In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 17 december 2020, gaat het om een geschil tussen eisers, waaronder Probe ASP B.V. (handelend onder de naam Aviclaim), en Ryanair DAC, naar aanleiding van de annulering van vlucht FR3542 van Ibiza naar Eindhoven op 25 juli 2018. Eisers vorderen compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij van mening zijn dat zij recht hebben op financiële compensatie van € 250,00 per passagier. De eisers hebben hun vorderingsrechten overgedragen aan de ouders van minderjarige passagiers, maar Ryanair betwist de ontvankelijkheid van de vordering van eiser sub 1 op basis van een cessieverbod in hun algemene voorwaarden.
De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiser sub 1 niet rechtsgeldig is overgedragen, omdat het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair niet als onredelijk of oneerlijk kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de vordering van de minderjarige passagiers, vertegenwoordigd door hun ouders, wel ontvankelijk is. Ryanair voert aan dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid door een staking van het personeel, maar de rechtbank oordeelt dat Ryanair niet voldoende heeft aangetoond dat deze staking niet voorzienbaar was en dat zij geen invloed had op de annulering van de vlucht.
Uiteindelijk wordt de vordering van eisers sub 2 en 3 tot betaling van € 1.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af en verdeelt de proceskosten over partijen, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door kantonrechter G.J. Roeterdink.