ECLI:NL:RBOBR:2020:607

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
C/01/354825 / FA RK 20-216
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van psychogeriatrische cliënt

Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een psychogeriatrische cliënt, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. Het verzoek werd ingediend door het CIZ op 22 januari 2020, maar bij de indiening ontbrak een medische verklaring, wat in strijd was met de Wet zorg en dwang. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de medische verklaring op 23 januari 2020 alsnog is ingediend, waardoor de vormfout als hersteld werd beschouwd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat mr. E.J.L. Mulderink, en familieleden. De advocaat betoogde dat het verzoek afgewezen moest worden omdat niet voldaan was aan de formele vereisten en dat er onvoldoende bewijs was voor ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde echter anders en concludeerde dat de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, leidt tot ernstig nadeel, waaronder een aanzienlijk risico op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang.

De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk waren om het ernstig nadeel te voorkomen, aangezien de betrokkene 24 uur per dag zorg nodig heeft en zich verzet tegen opname. De rechtbank verleende daarom een machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 4 augustus 2020. Deze beslissing werd genomen in het belang van de betrokkene, gezien de ernst van de situatie en het progressieve verloop van haar aandoening. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/354825 / FA RK 20-216
Uitspraak : 4 februari 2020

Beschikking betreffende een rechtelijke machtiging tot opname en verblijf

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door het CIZ ingediende verzoek tot verlening van een rechterlijke machtiging als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat mr. E.J.L. Mulderink.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen bij de griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op
22 januari 2020, heeft het CIZ verzocht om ten aanzien van betrokkene een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf te verlenen voor de duur van zes maanden.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 23 januari 2020 , opgesteld en ondertekend door [naam] , psychiater;
- het indicatiebesluit van [datum] van het CIZ;
- de aanvraag van [datum] , ingediend bij het CIZ;
- het zorgplan van [datum] van [naam]
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 januari 2020 is de zaak verwezen naar de rechtbank Oost-Brabant vanwege het bestaan van een familierechtelijke betrekking tussen betrokkene en een medewerker van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 februari 2020 op het woonadres van betrokkene.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. E.J.L. Mulderink,
  • de dochter van betrokkene, [naam] ,
  • de zoons van betrokkene, [naam] en [naam] ,
  • de schoondochter van betrokkene, [naam] ,
  • de verpleegkundige van [organisatie] , [naam] .
Vervolgens is de beschikking bepaald op heden.

De standpunten tijdens de mondelinge behandeling

De advocaat van betrokkene bepleit tijdens de mondelinge behandeling primair het verzoek af te wijzen; subsidiair bepleit hij het verzoek toe te wijzen voor de duur van drie maanden.
De advocaat stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de formele vereisten waaraan het verzoek dient te voldoen, omdat bij indiening van het verzoek geen geneeskundige verklaring was overgelegd. Reeds dit maakt dat het verzoek moet worden afgewezen.
Voorts betwist de advocaat dat sprake is van ernstig nadeel. Er is onvoldoende gebleken dat de psychogeriatrische aandoening van betrokkene leidt tot gevaarlijke situaties. Dat betrokkene valt, is hinderlijk voor betrokkene zelf en voor de buren die klagen over geluidsoverlast, maar dat is onvoldoende om te concluderen dat dit ernstig nadeel meebrengt.
Indien het verzoek toch wordt toegewezen, acht de advocaat een duur van drie maanden redelijk. Hij verwacht dat betrokkene binnen drie maanden gewend zal zijn op haar nieuwe verblijfplaats waardoor een vervolgmachtiging tot opname en verblijf niet meer nodig zal zijn.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat zij in haar huidige woning wil blijven wonen. Zij ziet haar kinderen regelmatig en de verzorgenden van [organisatie] komen regelmatig langs. Zij gaat niet meer alleen naar buiten, omdat zij niet meer zelfstandig kan opstaan als ze valt. Op de vraag van de rechter waarvoor de knop dient die om de pols van betrokkene zit, antwoordt betrokkene dat zij dat niet weet.
De verpleegkundige deelt tijdens de mondelinge behandeling mee dat zij driemaal per dag bij betrokkene langsgaat. De zorgen over betrokkene nemen toe. Het komt voor dat betrokkene niet weet dat ze op de alarmknop die om haar pols zit moet drukken wanneer ze gevallen is. Elke keer als betrokkene valt, gaat het wat slechter met haar. De verpleegkundige maakt zich steeds zorgen over hoe zij betrokkene in de ochtend zal aantreffen. Een verdere uitbreiding van de thuiszorg is niet mogelijk.
De dochter, zoons en schoondochter van betrokkene ondersteunen het verzoek van het CIZ.
De dochter komt dagelijks bij betrokkene en de zoons en schoondochter komen meerdere keren per week. Ook voor hen is de grens bereikt van wat zij aan betrokkene kunnen bieden qua hulp. Zij zijn het er met elkaar over eens dat de zorg die in de thuissituatie van betrokkene geboden kan worden niet meer toereikend is. Het probleem is dat betrokkene niet in een verzorgings- of verpleeghuis wil wonen. Voor betrokkene is in de buurt van haar huidige woning (binnenkort) een plek beschikbaar bij [organisatie] , zo hebben zij vernomen.
Inzake de later toegezonden medische verklaring deelt de dochter mee dat na indiening van de aanvraag bij het CIZ bleek dat niet bekend was welke organisatie een onafhankelijke arts moest aanwijzen. Hierdoor heeft het enige tijd geduurd voordat de medische verklaring is opgesteld.

