende hoeveelheid elektriciteit in te kopen en op het net te laten invoeden. [eiseres] wil daarvoor financieel gecompenseerd worden door Essent.

2.De procedure in conventie en in reconventie

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 februari 2020,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 september 2020, met de daarin genoemde stukken,
  • de reactie op het proces-verbaal van mr. Brinkman namens Essent van 26 oktober 2020.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten in conventie en in reconventie

3.1.
[eiseres] is een regionale netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet. Als netbeheerder beheert zij het elektriciteitsnet in onder meer een groot deel van de Randstad. [eiseres] moet als netbeheerder derden voorzien van aansluitingen op de door haar beheerde netten en zij is verantwoordelijk voor een veilig en betrouwbaar transport van elektriciteit over die netten.
3.2.
Een afnemer van elektriciteit is – samengevat – iedereen die beschikt over een aansluiting op het elektriciteitsnet. Elke aansluiting wordt geïdentificeerd door een unieke zogenoemde EAN-code. Een afnemer die een aansluiting wil, sluit daarvoor een aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder.
3.3.
Een afnemer is verplicht ervoor te zorgen dat op zijn aansluiting(en) de wettelijk vereiste meetinrichting aanwezig is en dat met deze meetinrichting het verbruik correct en tijdig wordt vastgesteld en tijdig en correct wordt doorgegeven aan de netbeheerder ( [eiseres] ). Deze meetverantwoordelijkheid moet worden uitgevoerd door een erkend meetbedrijf. In dit geval is dat (de voorganger van) [A] . (hierna: [A] ).
3.4.
De aan het net onttrokken hoeveelheid elektriciteit moet steeds in balans zijn met de door producenten daarop ingevoede hoeveelheid. Om dit in goede banen te leiden is wettelijk geregeld dat een afnemer programmaverantwoordelijkheid draagt voor zijn aansluiting(en). Dat betekent dat de afnemer dagelijks de verwachte afname of invoeding van elektriciteit op het net – het zogenoemde programma – moet aangeven bij de beheerder van het landelijke hoogspanningsnet TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT). Programmaverantwoordelijkheid kan door de afnemer worden overgedragen aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die door TenneT als programmaverantwoordelijke is erkend. Voor de aansluitingen waar het in deze zaak om gaat is Essent de programmaverantwoordelijke.
3.5.
Als blijkt dat het opgegeven programma afwijkt van de daadwerkelijk afgenomen hoeveelheid elektriciteit, dient TenneT het elektriciteitsproductievermogen aan te passen om onbalans in het net te voorkomen. Als er meer elektriciteit is afgenomen dan opgegeven in het programma, moet de programmaverantwoordelijke het teveel aan elektriciteit bijkopen.
3.6.
Het proces met betrekking tot de uitwisseling van meetgegevens tussen de verschillende bij de levering van elektriciteit betrokken partijen was in de periode waar het hier om gaat neergelegd in de Meetcode Elektriciteit (nu: Informatiecode Elektriciteit en gas en de Netcode Elektriciteit).
In artikel 4.1.2. van de Meetcode Elektriciteit staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“De netbeheerder bewaakt de ontvangst van meetgegevens van aangeslotenen, die hij op grond van hoofdstuk 3 van deze regeling van de desbetreffende erkende meetverantwoordelijken moet ontvangen. Bij geconstateerde tekortkomingen informeert de netbeheerder de erkende meetverantwoordelijke en stelt hij de erkende meetverantwoordelijke zonodig in gebreke.(…)”
Artikel 6.3.1.2. Informatiecode elektriciteit en gas luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De netbeheerder bewaakt, mede op basis van zijn aansluitingenregister, de ontvangst van meetgegevens van aansluitingen, die hij op grond van paragraaf 6.2 van deze code van de desbetreffende meetverantwoordelijken moet ontvangen op volledigheid. Bij geconstateerde tekortkomingen informeert de netbeheerder de meetverantwoordelijke en stelt hij de desbetreffende meetverantwoordelijke zonodig in gebreke. Indien de meetverantwoordelijke de eventueel geconstateerde tekortkomingen zoals bedoeld in 6.3.2.1 niet opheft (…)”
Artikel 6.3.2.1. Informatiecode elektriciteit en gas luidt als volgt:
“De netbeheerder controleert telkens onmiddellijk na afloop van de in 6.2.2.2 en 6.2.2.3 genoemde termijnen en op basis van zijn aansluitingenregister de ontvangst van meetgegevens van aansluitingen, die hij van de desbetreffende meetverantwoordelijken heeft ontvangen, op volledigheid aan de hand van de volgende criteria:
Voor een aansluiting uit het aansluitingenregister zijn van de daar vermelde meetverantwoordelijke geen meetgegevens ontvangen;
De voor een aansluiting ontvangen meetgegevens passen naar het oordeel van de netbeheerder niet bij de capaciteit van de desbetreffende aansluiting;
Een meetverantwoordelijke levert meetgegevens aan van een aansluiting waarvoor in het aansluitingenregister een andere meetverantwoordelijk staat vermeld;
Voor een aansluiting hanteert de meetverantwoordelijke een langere periode voor het schatten van meetgegevens dan volgens 5.4 van de Meetcode elektriciteit is toegestaan.”
3.7.
Op basis van de definitief geworden meetgegevens vindt de allocatie plaats van de hoeveelheden elektriciteit die op de betreffende dag zijn uitgewisseld via de aansluitingen. De allocatie is onderdeel van het proces om te bereiken dat de boekhoudingen van de meetverantwoordelijke, de netbeheerder, de leverancier en de programmaverantwoordelijke op elkaar aansluiten.
3.8.
Voor het geval er fouten worden geconstateerd in de meetgegevens nadat die definitief zijn geworden hebben de marktpartijen op de energiemarkt die zijn verenigd in de NEDU (Nederlandse Energie Data Uitwisseling) een regeling getroffen, in achtereenvolgens Issue IC011 1.0, 2.0 en 3.0. In dit geval gaat het om Issue IC011 2.0, meer specifiek IC011B
‘Verrekenen allocatiefouten individueel gealloceerde aansluitingen’. (Inmiddels is die regeling ondergebracht in de Informatiecode Elektriciteit en gas.)
3.9.
De voor de beoordeling van het geschil relevante passages uit versie 2.0 van Issue IC011B zijn de volgende:
“(…)
Belangrijk uitgangspunten van de Nederlandse wetgeving (…) voor issue IC011 b zijn:
- redelijkheid en billijkheid
o geen onbedoelde verrijking toegestaan
(…)
Bovenstaand is aangegeven dat de huidige werking van het allocatie- en reconciliatieproces er onvoldoende voor zorgt dat in alle gevallen aan boven genoemde uitgangspunten wordt voldaan. In dit deelissue wordt beschreven hoe de financiële afwikkeling tussen marktpartijen dient plaats te vinden, indien na de D+10 allocatie er een volumeverschil wordt geconstateerd tussen het feitelijk verbruik en het verbruik dat in de allocatie is meegenomen. Zodat recht kan worden gedaan aan boven genoemde uitgangspunten.
(…)
Oplossing:
(…)
In dit issue [is] de verrekening tussen PV [programmaverantwoordelijke, Rb] en RNB [netbeheerder, Rb] vorm gegeven. (…)
(…)
Elke partij RNB of PV zal bij de andere partij zijn vorderingen indienen. (…) Met inachtneming van volgende sector uitgangspunten:
er wordt minimaal eenmaal per jaar verrekend.
partijen verrekenen per verbruiksmaand/kwartaal/jaar alle betrokken EAN’s in een keer.
Er wordt tenminste drie maanden gewacht voordat er een maand wordt afgerekend tussen partijen.
Als een partij niet binnen 6 weken aan de ander partij laat weten dat hij de vordering voor EAN XYZ bestrijdt accepteert hij de vordering van de andere partij.
Als een periode is afgerekend en een MV [meetverantwoordelijke, Rb] stelt toch nieuwe meetwaarden voor een of meerdere aansluitingen vast, dan worden de hierdoor ontstane volume verschillen alsnog tussen partijen afgerekend.
In geval van dispuut over welke meetdata de juiste meetwaarden bevat, zal de verantwoordelijke MV gevraagd worden opnieuw de juiste data te communiceren. Bij een enkele uitzondering zal zonodig alsnog het overleg tussen klant, MV, Leverancier, PV en RNB plaatsvinden om de juiste meetdata overeen te komen.
(…)
BIJLAGE: Uniforme verrekenafspraken, juni 2009
Situatieschets:
  • Issue IC011B is per 17 december 2008 in de ALV NEDU geaccordeerd;
  • IC011B geeft een ruim kader waarbinnen bilaterale afspraken kunnen worden gemaakt;
  • Bespreking tussen RNB’s en PV-partijen wijst uit dat een aantal partijen bij nader inzien uniforme afspraken wenst m.b.t. de verrekenvariabelen. (…)
Afspraken:
Alle partijen besluiten tot uniforme verrekenvariabelen. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Proces
  • De RNB dient maandelijks, in de eerste week, bij de PV een overzicht in van te verrekenen volumes. Hiervoor wordt het vastgestelde (aangevulde) Excel-format gebruikt. Er wordt een wachttijd in acht genomen, dat is de periode tussen de betreffende verbruiksmaand en de maand waarover het verrekenschema gaat.
