Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een psychogeriatrische cliënt, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. Het verzoek werd ingediend door het CIZ op 22 januari 2020, maar bij de indiening ontbrak een medische verklaring, wat in strijd was met de Wet zorg en dwang. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de medische verklaring op 23 januari 2020 alsnog is ingediend, waardoor de vormfout als hersteld werd beschouwd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat mr. E.J.L. Mulderink, en familieleden. De advocaat betoogde dat het verzoek afgewezen moest worden omdat niet voldaan was aan de formele vereisten en dat er onvoldoende bewijs was voor ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde echter anders en concludeerde dat de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, leidt tot ernstig nadeel, waaronder een aanzienlijk risico op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang.
De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk waren om het ernstig nadeel te voorkomen, aangezien de betrokkene 24 uur per dag zorg nodig heeft en zich verzet tegen opname. De rechtbank verleende daarom een machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 4 augustus 2020. Deze beslissing werd genomen in het belang van de betrokkene, gezien de ernst van de situatie en het progressieve verloop van haar aandoening. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.