De beoordeling

Door organisatorische omstandigheden is het niet mogelijk gebleken om bij het verzoek, zoals de Wet zorg en dwang voorschrijft, direct een medische verklaring over te leggen. In het verzoekschrift is echter aangegeven dat de verklaring op een later moment toegezonden zal worden en het verzoek is ingediend op 22 januari 2020, dus kort voordat de wettelijke termijn voor indiening zou verlopen.
Vervolgens is op 23 januari 2020 de medische verklaring opgesteld en aan de rechtbank toegezonden, waarmee de rechtbank deze vormfout als hersteld beschouwt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer, waarbij sprake is van geleidelijk progressieve ernstige stoornissen in oriëntatie in tijd, plaats en persoon en voorts geheugen- en inprentingsproblemen, waardoor onder andere haar zelfredzaamheid en zelfzorg ernstig zijn verstoord. Betrokkene heeft daarbij geen enkel ziektebesef.
De rechtbank is - anders dan de advocaat van betrokkene - van oordeel dat deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat hierin dat sprake is van (een aanzienlijk risico op):
  • ernstig lichamelijk letsel van betrokkene,
  • maatschappelijke teloorgang en uitstoting in de woonomgeving,
  • verlies van de menselijke waardigheid en
  • financiële schade voor betrokkene.
Uit de medische verklaring, de overige stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene in de afgelopen maanden meerdere keren is gevallen. Zij gebruikte dan niet de alarmknop aan haar pols en lag urenlang in hulpeloze toestand op de grond, waarbij haar incontinentie heeft geleid tot extra zorgwekkende situaties. Daarbij komt dat betrokkene lijdt aan angsten en hallucinaties. Ten slotte is zij vorig jaar in haar woning bestolen van haar sieraden door een babbeltruc aan de deur.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om dat doel te bereiken. Mantelzorgers en thuiszorg hebben de grens bereikt van wat zij kunnen bieden en betrokkene heeft 24 uur per dag zorg nodig op alle gebieden van haar dagelijks leven.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang, welke machtiging de rechtbank noodzakelijk acht.
Gezien de ernst van de zorgen en het progressieve verloop van de aandoening ziet de rechtbank geen aanleiding om een machtiging te verlenen voor een korte duur dan 6 maanden. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden en geldt dus tot en met 4 februari 2020.

Beslissing:

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] , [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 augustus 2020;
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Lammers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 4 februari 2020. Deze beschikking is op 5 februari 2020 op schrift gesteld.
Conc: SvdB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.