  • De PV reageert binnen de afgesproken reactietermijn op het overzicht. Hierbij kan het gaan om accordering en indien nodig verbeteringen en/of aanvullingen.
  • Voor zowel de te verrekenen verschillen als voor de periodieke factuur geldt een ondergrens
  • Als na de reguliere maandelijkse verrekening van verschillen, maar uiterlijk 5 jaar na de verbruiksperiode, voor een aansluiting alsnog nieuwe meetwaarden worden vastgesteld, komen deze in aanmerking voor verrekening als het financiële belang een drempelwaarde overschrijdt (een zgn. hardheidsclausule). Lopende gevallen waarvan de onderzoekstermijn de vijf jaar overschrijdt, verjaren niet.
Variabelen
Variabele
Waarde
Argumentatie
Wachttijd in maanden
6
Er is een waarde gekozen waarbij de bulk van de correctie heeft plaatsgevonden. Voorbeeld: het overzicht over januari komt bij een wachttijd van 6 maanden in de eerste week van augustus
Reactietermijn PV
1 kalendermaand
Rectie vindt plaats voordat volgende verrekenmaand start
Ondergrens verschillen
100 kWh
Ondergrens met name ivm afrondingsverschillen
Ondergrens periodieke factuur
1000 euro
Factuurbedrag staat in verhouding tot inspanning
Drempelwaarde verrekenbare verschillen na reguliere verrekening allocatiefouten
10.000 euro
Deze speciale gevallen vragen extra inspanning en moeten daarom voldoende materieel zijn
(…)”
3.10.
In versie 3.0 van IC011B staan de volgende voor de beoordeling van het geschil relevante passages:
“(…)
Situatieschets
(…)
  • IC011B geeft een ruim kader waarbinnen bilaterale afspraken kunnen worden gemaakt;
  • Uit een evaluatie onder RNB’s en PV’s is gebleken, dat er behoefte is aan enkele aanpassingen;
(…)
In de huidige versie (2.0) van de IC011B is het tijdschema van verrekening gekoppeld aan de verbruiksmaand. Als gevolg hiervan worden correcties, die een langere periode dan een verbruiksmaand betreffen, niet in één keer behandeld, maar verdeeld over een aantal procesmaanden. De drempelwaarde voor verrekening wordt telkens per individuele maand toegepast. De huidige versie van IC011B stelt, dat partijen minimaal één keer per jaar moeten verrekenen. Een aantal partijen ervaart dit als verwarrend.
Oplossing:
(…) De werkgroep stelt voor om per aansluiting alle verschillen, die in een bepaalde maand zijn geconstateerd en die een aaneengesloten periode betreffen, tegelijkertijd – als geheel “geval” – te gaan behandelen. De drempelwaarde voor verrekening wordt voortaan op deze aaneengesloten periode als geheel toegepast. (…)”
3.11.
Volgens [eiseres] heeft de meetverantwoordelijke, [A] , geconstateerd dat zij in de periode 2009-2012 meetfouten heeft gemaakt. [A] heeft dat vastgesteld nadat de meetgegevens definitief waren geworden. De afnemers hebben minder elektriciteit gekocht dan zij daadwerkelijk hebben verbruikt. [eiseres] heeft daarom een claim ingediend bij Essent.
3.12.
Essent heeft in een e-mailbericht van 15 juni 2016 aan [eiseres] meegedeeld dat zij vooralsnog de claim van [eiseres] afwijst.
3.13.
[eiseres] heeft als reactie daarop bij e-mailbericht van 15 juni 2016 aan Essent meegedeeld dat zij de allocatiefouten conform IC011b heeft verwerkt in verrekenoverzichten en tijdig aan Essent heeft aangeboden. Essent heeft hier nooit inhoudelijk op gereageerd, anders dan met de mededeling dat zij niet akkoord is. [eiseres] deelt mee in verband met de allocatiefouten een factuur te zullen sturen aan Essent en kondigt aan rechtsmaatregelen te zullen nemen als de factuur niet binnen de daarop vermelde termijn wordt voldaan.
3.14.
Op 16 juni 2016 heeft [eiseres] een factuur gestuurd aan Essent voor een bedrag van € 1.161.079,95, met als omschrijving ‘PV verrekening IC011b’. PV staat daarin voor projectverantwoordelijke. Verder staat er als toelichting op vermeld: “Inzake het verrekenen van allocatiefouten over individueel gealloceerde aansluitingen betreffende de periode 2009 t/m 2012, brengen wij, conform eerder aangeboden verrekenvoorstellen én het uitblijven van een inhoudelijke reactie ondanks herhaaldelijk verzoek, het volgende in rekening.”
3.15.
Op 1 juli 2016 heeft [eiseres] een betalingsherinnering naar Essent gestuurd, gevolgd door een sommatie en ingebrekestelling op 16 augustus 2016.
3.16.
Bij brief van 19 september 2016 heeft Essent de vordering van [eiseres] betwist. Essent betwist de gecorrigeerde meetgegevens en vraagt om een nadere onderbouwing. Voor zover sprake is van vorderingen die meer dan vijf jaar geleden zijn ontstaan, doet zij een beroep op verjaring. Verder betwist Essent dat [eiseres] schade heeft geleden. Voor zover [eiseres] wel schade in de vorm van netverlies heeft geleden, dan heeft zij daarvoor compensatie gekregen via de gereguleerde transporttarieven. Betaling van de vordering van [eiseres] zou dan betekenen dat zij ongerechtvaardigd wordt verrijkt.
3.17.
Op 28 november 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. Daarbij heeft Essent gereageerd op de meetcorrectierapporten die [eiseres] op 24 november 2016 had toegestuurd. Naar aanleiding daarvan zijn nieuwe meetcorrectierapporten opgesteld, die [eiseres] op 20 september 2018 aan Essent heeft verstrekt.
3.18.
Essent heeft op 18 februari 2019 een brief gestuurd naar [eiseres] waarin zij reageert op de nieuwe meetcorrectierapporten. In een bijlage bij die brief heeft Essent aangegeven welke ‘anomalieën’ zij heeft vastgesteld.
3.19.
Bij brief van 27 maart 2019 heeft [eiseres] gereageerd op de ‘anomalieën’.
3.20.
Partijen zijn er niet uitgekomen en uiteindelijk heeft [eiseres] Essent gedagvaard.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis – zakelijk weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Essent veroordeelt tot betaling van € 1.132.192,00, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, wegens niet-nakoming van haar bindende IC011b-marktafspraken, te vermeerderen met wettelijke rente,
Subsidiair
Essent veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 1.132.192,00, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, wegens onrechtmatige daad, te vermeerderen met wettelijke rente,
Primair en subsidiair
Essent veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] legt aan de primaire vordering ten grondslag dat Essent de IC011b-marktafspraken niet is nagekomen. In de IC011b is neergelegd hoe de financiële afwikkeling tussen marktpartijen moet plaatsvinden als er na de definitieve allocatie (D+10) een volumeverschil wordt geconstateerd tussen het feitelijk verbruik en het verbruik dat in de allocatie is meegenomen. Er moet verrekend worden tegen zogenoemde reconciliatieprijzen. Essent weigert daaraan te voldoen. Aan de subsidiaire vordering legt [eiseres] ten grondslag dat Essent onrechtmatig handelt. [eiseres] is als netbeheerder wettelijk verplicht om netverlies te compenseren. Een deel van de door [eiseres] ingekochte elektriciteit wordt aangewend voor compensatie van netverlies. De daarmee gemoeide kosten moeten worden verhaald op de partij aan wie het administratief netverlies kan worden toegerekend. Omdat Essent weigert te betalen, kunnen de kosten niet worden verhaald. Omdat [eiseres] geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het ontstaan of beperken van het netverlies, is dat onredelijk en lijdt [eiseres] schade.
4.3.
Essent voert verweer, waarop de rechtbank, voor zover van belang, hierna zal ingaan.
in reconventie
4.4.
In reconventie vordert Essent veroordeling van [eiseres] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis tot betaling van de wettelijke rente over een aantal facturen die Essent bij [eiseres] in rekening heeft gebracht, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente, en de nakosten.
4.5.
Essent legt aan de vordering in reconventie ten grondslag dat zij in haar brief van 18 februari 2019 betaling heeft gevorderd van [eiseres] van een aantal facturen met betrekking tot de levering van elektriciteit in 2013 tot en met 2018. [eiseres] heeft de hoofdsom van de facturen, € 103.867,61 voldaan, maar niet de verschuldigde wettelijke rente. [eiseres] moet die dus nog betalen.
4.6.
[eiseres] heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Uitgangspunt voor de beoordeling van de vorderingen
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De ketenpartners die betrokken zijn bij de levering van elektriciteit hebben een systeem in het leven geroepen waarmee allocatiefouten kunnen worden verrekend, dat is Issue IC011b. De ketenpartners zijn aan dat systeem gebonden. Dat is tussen partijen niet in geschil.
In dit systeem vindt de verrekening van allocatiefouten plaats aan de hand van de nieuwe meetwaarden die door de meetverantwoordelijke (hier: [A] ) worden vastgesteld. Deze meetwaarden worden door middel van een E65-bericht gecommuniceerd aan de netbeheerder (hier: [eiseres] ). De meetverantwoordelijke stelt ook meetcorrectierapporten op. De correcties die daarin staan moeten overeenstemmen met de E65-berichten. Vervolgens is het aan de netbeheerder om op basis van de E65-berichten een correctievoorstel te doen aan de programmaverantwoordelijke (hier: Essent).
5.2.
Volgens Essent moet de netbeheerder, [eiseres] , de (nieuw) ontvangen meetgegevens op juistheid controleren en bij geconstateerde tekortkomingen de meetverantwoordelijke [A] informeren en zo nodig in gebreke stellen. Dat volgt volgens Essent uit artikel 4.1.2. van de Meetcode elektriciteit en de opvolger daarvan, artikel 6.3.1.2. Informatiecode elektriciteit en gas. [eiseres] betwist dit.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 4.1.2. Meetcode elektriciteit schrijft niet meer voor dan dat de netbeheerder de ontvangst van de meetgegevens bewaakt. Dat is ook het standpunt van [eiseres] . Dat de netbeheerder de gegevens ook op juistheid moet controleren blijkt niet uit het artikel. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Essent gesteld dat artikel 4.1.2. breder moet worden gelezen dan [eiseres] doet, maar zij heeft dit niet kunnen motiveren. Op vragen van de rechtbank heeft mr. Brinkman namens Essent verklaard dat het om zijn eigen uitleg van artikel 4.1.2. van de Meetcode elektriciteit gaat.
5.4.
Ook het beroep op artikel 6.3.1.2. Informatiecode elektriciteit en gas kan Essent niet baten. Artikel 6.3.1.2. schrijft voor dat de netbeheerder de ontvangst van de meetgegevens die hij op grond van de Informatieode elektriciteit en gas moet ontvangen, moet bewaken op
volledigheid. Het artikel schrijft niet voor dat de gegevens op juistheid moeten worden gecontroleerd. Artikel 6.3.2.1. bepaalt waaruit de controle op volledigheid van de ontvangen gegevens moet bestaan. Het controleren van de meetgegevens op juistheid valt daar niet onder, met uitzondering van het geval als bedoeld onder b), als de meetgegevens naar het oordeel van de netbeheerder niet passen bij de capaciteit van de aansluiting. Dat dit in deze zaak aan de orde is, is gesteld noch gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiseres] uit mag gaan van de meetgegevens die zij van [A] ontvangt. Dat betekent dat het aan Essent is om gemotiveerd te stellen wat er niet klopt aan de meetgegevens, de meetcorrectierapporten en de daarop gebaseerde correctievoorstellen.
Essent erkent een bedrag van € 46.957,20 te moeten betalen
5.5.
Volgens Essent bestaat de vordering van [eiseres] uit twee delen. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen correctievoorstellen binnen wat Essent aanduidt met ‘de reguliere termijn’ van Issue IC011b en correctievoorstellen buiten die termijn. Correctievoorstellen binnen de reguliere termijn zijn volgens Essent correcties die worden ingediend na de in Issue IC011b genoemde wachttijd van zes maanden na de maand waarop het voorstel betrekking heeft (de verbruiksmaand). De reguliere termijn is dus de verbruiksmaand plus zes maanden. Correctievoorstellen die daarna worden ingediend zijn buiten de reguliere termijn.
5.6.
Volgens Essent is in dit geval met de correcties die binnen de reguliere termijn vallen een bedrag gemoeid van € 46.957,20. Essent is bereid dit te betalen. [eiseres] heeft inhoudelijk niet op het erkende bedrag gereageerd. De rechtbank zal in ieder geval dit deel van de vordering van [eiseres] toewijzen. Voor het overige ziet de vordering volgens Essent op meetfouten buiten de reguliere termijn. Door [eiseres] is dit niet weersproken. Ter zitting is dit door [eiseres] juist erkend. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het overige deel van vordering – waar dus nog discussie over is – alleen ziet op meetfouten buiten de reguliere termijn.
Het beroep van Essent op verjaring slaagt niet
5.7.
Volgens Essent zijn de vorderingen van [eiseres] verjaard voor zover die betrekking hebben op meetgegevens die zij pas op 24 juni 2015 met Essent heeft gedeeld, dan wel waarop zij zich beroept in haar brieven aan Essent van 16 juni 2016 dan wel 1 juli 2016, dan wel in de tussenliggende periode aan Essent verstrekte bestanden, die ouder zijn dan vijf jaar en waarover zij redelijkerwijs langer dan vijf jaar terug Essent had kunnen informeren. Dit verweer slaagt niet.
5.8.
IC011b, bijlage B, bepaalt dat nieuwe meetwaarden tot uiterlijk 5 jaar na de verbruiksperiode in aanmerking komen voor verrekening (als het financiële belang een drempelwaarde van € 10.000 overschrijdt). Lopende gevallen waarvan de onderzoekstermijn de vijf jaar overschrijdt, verjaren niet. In deze zaak gaat het om meetcorrecties over de periode 2009-2012. De oudste verbruiksperiode, januari 2009, komt dan tot januari 2014 in aanmerking voor verrekening. De jongste verbruiksperiode, december 2012, tot december 2017. [eiseres] wijst erop dat uit de overgelegde correspondentie duidelijk volgt dat zij haar recht op nakoming nooit heeft prijsgegeven en altijd heeft voorbehouden. De rechtbank overweegt dat uit die correspondentie, die onder meer is overgelegd als productie 14, blijkt dat [eiseres] al voor januari 2014 correcties naar Essent heeft verstuurd. Over een aantal correcties is discussie ontstaan tussen partijen, die (met tussenpozen) jaren heeft geduurd. De rechtbank is daarom van oordeel dat Essent concreet had moeten aangeven welk deel van de vordering van [eiseres] in weerwil van het bepaalde in IC011b, bijlage B, over lopende gevallen, toch zou zijn verjaard. Zij kan niet volstaan met de enkele stelling dat [eiseres] zich niet kan beroepen op meetgegevens die ouder zijn dan vijf jaar.
Het beroep van Essent op ongerechtvaardigde verrijking van [eiseres] slaagt niet
5.9.
Essent stelt dat [eiseres] ongerechtvaardigd wordt verrijkt als haar vordering wordt toegewezen. [eiseres] stelt in de dagvaarding wel dat zij verplicht is het netverlies te compenseren, maar de kosten die zij daarvoor moet maken, krijgt zij terug via de transporttarieven die zij haar afnemers in rekening brengt, aldus Essent. [eiseres] is dus allang gecompenseerd voor de bedragen die zij nu van Essent vordert.
Essent betwist ook de stelling van [eiseres] dat zij slechts een gedeeltelijke vergoeding krijgt voor netverliezen en dat een bedrag dat Essent haar zou betalen in mindering zou worden gebracht op de toekomstige, gereguleerde transporttarieven. Tot slot betwist Essent dat zij
op grond van de sectorafspraken hoe dan ook gehouden zou zijn om de vordering van [eiseres] te voldoen. Als [eiseres] al compensatie zou hebben ontvangen via de gereguleerde transporttarieven zou een dergelijke sectorafspraak in strijd zijn met de goede zeden, openbare orde dan wel een dwingende wetsbepaling (de Elektriciteitswet en het daarop gebaseerde artikel 3.2.2. Tarievencode elektriciteit).
5.10.
De rechtbank overweegt op de eerste plaats dat Issue IC011b voorschrijft dat allocatieverliezen afgerekend moeten worden. Dat betekent al dat een eventuele verrijking niet ongerechtvaardigd is. De omstandigheid dat [eiseres] mogelijk via de transporttarieven (ook) een vergoeding ontvangt voor het netverlies, betekent nog niet dat het bepaalde in Issue IC011b op grond van artikel 3:40 BW nietig is.
5.11.
Op de tweede plaats kan de rechtbank het standpunt van Essent niet rijmen met de discussie tussen partijen over afrekening langs de weg van Issue IC011b. Als het juist is wat Essent aanvoert met betrekking tot de compensatie via de transporttarieven, dan zou verrekening van allocatiefouten bij ‘netverlies’ voor wat betreft de netbeheerder via Issue IC011b nooit aan de orde zijn. De compensatie wordt dan langs andere weg geregeld. Maar dat verweer werpt Essent niet op.
5.12.
[eiseres] erkent wel dat zij voor netverliezen een gedeeltelijke vergoeding in de transporttarieven krijgt. Maar zij stelt ook dat een betaling van Essent als negatieve kosten wordt verantwoord in de gereguleerde kosten. De ontvangsten worden in mindering gebracht op de gereguleerde transporttarieven van de volgende reguleringsperiode. Hier staat niet meer dan een blote betwisting door Essent tegenover. Dat is onvoldoende, gelet op wat hiervoor onder 5.11 is overwogen. Als [eiseres] volledig gecompenseerd zou worden langs de weg van de transporttarieven, is er bij netverlies geen noodzaak tot het volgen van de weg van Issue IC011b.
5.13.
Het beroep van Essent op ongerechtvaardigde verrijking van [eiseres] slaagt gelet op al het vorenstaande niet.
Overleg vanuit de meetverantwoordelijke over de meetcorrecties was niet vereist
5.14.
Dit geschilpunt gaat over de artikelen 3.3.4.2. en 3.3.4.3. van Issue IC011e ‘Verbeteren kwaliteit meetdata’ zoals die golden in de periode waar het hier om draait. De inhoud van deze artikelen is nagenoeg gelijk aan de inhoud van de artikelen 6.2.2.15. en 6.2.2.16. van de Informatiecode elektriciteit en gas waar [eiseres] zich op beroept.
5.14.1.
Artikel 3.3.4.2. van Issue IC011e luidt als volgt:
“Indien na het verstrijken van de tiende werkdag na de maand waarop de gegevens betrekking hebben wordt geconstateerd dat er, als gevolg van een onvolkomenheid sprake is van onjuiste meetdata in het allocatieproces, wordt door de erkende Meetverantwoordelijke het werkelijke gemeten maandvolume en het voor de allocatie aangeleverde volume aan de aangeslotene doorgegeven binnen tien werkdagen na de maand waarin de onvolkomenheid geconstateerd is. De Meetverantwoordelijke informeert binnen deze termijn de Programma Verantwoordelijke, Leverancier en Netbeheerder over de aan de aangeslotene verstrekte informatie. Tevens verzendt de Meetverantwoordelijke aan de netbeheerder een nieuw bericht met de juiste maand meetdata binnen dezelfde termijn. De netbeheerder verwerkt dit nieuw verkregen maand meetdatabericht conform artikel 4.5.3.”
5.14.2.
Artikel 3.3.4.3. van Issue IC011e luidt als volgt:
“Indien na het verstrijken van de tiende werkdag na de maand, waarop de gegevens betrekking hebben wordt geconstateerd dat er, als gevolg van een onvolkomenheid in de meetinrichting, sprake is van onjuiste meetdata in het allocatieproces, wordt door de erkende Meetverantwoordelijke binnen een maand een overleg geïnitieerd met aangeslotene, netbeheerder, Programmaverantwoordelijke en leverancier met als doel overeenstemming te bereiken over een schatting van het werkelijke met het net uitgewisselde energie. Indien binnen een periode van drie maanden na informeren van de onvolkomenheid in de meetinrichting geen overeenstemming is bereikt tussen partijen beslist de netbeheerder over het door de meetverantwoordelijke te communiceren volume. De meetverantwoordelijke communiceert het overeengekomen volume conform artikel 3.3.4.2.”
5.15.
Essent verwijst naar artikel 3.3.4.3. van Issue IC011e, waaruit volgt dat de meetverantwoordelijke verplicht is eerst overleg te voeren met de netbeheerder, leverancier en programmaverantwoordelijke over meetfouten en correcties voordat een meetcorrectierapport wordt opgemaakt. [A] heeft daar niet aan voldaan. [eiseres] had de meetcorrectierapporten dus niet mogen accepteren.
5.16.
[eiseres] stelt dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.3.4.2. van Issue IC011e. Artikel 3.3.4.3. is van toepassing als er een onvolkomenheid is in de meetinrichting en er vervolgens een
schattingmoet worden gemaakt van het energieverbruik. Dat is niet aan de orde, omdat [A] zelfstandig kon vaststellen wat er was misgegaan en ook zelfstandig kon vaststellen wat het daadwerkelijke verbruik was geweest. Dat valt onder artikel 3.3.4.2.
Essent betwist dat. [eiseres] stelt volgens haar ongemotiveerd dat artikel 3.3.4.2. van toepassing is. Bovendien zijn er voor elke aansluiting twee meetcorrectierapporten opgemaakt, wat er al op duidt dat er sprake is van een onvolkomenheid in de meetinrichting. Verder is het volgens Essent gebruikelijk om overleg te voeren over vorderingen met een omvang als de onderhavige. Zonder overleg meetcorrectierapporten insturen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, die op grond van Issue IC011B juist moeten worden toegepast.
5.17.
De Meetverantwoordelijke, [A] , heeft vastgesteld dat zij in de periode 2009-2012 meetfouten heeft gemaakt. [A] heeft in verband daarmee gecorrigeerde E65-berichten opgemaakt. Dat er sprake was van een onvolkomenheid in de meetinrichting is niet in geschil. Uit niets blijkt echter dat [A] niet in staat was het daadwerkelijke energieverbruik vast te stellen maar dat dit geschat moest worden. Essent heeft op dit punt haar betwisting van de toepasselijkheid van artikel 3.3.4.2. van Issue IC011e niet onderbouwd. Dat het gebruikelijk is om overleg te voeren over vorderingen met een omvang als hier aan de orde, is door Essent ook niet onderbouwd. Het beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt ook niet. Het is niet zo dat Essent rauwelijks is geconfronteerd met de vordering van [eiseres] . Uit de correspondentie over de correcties (prod. 14 dagv.) blijkt dat [eiseres] periodiek verrekenvoorstellen aan Essent heeft gestuurd en dat partijen daarover ook in gesprek waren met elkaar.
De verrekenvoorstellen zijn niet definitief geworden, Essent heeft niet te laat geklaagd
5.18.
[eiseres] vordert primair nakoming van de afspraken die zijn neergelegd in Issue IC011b. In Issue IC011b staat dat als een partij niet binnen zes weken aan de andere partij laat weten dat hij de vordering voor een bepaalde aansluiting bestrijdt, hij de vordering van de wederpartij accepteert. Verder staat in Issue IC011b dat de programmaverantwoordelijke binnen de afgesproken reactietermijn van een maand reageert op het overzicht. Omdat Essent niet binnen de voorgeschreven termijn met een inhoudelijke reactie op de
verrekenvoorstellen is gekomen, zijn volgens [eiseres] de verrekenvoorstellen definitief geworden conform de in de sector gehanteerde afspraken
.[eiseres] stelt dat Essent verplicht is om de definitief geworden verrekeningen ter zake van allocatiefouten aan [eiseres] te betalen.
5.19.
[eiseres] licht haar standpunt als volgt toe. Issue IC011b schrijft voor dat de netbeheerder aan de programmaverantwoordelijke maandelijks een overzicht stuurt van alle allocatiefouten die verrekend moeten worden. De programmaverantwoordelijke heeft één maand de tijd om op dit overzicht te reageren (pag. 10 IC011b). Daarna maakt de netbeheerder de factuur op voor het te verrekenen bedrag en wordt er door de programmaverantwoordelijke en de netbeheerder verrekend. [eiseres] stelt conform deze verplichtingen met betrekking tot iedere maand in de periode 2009-2012 aan Essent maandelijkse overzichten te hebben gestuurd van de te verrekenen allocatiefouten. Volgens [eiseres] heeft Essent nooit een inhoudelijke reactie gegeven op de door [eiseres] maandelijks verstrekte overzichten als bedoeld in Issue IC011b of overigens een verklaring gegeven voor het uitblijven van een inhoudelijke reactie en/of betaling. Dit terwijl [eiseres] in 2013, 2014, 2015 en 2016 herhaaldelijk om inhoudelijke reactie en betaling is blijven verzoeken. In een poging om Essent alsnog tot een inhoudelijke reactie en betaling te bewegen heeft [eiseres] alle eerdere overzichten van te verrekenen allocatiefouten over de periode 2009-2012 samengevoegd in het Totaaloverzicht. Omdat een inhoudelijke reactie van Essent op het Totaaloverzicht is uitgebleven heeft [eiseres] Essent bij e-mail van 15 juni 2016 bericht dat zij ter zake van het openstaande bedrag een factuur opmaakt. Essent heeft als reactie op het Totaaloverzicht op 15 juni 2016 uitsluitend een algemeen geformuleerde reactie gestuurd.
5.20.
Volgens Essent stelt [eiseres] ten onrechte dat de correctievoorstellen inmiddels definitief zijn geworden. [eiseres] past Issue IC011b verkeerd toe. Issue IC011b kent volgens Essent twee categorieën meetfouten: die binnen de reguliere termijn worden vastgesteld, en die buiten de reguliere termijn worden vastgesteld. Voor de eerste categorie kent Issue IC011b een protocol voor de afhandeling van die meetfouten. Voor de tweede categorie is er geen protocol. Volgens Essent zijn de correctievoorstellen waar het hier om gaat ruim na het verstrijken van de 6-maandentermijn toegestuurd door [eiseres] . Het gaat om maximaal 24 maanden en minimaal 7 maanden. De correctievoorstellen zien ook op langere periodes, soms van meerdere jaren, terwijl IC011b uitgaat van correctie per maand. Omdat [eiseres] de termijn niet heeft nageleefd, is ook niet relevant dat Essent niet binnen de voorgeschreven maand heeft gereageerd. Essent stelt dat het haar daarom wel vrij staat om de vorderingen nu te betwisten of daartegen tegenbewijs te leveren.
5.21.
Essent stelt dat de e-mails overgelegd als productie 14 in belangrijke mate zien op aansluitingen waarover partijen geen geschil hebben (namelijk meetfouten binnen de reguliere termijn). Essent stelt vrijwel direct na ontvangst te hebben laten weten de correctievoorstellen voor de meetfouten buiten de reguliere termijn niet te accepteren. Zij verwijst naar de e-mailwisseling van 24 en 25 juni 2015, 21 en 29 januari 2013 en 5 en 6 maart 2013 (prod. 14 en 15 dagv). Volgens Essent kunnen (ook) daarom de correctievoorstellen niet definitief zijn. Essent stelt dat [eiseres] de onjuiste indruk probeert te wekken dat Essent de correctievoorstellen niet tijdig en adequaat heeft behandeld. Volgens Essent heeft zij echter meteen laten weten de correctievoorstellen niet te kunnen accepteren.
5.22.
De rechtbank stelt voorop dat vast staat dat de verrekenvoorstellen waarvan betaling wordt gevorderd en die nog ter discussie staan alleen betrekking hebben op verrekenvoorstellen/correctievoorstellen ‘buiten de reguliere termijn’. Voor de beantwoording van de vraag of die verrekenvoorstellen definitief zijn geworden is van belang of het protocol in IC011b ook voor meetfouten buiten de reguliere termijn geldt, en als dat zo is, of Essent tijdig heeft gereageerd. Voor die laatste vraag moeten de volgende vragen worden beantwoord:
  • wanneer heeft [eiseres] deze correctievoorstellen (die dus zien op meetfouten ‘buiten de reguliere termijn’) toegestuurd, en
  • heeft Essent hierop binnen zes weken dan wel één maand gereageerd?
5.23.
[eiseres] noemt géén exacte data waarop de correctievoorstellen waarvan betaling wordt gevorderd aan Essent zijn toegestuurd. [eiseres] stelt onder verwijzing naar productie 14 dat de verrekenvoorstellen aan Essent zijn toegestuurd. [eiseres] stelt iedere maand in de periode 2009-2012 aan Essent maandelijkse overzichten te hebben gestuurd van de te verrekenen allocatiefouten. De rechtbank is van oordeel dat de enkele verwijzing van [eiseres] naar productie 14 zonder nadere toelichting onvoldoende is om de stelling dat Essent niet tijdig heeft gereageerd op de verrekenvoorstellen waarvan betaling wordt gevorderd, te onderbouwen. Uit de e-mails volgt namelijk dat deze grotendeels zien op maandelijks toegestuurde overzichten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [C] namens [eiseres] toegelicht dat dit de correcties binnen de reguliere termijn zijn. Dit leidt de rechtbank ook af uit de data van de e-mails en de verbruiksmaanden waar de e-mails op zien (daar zit namelijk zes maanden tussen, conform de wachttijd uit IC011b). De rechtbank is het dus met Essent eens dat de e-mails overgelegd als productie 14 in belangrijke mate zien op aansluitingen waarover partijen géén geschil hebben. Deze e-mails kunnen de stelling van [eiseres] dus niet onderbouwen.
5.24.
Een aantal e-mails betreft niet het maandelijks toesturen van een verrekenoverzicht. Het is de vraag of deze e-mails zien op correctievoorstellen waar betaling van wordt gevorderd en of deze e-mails aantonen dat [eiseres] correctievoorstellen heeft toegestuurd waar Essent niet tijdig (binnen zes weken of één maand) op heeft gereageerd.
5.25.
Het gaat om de volgende e-mails.
5.25.1.
E-mail [eiseres] 9 augustus 2010Hierin staat:
“Daarnaast wil ik je bij deze de 2009 correcties toesturen volgens inzicht [eiseres] . Vanaf komende maand zal [eiseres] regulier de bestanden maandelijks aanleveren.”
E-mail [eiseres] 16 september 2010Hierin staat
: “Overigens hebben wij nog geen reactie ontvangen op het aangeleverde overzicht over geheel 2009.”
Uit deze e-mails is zonder nadere toelichting van [eiseres] , die ontbreekt, niet af te leiden dat deze e-mails op meetfouten buiten de reguliere termijn zien. De rechtbank is dus van oordeel dat ook deze e-mails niet onderbouwen dat Essent niet tijdig heeft gereageerd.
5.25.2.
E-mail [eiseres] 8 november 2010Deze heeft als onderwerp ‘IC011b verrekening april 2010 [eiseres] -Essent plus verrekening na reguliere termijn’. In deze e-mail staat:
“Tot slot heb ik een 2e bestand toegevoegd. Dit bestand bevat een correctie voor één aansluiting, die betrekking heeft op een periode die al eerder aan Essent is aangeboden.”
Deze e-mail lijkt vanwege het onderwerp deels betrekking te hebben op verrekeningen buiten de reguliere termijn. De rechtbank komt op deze e-mail hierna nog terug.
5.25.3.
E-mail [eiseres] 17 januari 2011Deze heeft als onderwerp ‘IC011b verrekening juni 2010 [eiseres] -Essent + verrekening na reguliere termijn’. In deze e-mail staat:
“Tevens heb ik een overzicht bijgevoegd met een verrekening die volgens [eiseres] verrekend zou moeten worden na de reguliere termijn conform de regels zoals beschreven in IC011b.”
Ook deze e-mail lijkt vanwege het onderwerp deels betrekking te hebben op verrekeningen buiten de reguliere termijn. De rechtbank komt op deze e-mail hierna nog terug.
5.25.4.
E-mail [eiseres] 4 oktober 2011In deze e-mail staat:
“Gezien het feit dat [eiseres] tot op heden geen enkele (inhoudelijke) reactie van Essent ontvangen heeft op de aangeboden IC011b overzichten met betrekking tot de verbruiksmaanden jan 2009 – dec 2010 heeft [eiseres] conform de aan Essent aangeboden overzichten de factuur opgemaakt voor genoemde periode.”
Uit deze e-mail is zonder nadere toelichting van [eiseres] , die ontbreekt, niet af te leiden dat deze e-mail op meetfouten buiten de reguliere termijn ziet. Het overzicht van de verbruiksmaanden januari 2009 tot december 2010 kan ook op meetfouten binnen de reguliere termijn zien. De rechtbank is dus van oordeel dat ook deze e-mail niet onderbouwt dat Essent niet tijdig heeft gereageerd.
5.25.5.
E-mail [eiseres] 21 januari 2013Deze e-mail heeft als onderwerp ‘IC011b verrekeningen december 2011 t/m april 2012 [eiseres] -Essent + verrekening na de reguliere termijn.’ In deze e-mail staat:
“Hierbij bied ik Essent PV het overzicht met correcties voor de individueel gealloceerde aansluitingen aan, dat betrekking heeft op de verbruiksmaanden december 2011 t/m april 2012. (…) Tevens hebben wij deze keer een verrekenoverzicht toegevoegd met aansluitingen, die volgens ons verrekend moeten worden na de reguliere termijn.”
Deze e-mail lijkt deels te zien op verrekeningen buiten de reguliere termijn, maar hierop is door Essent gereageerd bij e-mail van 29 januari 2013. Daarin zegt Essent:
“Vooralsnog geven wij géén akkoord op jullie voorstel aangaande aansluitingen die volgens jullie verrekend dienen te wordenna de reguliere termijn.”
Essent heeft hiermee tijdig – binnen één maand dan wel binnen 6 weken – gereageerd op het verrekenvoorstel van 21 jan 2013. De rechtbank is dus van oordeel dat ook deze e-mail niet onderbouwt dat Essent niet tijdig heeft gereageerd.
5.25.6.
E-mail [eiseres] 24 januari 2013In deze e-mail staat:
“Gezien het feit dat [eiseres] tot op heden geen enkele (inhoudelijke) reactie van Essent heeft ontvangen op de aangeboden IC011b overzichten met betrekking tot de verbruiksmaanden jan 2011 – nov 2011, heeft [eiseres] conform de aangeboden overzichten de factuur opgemaakt voor genoemde periode.”
Uit deze e-mail is zonder nadere toelichting van [eiseres] , die ontbreekt, niet af te leiden dat deze e-mail op meetfouten buiten de reguliere termijn ziet. Het overzicht van de verbruiksmaanden januari 2011 tot november 2011 kan ook op meetfouten binnen de reguliere termijn zien. De rechtbank is dus van oordeel dat ook deze e-mail niet onderbouwt dat Essent niet tijdig heeft gereageerd.
5.25.7.
E-mail [eiseres] 5 maart 2013Deze e-mail heeft als onderwerp ‘Verrekening na reguliere termijn’. In deze e-mail staat:
“Betreffende EAN’s moeten hierdoor conform de regels zoals beschreven in IC011b na de reguliere termijn verrekend worden.”
Deze e-mail lijkt te zien op verrekeningen buiten de reguliere termijn, maar hierop is door Essent gereageerd bij e-mail van 6 maart 2013. Daarin zegt Essent:
“Vooralsnog geven wij géén akkoord op jullie voorstel aangaande aansluitingen die volgens jullie verrekend dienen te wordenna de reguliere termijn.”Essent heeft hiermee tijdig – binnen één maand dan wel binnen 6 weken – gereageerd op het verrekenvoorstel van 5 maart 2013. De rechtbank is dus van oordeel dat ook deze e-mail niet onderbouwt dat Essent niet tijdig heeft gereageerd.
5.25.8.
E-mail [eiseres] 4 oktober 2013Deze e-mail heeft als onderwerp ‘verrekenoverzichten mei t/m december 2012 + correcties na reguliere termijn’. In deze e-mail staat:
“Hierbij bieden wij Essen het overzicht met verrekeningen in het kader van IC011b over de verbruiksmaanden mei t/m december 2012 aan, alsmede de correcties na reguliere termijn.”
Ook deze e-mail lijkt vanwege het onderwerp deels betrekking te hebben op verrekeningen buiten de reguliere termijn. De rechtbank komt op deze e-mail hierna nog terug.
5.25.9.
Overige e-mails 2015Er zijn daarnaast een aantal e-mails uit 2015 overgelegd. Deze e-mails gaan, zo begrijpt de rechtbank het, over de discussie over de verrekenoverzichten en hebben geen betrekking op nieuw verzonden verrekenoverzichten. Deze zijn daarom naar het oordeel van de rechtbank niet relevant voor het antwoord op de vraag of Essent tijdig heeft gereageerd.
Conclusie e-mails
5.26.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat drie e-mails zijn verstuurd die betrekking lijken te hebben op verrekening buiten de reguliere termijn en waar niet binnen één maand dan wel binnen zes weken op is gereageerd door Essent (althans waarvan geen reactie van Essent is overgelegd). Dit betreft de e-mails van 8 november 2010, 17 januari 2011 en 4 oktober 2013. In deze e-mails staat echter niet waar de verrekenvoorstellen op zien. Uit deze e-mails is dus niet af te leiden welke verrekenvoorstellen dit betreffen. Het is de rechtbank zonder toelichting van [eiseres] , die ontbreekt, niet duidelijk of het gaat om de verrekenvoorstellen waarvan nu betaling wordt gevorderd. Ter illustratie: uit de documentnaam van de bijgevoegde documenten bij de e-mail van 4 oktober 2013 lijkt te volgen dat die e-mail ziet op meetfouten buiten de reguliere termijn van onder andere 2013. Onderhavige vordering ziet echter op 2009 t/m 2012.
5.27.
[eiseres] verwijst zelf ook niet concreet naar de e-mails van 8 november 2010, 17 januari 2011 en 4 oktober 2013. De onderbouwing van [eiseres] van haar stelling dat Essent niet tijdig heeft gereageerd bestaat enkel uit het verwijzen naar ‘de maandelijks toegestuurde overzichten’. Daarvan staat, zoals gezegd, vast dat die alleen betrekking hebben op meetfouten binnen de reguliere termijn. Dat is dus niet relevant. Daarover heeft mr. Brinkman namens Essent tijdens de mondelinge behandeling gezegd
: “over de correcties binnen de reguliere termijn is geen discussie, daar zouden we dus ook niet op hoeven te reageren.”
5.28.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de e-mails in productie 14 dagv. (en 15 en 16 dagv.) onvoldoende onderbouwen dat Essent niet tijdig heeft gereageerd. Uit de e-mails is - zonder nadere toelichting van [eiseres] , die ontbreekt - niet af te leiden wanneer onderhavige verrekenvoorstellen aan Essent zijn verstuurd en of Essent dus wel of niet tijdig heeft gereageerd. Als er al uit af te leiden is dat dit op onderhavige vordering ziet, is het nog de vraag of dit de hele vordering betreft of slechts een deel (daar lijkt het eerder op). Het had, mede gelet op het verweer van Essent, op de weg van [eiseres] gelegen om dit nader te onderbouwen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat Essent niet tijdig (binnen 6 weken, dan wel binnen één maand) op de verrekenvoorstellen heeft gereageerd.
5.29. De vraag of Issue IC011b alleen geldt bij correcties binnen de reguliere termijn, zoals door Essent is gesteld (zie hiervoor onder 5.20) en of pagina 5 (6 weken-termijn) of pagina 10 (één maand-termijn) van Issue IC011b van toepassing is, kan onbesproken blijven, nu niet is vast komen te staan dat Essent later dan ofwel 6 weken, ofwel één maand, heeft gereageerd op de verrekenvoorstellen. Hetzelfde geldt voor de vraag of de termijn 6 weken of van één maand geldt.
5.30.
De stelling van [eiseres] dat de verrekenvoorstellen definitief zijn geworden, wordt dus niet gevolgd.
Het verweer van Essent tegen de verrekenvoorstellen
5.31.
Omdat de stelling van [eiseres] dat de verrekenvoorstellen definitief zijn geworden niet wordt gevolgd, moet het verweer van Essent tegen de verrekenvoorstellen worden beoordeeld. Zoals hiervoor overwogen is het uitgangspunt daarbij dat [eiseres] mag uitgaan van de meetgegevens die zij van [A] ontvangt. Het is dus aan Essent is om gemotiveerd te stellen wat er niet klopt aan de meetgegevens, de meetcorrectierapporten en de daarop gebaseerde correctievoorstellen.
5.32.
Essent verwijst naar productie 4 bij antwoord voor een overzicht waarin per aansluiting wordt aangegeven wat de fouten en inconsistenties zijn. De rechtbank zal deze hierna behandelen op de volgorde van de conclusie van antwoord.
i.
Voor bijna alle aansluitingen heeft [eiseres] twee meetcorrectierapporten verstrekt
5.33.
Essent stelt dat [eiseres] voor bijna alle aansluitingen [eiseres] twee meetcorrectierapporten heeft verstrekt. Het bezwaar van Essent komt erop neer dat er veel tijd zit tussen de datums van de meetcorrectierapporten die op 24 november 2016 en 20 september 2018 zijn verstrekt, en de verbruiksperiode waarop ze betrekking hebben. Met betrekking tot één aansluiting zijn bovendien twee meetcorrectierapporten verstrekt, waarvan er een dateert van vóór de periode waarop het betrekking heeft, en een van daarna. Essent stelt dat hoe verder in het verleden de meetverantwoordelijke een correctie wil doorvoeren, hoe onbetrouwbaarder de correctie wordt.
5.34.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Essent werpt niet meer op dan vragen, maar komt niet met onderbouwde argumenten waaruit kan blijken dat de meetcorrectierapporten niet juist zijn.
ii.
De lange periode tussen de eerste correctievoorstellen en de veel later verstrekte meetcorrectierapporten
5.35.
Essent wijst erop dat er een lange periode zit tussen de datum van de eerste correctievoorstellen en de datum van de daarbij behorende meetcorrectierapporten. Bij zeven aansluitingen zijn de correctievoorstellen van een eerdere datum dan de meetcorrectierapporten. Die correctievoorstellen kunnen daarom niet kloppen.
Daarnaast is erg veel tijd verstreken na de vaststelling van de meetcorrectierapporten die in augustus 2018 zijn verstrekt en de daaropvolgende correctievoorstellen. Dat varieert van 9 tot 13 maanden. Volgens Essent is dat reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de meetcorrectierapporten en de juistheid van de correctievoorstellen.
5.36.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele argument dat er veel tijd zit tussen de correctievoorstellen en de meetcorrectierapporten nog niet wil zeggen dat deze (allemaal) onjuist zijn. Er is geen sprake van een inhoudelijke betwisting door Essent. Het verweer slaagt daarom niet.
iii.
Het aantal E200-berichten in verhouding tot de correcties
5.37.
Volgens Essent klopt het aantal E200-berichten niet met de correcties die hebben plaatsgevonden. Als er een correctie moet plaatsvinden, stuurt de meetverantwoordelijke een E65-bericht aan de netwerkbeheerder. Die stuurt op zijn beurt weer een E200-bericht aan de leverancier. Het aantal E200-berichten dat de leveranciers volgens opgave van [eiseres] hebben ontvangen in verband met de correctievoorstellen is echter veel groter dan het aantal correcties volgens de meetcorrectierapporten. Hieruit blijkt dat de meetcorrectierapporten en de correctievoorstellen niet op elkaar aansluiten en dus niet kunnen kloppen. Volgens
Essent heeft [eiseres] geen sluitende verklaring gegeven voor het aantal E200-berichten. Volgens Essent heeft [eiseres] gezegd dat er na ieder origineel E200-bericht meerdere updates kunnen volgen. [eiseres] laat echter in het midden wat de aanleiding is voor de updates en Essent ziet niet in hoe zulke updates zouden volgen uit meetcorrectierapporten die die op zich niet rechtvaardigen.
5.38.
De rechtbank is van oordeel dat Essent ook op dit onderdeel onvoldoende concreet is. Zij trekt de updates in twijfel, maar geeft niet gemotiveerd aan dat de reactie van [eiseres] op dit onderdeel niet klopt. Dat Essent niet inziet hoe de updates zouden volgen uit de meetcorrectierapporten, betekent nog niet dat dat niet kán.
iv.
Tijdstip verzending E200-berichten
5.39.
Volgens Essent zijn veel E200-berichten veel te laat verzonden. Er zit veel tijd tussen het opmaken van het meetcorrectierapport en het corresponderende E200-bericht.
De rechtbank oordeelt dat het enkele tijdsverloop, zonder toelichting, die Essent niet heeft gegeven, nog niet betekent dat het meetcorrectierapport onjuist is.
v.
Referentiekenmerken meetcorrectierapporten
5.40.
Essent wijst erop dat alle meetcorrectierapporten hetzelfde referentiekenmerk hebben. Dat is volgens Essent onaannemelijk en onlogisch. Dat de meetcorrectierapporten allemaal hetzelfde referentiekenmerk hebben, duidt er veeleer op dat dat ze pas achteraf zijn opgesteld.
5.41.
Essent werpt op dit onderdeel met name vragen op en speculeert naar de oorzaak van het feit dat alle meetcorrectierapporten hetzelfde referentiekenmerk hebben. Zij komt echter ook op dit onderdeel (weer) niet met inhoudelijke argumenten met betrekking tot de juistheid van de meetcorrectierapporten. De rechtbank verwerpt daarom de betwisting van de juistheid van de meetcorrectierapporten op deze ongefundeerde grond.
Discrepanties tussen de meetcorrectierapporten van 24 november 2016 en die van 20 september 2018
Welke meetcorrectierapporten zijn leidend?
5.42.
Essent stelt dat [eiseres] voor bijna alle aansluitingen twee meetcorrectierapporten heeft verstrekt. Die zien op geheel of gedeeltelijk overlappende periodes, maar bevatten afwijkende meetgegevens en hebben daarmee uiteenlopende financiële consequenties. Essent vindt het onaannemelijk dat de meetverantwoordelijke voor een periode tweemaal een beweerdelijke fout herstelt. Essent gaat ervan uit dat het recentste meetcorrectierapport leidend is. Dat zijn de meetcorrectierapporten van 28 juli 2015 (en die op 24 november 2016 aan Essent zijn verstrekt). Correctie van de meetgegevens conform die meetcorrectierapporten zou er op neerkomen dat Essent een bedrag van € 952.740,13 tegoed heeft van [eiseres] .
5.43.
[eiseres] stelt dat zij afgaat op de meetgegevens van de meetverantwoordelijke [A] . [eiseres] stelt de meetgegevens niet zelf vast. Zij heeft in deze zaak verantwoordelijkheid naar zich toegehaald door onverplicht over te gaan tot het opvragen van de meetcorrectie-rapporten. De eerste keer dat zij meetcorrectierapporten opvroeg was in 2015. Toen klopte er van alles niet. [eiseres] is naar aanleiding van opmerkingen van Essent teruggegaan naar [A] . Toen zijn de meetcorrectierapporten uit 2018 gekomen. Dat zijn de meest recente rapporten. Daarin staat wat in de betrokken periode definitief de juiste volumes waren. En daar moet vanuit worden gegaan. Essent gaat ten onrechte uit van de foutieve meetcorrectierapporten uit 2015.
5.44.
De rechtbank overweegt het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling is de totstandkoming van de meetcorrectierapporten uit 2016 en 2018 uitvoerig aan de orde gekomen. Van de kant van [eiseres] is uitgelegd dat de correcties die [A] heeft vastgesteld in 2011, 2012 en 2013 in eerste instantie zijn verwerkt in de meetcorrectierapporten van 28 juli 2015. Omdat uit het overleg met Essent bleek dat in die meetcorrectierapporten fouten zaten, heeft [eiseres] [A] verzocht om nieuwe meetcorrectierapporten op te maken. Dat zijn de meetcorrectierapporten die op 20 september 2018 aan Essent zijn verstrekt. Die meetcorrectierapporten zijn opgemaakt aan de hand van de correcties die [A] heeft vastgesteld in 2011, 2012 en 2013. Dat zijn dezelfde correcties die zijn gebruikt voor de meetcorrectierapporten van 28 juli 2015, zo blijkt uit de verklaringen van de heren [C] en [D] namens [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat van de meest recente meetcorrectierapporten moet worden uitgegaan ook een e-mail overgelegd van 26 augustus 2020 van de heer [B] , senior data analist bij [A] . Daarin staat onder meer:
“De inhoud van het (laatst aangeleverde) correctierapport is gebaseerd op de inhoud van de laatste berichten t.b.v. de marktfacilitering, de zgn. E65-berichten. Bij meerdere versies van een correctierapport geldt de laatste versie als de beste, deze zal de meest recente/juiste informatie bevatten die met de markt is gecommuniceerd in de E65-berichten. Het laatst door ons gestuurde E65 bericht over een periode dient altijd als waarheid en leidend te worden beschouwd. Het laatst ontvangen correctierapport is de meest recente weergave van de gecommuniceerde marktfaciliteringsberichten.”5.45. In het licht van het voorgaande heeft Essent naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken waarom niet van de meest recente meetcorrectierapporten zou mogen worden uitgegaan. Feitelijk doet zij namelijk niet meer dan alleen de vraag opwerpen waarom de in 2018 vastgestelde meetcorrectierapporten wel juist zouden zijn en die van 2015 niet.
viii.
Meetcorrectierapporten sluiten niet aan bij periodes correctievoorstellen
5.46.
Volgens Essent sluit een deel van de meetcorrectierapporten niet aan bij de periodes die de correctievoorstellen voor die aansluitingen bestrijken. Volgens Essent heeft [eiseres] hier niet op gereageerd in haar reactie op de door Essent vastgestelde ‘anomalieën.’ Wat daar ook van zij, de rechtbank kan het verwijt van Essent zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet beoordelen. Essent verwijst enkel naar productie 4 bij antwoord en een aantal EAN-nummers van de aansluitingen. Het is echter niet de taak van de rechtbank om in de producties zelf te gaan zoeken naar de discrepanties waar Essent het over heeft. Zij had dat zelf moeten specificeren.
ix.
Eén meetcorrectierapport corrigeert meetgegevens naar de toekomst
5.47.
Volgens Essent is in een geval het meetcorrectierapport gedateerd vóór afloop van de periode waarop de correcties zien. Dit betreft aansluiting 871689200000103009. Corrigeren naar de toekomst toe kan niet.
5.48.
Uit productie 4 van Essent blijkt dat het met betrekking tot deze aansluiting gaat om het meetcorrectierapport met de bestandsnaam 20120606 871689200000103009. Dat bestand is overgelegd als onderdeel van productie 5 bij antwoord. Het klopt dat de datum van het uitvoeren van de correctie 6 juni 2012 is, terwijl het rapport ziet op de periode van januari 2009 tot december 2012. Op het datasheet is echter in één oogopslag te zien dat de correcties betrekking hebben op de periode van januari 2009 tot en met december 2011. Van een correctie naar de toekomst is dus geen sprake. Het verweer van Essent slaagt daarom niet.
x.
Onjuiste netgebieden in de meetcorrectierapporten
5.49.
Essent stelt dat alle meetcorrectierapporten een onjuist netgebied vermelden. In plaats van de EAN-code van het relevante netgebied, is de EAN-code van netgebied Utrecht vermeld. Maar daar liggen de aansluitingen waar het geschil over gaat niet, aldus Essent.
De rechtbank stelt vast dat [eiseres] niet betwist dat de meetcorrectierapporten een onjuiste EAN-code bevatten. Maar dat dit tot gevolg heeft dat de meetcorrectierapporten daarom niet kunnen kloppen, zoals Essent stelt, volgt de rechtbank niet. [eiseres] heeft namelijk in de correspondentie wel gereageerd op deze ‘anomalie’. Zij heeft aangegeven dat het om een omissie gaat die niet relevant is voor het volume en de periode van de correctie. Essent stelt daar tegenover niet meer dan dat een verkeerd netgebied heel goed kan duiden op onjuiste of onterechte correctievoorstellen. Het blijft dus bij niet meer dan speculatie.
xi.
De ondertekening van de meetcorrectierapporten klopt niet
5.50.
De meetcorrectierapporten die in tweede instantie zijn overgelegd, zijn ondertekend door de heer [E] . De rapporten hebben een datum in 2010 of 2012 en moeten dus toen zijn opgesteld, zo stelt Essent. Volgens Essent is [E] pas sinds december 2015 in dienst bij [A] en kan hij de meetcorrectierapporten dus niet ondertekend hebben. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat de ondertekening niets zegt over de inhoud van de meetcorrectierapporten. Een inhoudelijke betwisting ontbreekt.
xii.
Twee meetcorrectierapporten bestrijken niet een aaneengesloten periode
5.51.
Volgens Essent bestrijken twee meetcorrectierapporten niet een aaneengesloten periode. Het betreft de aansluitingen 871689200000007994 en 871687400009434193. Het is onwaarschijnlijk dat dat klopt, omdat een meterfout zich niet tijdelijk of vanzelf oplost. De rapporten bevatten dus een gat en ze kunnen daarom niet kloppen, aldus Essent. Ook dit verweer verwerpt de rechtbank. Op de eerste plaats komt dit concrete verwijt niet voor op het overzicht dat Essent heeft overgelegd als productie 4 als het gaat om de aansluiting die eindigt op 4139. Op de tweede plaats is Essent ook nu weer onvoldoende concreet. [eiseres] heeft met betrekking tot de aansluiting die eindigt op 7994 in haar reactie in bijlage 1 bij de brief van 27 maart 2019 (prod. 12 dagv.) aangegeven dat het meetcorrectierapport is opgesteld ‘conform de gegevens van [A] ’. Hoewel in die bijlage wordt gesproken over aansluiting 871689200000007994
12gaat de rechtbank ervan uit dat [eiseres] hiermee de door Essent aangeduide aansluiting bedoelt. Het had op de weg van Essent gelegen om aan te geven wat er dan niet klopt aan het meetcorrectierapport. In plaats daarvan blijft het bij speculatie.
xiii.
De datum van afgifte van een meetcorrectierapport is op een zaterdag
5.52.
Essent wijst erop dat een meetcorrectierapport is afgegeven op zaterdag 11 augustus 2012. Dat is onlogisch, omdat dat geen werkdag is. Dat is volgens Essent weer een aanwijzing dat dat rapport onbetrouwbaar is. De rechtbank volgt Essent hierin niet. Het enkele feit dat het rapport op een zaterdag zou zijn afgegeven zegt nog niets over de juistheid van de inhoud.
xiv.
Meetrapporten voor dezelfde aansluitingen bestrijken niet dezelfde periode
5.53.
Volgens Essent is het onverklaarbaar dat [eiseres] voor de meeste aansluitingen twee meetcorrectierapporten verstrekt van verschillende data, maar dat die meetcorrectierapporten niet dezelfde periode bestrijken. De rechtbank is van oordeel dat Essent onvoldoende concreet is door alleen maar naar haar productie 4 te verwijzen, zonder de discrepanties tussen de periodes van de meetcorrectierapporten specifiek te duiden. Uit de opsomming van ‘anomalieën’ in productie 4 is namelijk niet af te leiden welke periodes Essent bedoeld. Het is echter niet aan de rechtbank om in de producties om te gaan zoeken naar wat het verwijt precies is. Verder blijft de stelling van Essent op dit onderdeel bij speculatie, zij doet niet meer dan het opwerpen van vragen, zonder aan te geven wat er dan met betrekking tot de meetgegevens niet klopt aan de meetcorrectierapporten.
xv.
Er is sprake van een rekenfout met betrekking tot één aansluiting.
5.54.
Met betrekking tot één specifieke aansluiting, 87687400009434193, is volgens Essent sprake van een rekenfout. [eiseres] heeft een bedrag van € 40.033,70 berekend, maar toepassing van de formule van [eiseres] komt op een bedrag van € 17.222,62. [eiseres] erkent dat zij op dit punt een fout heeft gemaakt. Zij heeft haar vordering dienovereenkomstig verminderd. Dit punt behoeft daarom verder geen bespreking.
xvi.
Onverklaarbare verbruikspieken bij twee aansluitingen
5.55.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Essent nog gewezen op onverklaarbare pieken bij twee aansluitingen na vergelijking van de meetgegevens die gelden sinds D+10 en de meetcorrectierapporten. Volgens Essent duiden met name de pieken van 603% en 500% op fouten in de meetcorrectierapporten. De meetcorrectierapporten geven aan dat het om een administratieve fout gaat, maar correctie van een administratieve fout zou logischerwijs leiden tot een gelijkmatige aanpassing van de meetcorrectierapporten, niet tot pieken of grillige wijzigingen. Ook bij vier andere aansluitingen mag je op grond van de aangegeven reden voor de correctie (Fase gemist, Trafoverliesfactor en Meter verkeerd aangesloten) een gelijkmatige correctie van de meetgegevens verwachten. Ook daar blijkt weer van pieken en fluctuaties, die duiden op fouten, volgens Essent.
5.56.
De rechtbank kan dit betoog zonder nadere toelichting, die Essent niet heeft gegeven, niet volgen. Essent maakt niet inzichtelijk waaróm de geconstateerde pieken in de meetcorrectierapporten erop duiden dat het om fouten gaat. Dat correctie van een administratieve fout logischerwijs tot een gelijkmatige aanpassing van de meetcorrectierapporten zou moeten leiden is evenmin onderbouwd door Essent. Hetzelfde geldt voor de verwachting dat de andere opgegeven redenen voor correctie tot een gelijkmatige correctie leiden.
xvii.
De redenen voor correctie verschillen bij opeenvolgende meetcorrectierapporten
5.57.
Essent heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de redenen die de opvolgende meetcorrectierapporten voor drie aansluitingen vermelden steeds verschillen. Volgens Essent is niet duidelijk welke reden geldt. Opgave van totaal verschillende redenen voor steeds dezelfde correctie voor dezelfde aansluiting is volgens Essent niet geloofwaardig.
5.58.
Essent verwijst naar de meetcorrectierapporten die zij als productie 5 heeft overgelegd. Het gaat om de aansluitingen 871689200000103009,
871687400009434193 en 871689276000040620. De rechtbank overweegt dat uit de meetcorrectierapporten niet blijkt dat het steeds gaat om dezelfde correctie. Voor twee van die aansluitingen is sprake van verschillende periodes in de opvolgende meetcorrectierapporten. Verder verschillen de gecorrigeerde meetwaarden voor alle aansluitingen in de opvolgende rapporten. De feiten die Essent aan het verweer op dit onderdeel heeft ten grondslag heeft gelegd, zijn dus onjuist. Het verweer slaagt daarom niet.
Tussenconclusie
5.59.
Uit wat hiervoor is overwogen en beslist, volgt dat het inhoudelijke verweer van Essent tegen de meetcorrectierapporten niet slaagt. Dat betekent echter nog niet dat de vordering van [eiseres] onverkort kan worden toegewezen. Essent doet namelijk ook nog een beroep op matiging van het toe te wijzen bedrag.
Het beroep op matiging vanwege de drempelwaarde in Issue IC011b
5.60.
De vordering van [eiseres] is een optelsom van de bedragen waarop [eiseres] stelt per gecorrigeerde maand recht te hebben. Volgens Essent gaat Issue IC011b echter uit van verrekening per verbruiksmaand. Buiten de reguliere termijn geldt dan een drempelwaarde van € 10.000,00 per maand per aansluiting, aldus Essent. Rekening houdend met die drempel heeft Essent een nieuwe berekening gemaakt. Op grond daarvan zou zij een bedrag van € 1.050.391,10 aan [eiseres] moeten betalen.
5.61.
[eiseres] betwist het verweer van Essent. Volgens [eiseres] geldt de drempelwaarde niet per maand, maar per verrekenvoorstel. Dat kan ook een periode van meer dan een jaar beslaan. De heer [C] heeft namens [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling zakelijk weergegeven verklaard dat er twee soorten correcties zijn. De ene soort is een maandelijks proces, dat zijn de verrekenoverzichten die maandelijks zijn toegestuurd. Dat zijn de correcties binnen de reguliere termijn. Voor correcties buiten de reguliere termijn worden de correcties over een langere periode in één keer toegestuurd. Dat moet bij elkaar boven de drempelwaarde van € 10.000,00 uitkomen.
5.62.
Als reactie op de betwisting van [eiseres] heeft Essent verwezen naar Issue IC011b, versie 3.0, waaruit zou blijken dat het standpunt van [eiseres] onjuist is. De rechtbank volgt Essent daarin. In Issue IC011b, versie 3.0 staat uitdrukkelijk beschreven dat versie 2.0 uitgaat van toepassing van de drempelwaarde voor verrekening telkens per individuele maand (vgl. hiervoor 3.10). Vast staat dat [eiseres] haar vordering baseert op versie 2.0. Dat betekent dat de drempelwaarde moet worden toegepast op de wijze zoals in die versie is bepaald. Het beroep op matiging, wat er in feite op neerkomt dat een deel van de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar is, slaagt dus. Essent heeft de vordering van [eiseres] opnieuw berekend met inachtneming van de drempelwaarde. [eiseres] heeft tegen het door Essent berekende bedrag inhoudelijk geen verweer gevoerd. De rechtbank zal daarom uitgaan van de juistheid van dat bedrag. Essent heeft echter geen rekening kunnen houden met de vermindering van eis die pas tijdens de mondelinge behandeling is ingediend. De rechtbank kan aan de hand van de door partijen overgelegde stukken zelf niet vaststellen wat de invloed van de eisvermindering is op het door Essent berekende bedrag. De rechtbank zal daarom Essent in de gelegenheid stellen een nieuwe berekening over te leggen op basis van de verminderde eis van [eiseres] en rekening houdend met de drempelwaarde. [eiseres] zal daarop kunnen reageren.
Het beroep op matiging wegens een rekenfout van [eiseres]
5.63.
Het beroep op matiging wegens een rekenfout van [eiseres] behoeft verder geen bespreking omdat [eiseres] haar vordering op dit punt al heeft verminderd.
Subsidiaire grondslag
5.64.
Omdat de vordering van [eiseres] op de primaire grondslag deels zal worden toegewezen, behoeft de subsidiaire grondslag geen bespreking. Dat zou wellicht anders zijn als de subsidiaire grondslag wel tot volledige toewijzing van het door [eiseres] gevorderde bedrag zou kunnen leiden, maar dat is niet het geval. De subsidiaire vordering van [eiseres] is gebaseerd op onrechtmatig handelen van Essent, wat eruit bestaat dat Essent weigert [eiseres] te compenseren. Toekenning van een schadevergoeding zou dus alleen aan de orde zijn als vast staat dat [eiseres] terecht een claim op Essent heeft vanwege de gecorrigeerde meetgegevens. Dat valt echter onder de primaire grondslag van de vordering.
Buitengerechtelijke kosten
5.65.
[eiseres] vordert een bedrag van € 6.775,00 voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Zij baseert zich daarbij op het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Essent voert hiertegen aan dat het Besluit alleen van toepassing is op contractuele geldschulden. Dat is hier niet aan de orde, omdat de vordering primair is gebaseerd op Issue IC011b en subsidiair op onrechtmatige daad.
5.66.
Het verweer van Essent slaagt niet. [eiseres] vordert een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. Op dat punt heeft Essent gelijk. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal (te raadplegen op www.rechtspraak.nl), waarin voor een geval als dit is aangesloten bij het rapport Rapport Voor-werk II. Dat betekent dat wil er sprake zijn van afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten, het zal moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een – niet aanvaard – schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
5.67.
Uit de producties die bij de dagvaarding zijn gevoegd blijkt genoegzaam dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die toewijzing van het forfaitair gevorderde bedrag rechtvaardigen. Er is een sommatie en aansprakelijkstelling verstuurd door de raadsman van [eiseres] , er is gecorrespondeerd over de correctievoorstellen in 2016 en 2019 en er hebben besprekingen plaatsgevonden tussen partijen. Het bedrag van € 6.775,00 zal daarom in het eindvonnis worden toegewezen.
in reconventie
5.68.
[eiseres] heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie. Deze zal in het eindvonnis worden toegewezen zoals gevorderd.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 januari 2021voor het nemen van een akte door Essent over wat is vermeld onder 5.62, waarna de [eiseres] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang, mr. D.J. Hutten en mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020.